Direct naar artikelinhoud
InterviewAntropoloog James Suzman

‘Het meritocratische idee dat talent in combinatie met hard werk altijd loont, klopt in onze economie niet meer’

James Suzman: ‘Onze relatie met werk is volkomen verknipt’.Beeld RV, Unspash/Israel Andrade

‘Onze relatie met werk is volkomen verknipt’, aldus James Suzman, antropoloog aan de Universiteit van Cambridge. Dat hard werken in onze natuur zit, klopt volgens hem niet. Die mythe is ontstaan in de tijd dat de mens met landbouw begon, toen hard werken inderdaad meer opleverde. Maar voor mensen in loondienst gaat die redenering al eeuwen niet meer op. Toch blijft onze maatschappij productiviteit propageren, op weg naar het idiote en gevaarlijke walhalla van de eeuwige groei.

James Suzman (52) trok sinds de jaren 90 geregeld naar de Kalahari-woestijn in Namibië voor onderzoek. Hij verbleef er bij de Ju/’hoansi: een stam die tot ver in de 20ste eeuw heeft geleefd als jager-verzamelaars. De stamleden werken erg weinig en hechten veel belang aan relaxen, samen aan een vuurtje zitten, praten en muziek maken. ‘In het Westen leven we om te werken, bij hen is het andersom,’ vertelt Suzman. Hoe is het zover kunnen komen, vroeg hij zich af, waarop hij een boek schreef: Werk. Een geschiedenis van de bezige mens.

James Suzman: “Ik heb zelf een zekere neiging tot luiheid – ik heb een tijdje in de privésector gewerkt, maar ben na een paar jaar gevlucht, omdat ik de druk ondraaglijk vond. Ik was dus meteen gefascineerd toen ik zag hoe relaxed de Ju/’hoansi tegen werk aankeken. Als ze werkten, deden ze dat met een duidelijk doel voor ogen: eten zoeken, een huis repareren. Daarvoor hadden ze wekelijks zo’n vijftien uur nodig. Het interessante is dat de beroemde econoom John Maynard Keynes zowat een eeuw geleden, toen hij voorspelde dat het economische utopia niet veraf was, óók dacht dat we op weg waren naar een werkweek van vijftien uur. Volgens hem zouden de technologische vooruitgang en kapitaalgroei ons op een punt brengen dat er genoeg welvaart was voor iedereen, zodat we niet meer zoveel hoefden te werken en veel meer tijd zouden hebben om te doen wat we graag doen.”

Daar zijn we duidelijk niet geraakt.

Suzman: “Precies. We werken ons te pletter, uren aan een stuk, vaak zonder een duidelijk doel voor ogen – behalve dan geld verdienen. We durven niet te luieren, omdat onze cultuur ons heeft ingeprent dat hard werken een deugd is en luiheid een zonde. De Ju/’hoansi begrepen daar niets van toen ze eind jaren 90 de reguliere arbeidsmarkt betraden, omdat de boeren in Namibië nood hadden aan nieuwe werkkrachten. De Ju/’hoansi hebben een totaal andere relatie met werk. Wij westerlingen worden allemaal gegijzeld door de toekomst. Als ik straks mijn hypotheek maar afbetaald krijg, denken we. Of: als ik straks maar genoeg pensioen heb. En: als ik hard werk, sta ik straks hoger op de carrièreladder. Er is altijd iets in de toekomst waarover we ons zorgen maken. De Ju/’hoansi werken alleen om te voorzien in hun basisbehoeften: hebben ze honger, dan zoeken ze eten.”

Zij geloofden dat dat altijd wel zou lukken.

Suzman:“Ja! Dat is de kern van de zaak. De Ju/’hoansi organiseerden hun leven rond de aanname dat er een overvloed is aan middelen. Ze vertrouwden erop dat de natuur rijk genoeg was om hun alles te geven wat ze nodig hadden – wat meestal ook zo was. Ze waren niet bang voor schaarste, zoals wij.”

Onze angst stamt volgens u uit de tijd dat jager-verzamelaars op een vaste plek gingen wonen om aan landbouw te doen.

