Direct naar artikelinhoud
InterviewLust & liefde

‘Na de zomer was ze doodop en zei: ‘Ik heb alles in mijn leven verbeterd – beter werk, betere relatie – maar ik voel me niet beter’’

‘Na de zomer was ze doodop en zei: ‘Ik heb alles in mijn leven verbeterd – beter werk, betere relatie – maar ik voel me niet beter’’
Beeld Sammy Slabbinck

Daniël (59) viel voor een pas gescheiden vrouw die hij al jaren kende van in de loopclub. De liefde was wederzijds, maar na een hemels jaar begon haar rugzak zwaar door te wegen. ‘Ik heb alles verbeterd,’ zei ze, ‘maar ik voel me niet beter.’

“Eigenlijk kende ik haar al vijftien jaar vanuit mijn ooghoeken. Ik train in mijn vrije uren lopers, en wanneer ze het tempo niet kon bijhouden, vroeg ik haar om naast mij te komen lopen, dan konden wij en niet de groep achter ons de snelheid bepalen. Op die manier hadden we weleens wat woorden gewisseld, maar niet meer dan woorden. En toch raakte het me toen ik op een dag haar man hoorde zeggen dat ze uit elkaar gingen. Een plotselinge warmte welde op en ik hoopte dat ze als het ware de hoek om zou komen lopen zodat ik haar een knuffel kon geven. Die wonderlijke urgentie contact te zoeken bleef in de dagen erop en ik besloot haar een mail te sturen, waar ze onmiddellijk op reageerde. We spraken af op een terras. Het was mei 2018, prachtig weer – die hele zomer zou het speciaal voor ons altijd mooi weer zijn. Ze vertelde en vertelde in een vloeiende mono­loog, hoe moeilijk de relatie met haar man was geweest en hoeveel moeite ze had om alle losse delen van haar leven verbonden te houden. Ze zei: mijn hersenen geven me geen enkele beloning als ik een taak heb afgerond, dus rond ik liever niks af. Haar stem was vrolijk en analyserend, ze was psycholoog en kon alles goed uitleggen. Als iemand met humor kan uitleggen dat haar leven één chaos is, voel je je toch veilig.

“Op een maandagavond kwam ze langs na haar wekelijkse wandeling met vriendinnen. We hadden elkaar toen al een paar keer gezien, maar ik was 56 en zij 41 en ik wist nog steeds niet of ze in mij een grote broer zag of een mogelijke minnaar. Voor het aanrecht maakte ik onhandig thee. Ik gaf haar een snelle kus op haar wang, schrok van haar verraste blik en wilde alweer doorlopen toen ze me bij een arm pakte en me begon te kussen. Ze had een grote bos krullend rood haar en een smal wit gezicht waarop nauwelijks ruimte was voor haar brede glimlach en ik werd zo verliefd op haar, zo feestelijk verliefd was ik nog nooit geweest. En zij ook. Tweeënhalve week na onze eerste terrasafspraak begon onze relatie. Voor haar drie kinderen van 4, 8 en 9, die tijdens mijn eerste bezoekje als drie nieuwsgierige apenkoppen hun hoofd om de voordeur hadden gestoken, werd ik een soort vader. Ik weet nog hoe de jongste mij meteen al meelokte naar haar kamer en vol triomf een scheet liet, hoe de oudste in de maanden erop telkens bleef vragen of ik die dag nog zou komen. Andersom was mijn dochter ook graag bij hen. Maar mijn vriendin bleef de weg kwijt in haar leven. Ze koorddanste over de losse eindjes, haar huis was vaak een rommel en de administratieve rompslomp rond de dossiers van haar geliefde cliënten had niet bepaald haar prioriteit. ‘Ik kan gewoon goed in het moment leven’, zei ze. ‘Als ik bij jou ben, bestaat mijn werk niet. Er is veel wat niet goed gaat met mij. Maar als jij dat oké vindt: dit is wie ik ben.’

“Tijdens een van haar lange verhalen raakte ik haar voet aan zoals je een kat aait, quasi gedachte­loos, met een vlakke hand kort over haar wreef. Voeten zijn lelijk, maar de hare aanbad ik. Ik kende genoeg geordende vrouwen met een kantoorbaan die een pintje met me wilden drinken en over literatuur wilden praten, maar wat was deze vrouw verrukkelijk anders. Ik heb nog een foto van haar in Musée d’Orsay in Parijs. Ze straalde. Een jaar lang bleef het hemels. Langzaam raakte ik aan het geluk gewend. Ze was geregeld depressief maar nooit deprimerend gezelschap. We hielden elkaars hand vast, kusten, stuurden elkaar talloze berichtjes, ik werd begeerd.

“Maar ineens veranderde dat en sloeg haar grote liefde om in boosheid. Het handen vasthouden bleef wel, het kussen ook, net als de incidentele mooie momenten. Maar dat waren holle gebeurtenissen vergeleken met ervoor. Want de liefde die dit alles had veroorzaakt, was weg. Het was schrikbarend om te zien hoe ze als psycholoog heel goed in staat was bepaalde symptomen van haar ‘losgezongen zijn’ om te buigen tot sociaal wenselijk gedrag. Als je dat lang doet, ga je steeds meer naast jezelf leven. ‘Ik ben mijn gevoel kwijt’, zei ze toen ik ernaar vroeg. En ik kon honderd keer zeggen dat ze alle ruimte kon nemen die ze nodig had, maar nu de eerste grote verliefdheid voorbij was, bereikte ik haar steeds minder. Ze begon te verwijten dat ik haar manipuleerde. Dan zei ik bijvoorbeeld: ik wil je graag zien, maar als het je vanavond niet uitkomt, prima. En zag zij in het eerste deel van die zin een aanstootgevend bewijs voor manipulatie. ‘Je doet alsof je me mijn vrijheid gunt, maar intussen probeer je me toch over te halen.’

“Zo snel als de liefde verdween, zo plots was ze er weer. Na vijf weken leek ze te ontwaken en zei geschrokken: ‘Wat was ik boos.’ ‘Nee,’ zei ik, ‘je was verdwenen.’ ‘Ja,’ zei ze, ‘het had wel uit kunnen zijn.’ Lang duurde haar nieuwe sprankelende verliefdheid niet. Na de zomer van 2020 was ze doodop en zei: ‘Ik heb alles in mijn leven verbeterd – beter werk, betere relatie – maar ik voel me niet beter.’ Kort daarop waren we bij haar thuis. Ze had gewandeld en ging in de zetel zitten. Haar gezicht had een maskerachtige uitdrukking en hield het midden tussen dat van een clown en iemand met alzheimer. ‘Waar is de vrouw op wie ik verliefd werd?’, vroeg ik. ‘Die is er niet meer’, antwoordde ze zonder enige pathetiek. Haar openhartigheid en overgave hadden haar uitgeput en verzwakt.

“Eén keer heb ik haar daarna nog gezien. Ze belde aan. En alsof dat aanbellen niet pijnlijk genoeg was, had ze een grote tas in haar armen waaruit mijn hoofdkussen stak en het schaakbord waarmee ik haar zoon had leren schaken. Ze bracht alles terug. ‘Hoe is het?’, vroeg ik. Ze was verstijfd en zag eruit alsof ze tot haar eigen ontsteltenis in de ogen van een vreemde keek.”