Direct naar artikelinhoud
ConcertrecensieAngèle

Wat Angèle in het Sportpaleis doet, is veel groter dan ons land en toch blijft het van de belgitude barsten ★★★★☆

Angèle in het SportpaleisBeeld Alex Vanhee

Angèle speelde zaterdag in het Sportpaleis haar grootste zaalshow tot nu toe. In België dan toch, want vorige week stond ze nog voor 35.000 man in de Parijse La Defénse Arena. En de dag erna nog eens. Een normaal mens doet het van die cijfers los in de broek, maar de Brusselse trok om luttele seconden voor negen uur haar glittershort nog eens op en liet haar landgenoten horen wat dat is, popmuziek.

De schim die op de eerste noten van ‘Plus de sens’ van de trap kwam, had iedereen kunnen zijn. Ariana Grande, Rihanna, Beyoncé: het was met die allure dat ze daar stond. De illusie duurde tot de eerste bindtekst. ‘Goedenavond, Antwerpen! Comment ça va ce soir?’ Dat kan alleen maar Angèle Van Laeken zijn, het fraaiste communautaire compromis in dit land sinds het Egmontpact.

Sinds haar eerste officiële concert in de Botanique, bijna dag op dag zes jaar geleden, is elk jaar het jaar van Angèle geweest en 2022 doet niet onder. Ze bracht de uitgebreide versie van haar tweede album ‘Nonante-Cinq’ uit, naast het Sportpaleis boekte ze maar liefst vier keer Vorst Nationaal en in Frankrijk toerde ze dus uitgebreid langs de grote arena’s. Angèle haalt de cijfers om die bakken te vullen, maar niet al haar liedjes zijn ervoor geschikt - het knarsen dat je hoort, is het geluid van een kerk waarin gevloekt wordt. Wat ik daarmee bedoel, is dat ik een song als ‘Tu me regardes’, vroeg in de set, veel mooier vind in de lichte, kwikzilveren plaatversie dan met een baslijn die klinkt als artillerievuur en een drummer die zijn job doet op steroïden.

De groep, met nog een gitarist en een toetsenist, overtroefden in de eerste nummers zelfs Angèles frêle stem. Het verklaart misschien waarom ze tussen twee dansjes in al eens een noot niet haarzuiver pakte. Van de notenbalk vallen deed ze wel nooit. Vergelijk het met Cristiano Ronaldo die een paar pasjes breed speelt om erin te komen, maar dan met een goal z’n team naar de h... sorry, slecht voorbeeld.

Tot daar het slechte nieuws, dat over details gaat en zich beperkte tot het begin van de avond. Daarna ging het van goed naar boeiend naar bij momenten verbluffend. Aan Angèle leren hoe je een goede popshow maakt is zoals Neymar leren voetb... wéér een slecht voorbeeld. Elke start, stop en dansroutine is tot op de seconde doorgerepeteerd en toch voelt geen enkel nummer als een nummertje. Visueel verrast het concert meer dan genoeg, met hologrammen en 3D-projecties (‘Perdus’) of met een zangeres die voor de visuals op het grote scherm zelf begint te filmen (‘Amour, haine & danger’).

‘Ta reine’ spreekt over love, zegt ze, en verrukt wikkelt de zangeres zich in de veelkleurige vlag der lesbiennes. Ik denk aan de vele jonge kinderen in de zaal, veelal meisjes, die na het concert aan hun ouders zullen vragen waarvoor die kleuren staan en hoe belangrijk het antwoord voor sommigen zou kunnen zijn. Zelf kreeg Angèle de kans niet om op haar eigen tempo aan de wereld te vertellen dat ze op vrouwen valt, met dank aan een Franse presentator die haar zonder te vragen outte. Ook zonder die kennis is het statement sterk in zijn ongedwongenheid, zo krachtig als het koddig is.

Nog meer kleine knipogen in de visuals: gifgroen licht in ‘Jalousie’, haar hondje Pepette die op wolkjes voorbij komt drijven tijdens ‘Oui ou non’ en getekende krokodilletjes als ‘Tout oublier’ passeert - de kroko is het lievelingsdier van haar broer en duetpartner Roméo Elvis, die in Antwerpen verstek gaf. Ook geen Damso zoals in Parijs, laat staan Dua Lipa, maar gelukkig is er Tamino, die Angèle uitnodigde op zijn laatste plaat ‘Sahar' voor ‘Sunflower’. Met het tedere, naar Cohen smakende nummer sluiten de lotus van Linkebeek en de Mortselse farao een rustiger deel af, waarin Angèle enkele nummers solo op piano speelt.

‘Tempête’ baadt dankzij een extra projectiedoek in wervelstormen en banbliksems, Angèle ruilt haar rode top in voor een zilveren ensemble en dan begint ze pas echt de hits per kilo te verpatsen. Eerst ‘Libre’, ‘Flou’ en ‘Fever', daarna ‘Balance ton quoi’: van haar Franse bindtekst verstond ik niet alles, maar het laatste woord was patriarchat. Dat woord kunnen de jongedames voor me, niet ouder dan een jaar of zes, onmogelijk kennen, maar ze zingen wel mee met al het Frans dat ze in zich hebben en je ziet dat de muziek hen doet gloeien tot in de wortels van hun paardenstaarten.

‘Démons’, het eerste van twee bisnummers, is zoals iemand als Angèle haar concerten af hoort te sluiten: fors, stoer en werelds. ‘Bruxelles je t’aime’ is de onvermijdelijke laatste en is óók typisch zij: guitig, koket en Brussels, al tuimelen er ook Luikse wafels over het scherm. Vrouw van de wereld en meisje uit de hoofdstad, Angèle blijft de twee rollen combineren zonder zweetdruppels op het voorhoofd. Zelfs niet na twee uur optreden, trouwens. Hoeveel Belgen krijgen die tijd om met alleen maar eigen werk? Hoeveel artiesten tout court, zonder ergens te vervelen? Wat Angèle hier doet, is veel groter dan ons land en toch blijft het van de belgitude barsten, met haar schattige bindteksten in afwisselend het Nederlands, Engels en Frans als kers op de wafel.