De Westsluis in Terneuzen (archieffoto)
James Arthur Photography

Oesters blokkeren sluisdeuren in Terneuzen, tientallen schepen kunnen haven van Gent moeilijk in of uit

Tientallen schepen hebben hinder ondervonden om de haven van Gent in of uit te varen. Dat had te maken met een probleem met de Westsluis in Terneuzen in Zeeland. Een aangroei van Japanse oesters blokkeerde daar de sluisdeuren. Het probleem is intussen verholpen.

Dat oesters zich op harde oppervlakten nestelen, is op zich niet ongebruikelijk, zegt woordvoerder Jan Seys van het VLIZ, het Vlaams Instituut voor de Zee. “Ook in onze kusthavens kent men dat probleem. De oesters groeien er op allerlei harde substraten tussen de hoogwater- en de laagwaterlijn." 

"De oesters kunnen echt serieuze riffen bouwen: ze settelen zich op havenmuren, strandhoofden of sluizen. De oesters die tot 40 cm groot kunnen worden, groeien op elkaar en vormen zo heel dikke korsten die inderdaad blokkerend kunnen werken.”

Exoot met opzet uitgezet in de jaren 60

De Japanse oester is – zoals de naam doet vermoeden – een exoot. De soort werd in de jaren 60 in onze contreien geïntroduceerd. Destijds waren er problemen met de Europese platte oester. Die soort was door een combinatie van overbevissing in de 19e eeuw in de zuidelijke Noordzee, een parasiet en de strenge winter van 1963 zo goed als uitgeroeid.

De kwekers bij ons dachten de nieuwe oestersoort wel de baas te kunnen, maar dat was dus buiten de Japanse oester gerekend. In tegenstelling tot de Europese platte oester die de bevruchting binnenskamers houdt, laat de Japanse oester zijn eitjes in het water vrij. Die worden daar bevrucht en de larven drijven nog een hele tijd met de stroming mee door het water, tot ze een schelpje vormen, naar beneden dwarrelen en zich op een harde ondergrond vastzetten.

Als je dus vandaag oesters koopt is de kans heel groot dat het dezelfde soort is als die op de sluisdeuren groeit. “De merknamen Zeeuwse, Bretonse oesters, … eigenlijk zijn dat allemaal dezelfde Aziatische oesters. De soort heeft zich zeer goed verspreid. Vandaag probeert men wel met allerlei beschermingsmaatregelen de Europese oester terug te krijgen en dat lukt redelijk. Maar de Japanse oester blijft massaal aanwezig.”

Het mysterie van de Westerschelde

Vraag is dan wel hoe de Japanse oester zo ver in de Westerschelde beland is. De Japanse oester gedijt vooral in zout water, in de Westerschelde is het water net brak. “De Japanse oester houdt van zeewater, een beetje van brak water maar helemaal niet van zoet water. Mogelijk heeft de combinatie van hogere temperaturen en minder zoet water tot de grote aanwas geleid.”

Tijdens warme, droge zomers valt er immers minder regen en stroomt er dus minder zoet rivierwater richting de zee. Daardoor kan de zoutwatertong uit de zee dieper doordringen in de Westerschelde en wordt de Westerschelde interessanter als biotoop voor de Japanse oester.

Lekker bij het aperitief?

Theoretisch zou je ze kunnen opeten, want het gaat om net dezelfde oester als de Zeeuwse of Bretonse oester. “Maar ik zou niet eten van die wilde oesters uit de Westerschelde of een ander havengebied”, zegt Seys. “Wildpluk is in ons land verboden. Bovendien worden die oesters niet gecontroleerd op voedselveiligheid, vervuilende stoffen of bacteriën. Je wil er tenslotte ook niet ziek van worden.”

Jan Seys (VLIZ) over hoe de Japanse oester in de Westerschelde terechtkwam

Meest gelezen