Suzman: “Inderdaad. Op het veld werk je voor voedsel dat er pas een jaar later zal zijn, dus moet je vooruitkijken, plannen, overschotten opslaan. Samen met de landbouwrevolutie ontstond ook de angst voor een mislukte oogst, maar die angst was de jager-verzamelaars vreemd. Als hevige regen niet goed was voor de ene plantensoort, was er altijd wel weer een andere soort die er wel bij vaarde. En als de natuur even iets minder overvloedig was, dan wachtten ze geduldig op betere tijden. Maar als je zoals in de landbouw slechts op één gewas inzet, is een mislukte oogst een ramp. Dat bracht stress met zich mee, en die zit vandaag nog steeds diep verankerd in onze cultuur.”

Waarom is de voorspelling van Keynes over de vijftienurige werkweek niet uitgekomen?

Suzman: “Voor een groot stuk omdat we ons nog stééds gedragen alsof er schaarste is, ook al is er overvloed. Kapitalisme is eigenlijk schaarste-denken tot de zevende macht: we trachten zoveel mogelijk overschotten te verzamelen, om elke vorm van schaarste voor te zijn. De technologie verschaft ons nu de rijkst gevulde supermarkt uit de menselijke geschiedenis, en toch blijft onze economie draaien rond schaarste, en bijgevolg concurrentie. Dat komt doordat schaarste een relatief begrip is.”

Wat bedoelt u?

Suzman: “Schaarste gaat vaak over niet hebben wat de ander heeft. We streven als mensen in een gemeenschap instinctief altijd naar gelijkheid. De Ju/’hoansi richten hun leven in op basis van wat zij ‘heftig egalitarisme’ noemen. Ik nam eens een zak tabak mee voor een oud stamlid, en die zei me: ‘Kun je de volgende keren telkens kleine plukjes tabak meebrengen, want dit grote pak ga ik moeten delen.’”

Hij zocht dus een manier om niet te moeten delen?

Suzman:(lacht) “Inderdaad. Hun egalitaire organisatie is ook de optelsom van mensen die allemaal uit eigenbelang handelen. Ze delen alles, omdat niemand zin heeft in jaloezie. Stamleden met charisma zullen hun natuurlijke gezag trouwens ook alleen maar heel voorzichtig laten gelden, want spot is een belangrijk wapen om hun systeem van gelijkheid in stand te houden. Stel dat iemand een grote giraf heeft neergeschoten, dan zal iedereen tegen hem zeggen: ‘Wat een waardeloze buit is dat! Dat vlees stinkt. Ik zou het zelfs niet aan mijn schoonmoeder willen geven.’ De jager moet dat laten gebeuren. Hij moet nederig blijven. Ze doen dat om, zoals zij het noemen, de harten van jonge mannen af te koelen. Zodra iemand te veel succes heeft, moet hij op zijn plaats worden gezet. Anders wordt zo iemand grof en onaangenaam.”

Geweldig! Dat ga ik op mijn werk ook eens proberen.

Suzman: (lacht) “We kunnen er in ieder geval wel iets van leren, want beschavingen zoals die van de Ju/’hoansi hebben honderdduizenden jaren bestaan. Ze waren evolutionair trouwens veel succesvoller dan de onze. Wij streven ook wel naar gelijkheid, maar niet door rijke mensen te dwingen om te delen. Wel door te streven om evenveel te hebben.”

Verheerlijkt u het bestaan van jager-verzamelaars niet een beetje?

Suzman: “Hun leven was zeker zwaar en moeilijk. En de Ju/’hoansi willen nu ook niet meer leven zonder paracetamol of hun gsm. Maar het is waardevol om even stil te staan bij hoe wij maar vijf minuten echt blij zijn als we de nieuwe iPhone hebben. Daarna vinden we het alweer gewoon en willen we iets nieuws.

“Het gaat ook helemaal niet goed met de Ju/’hoansi. Ze zijn gemarginaliseerd. Ze worden bosjesmannen genoemd, en als lui bestempeld. Ze kunnen maar niet wennen aan het concept ‘werken voor geld’. En dat acht uur per dag? Dat vinden ze helemaal raar.”

'Het is pervers hoe zorgverleners - die het hardst werken en zinvol werk leveren - het minst worden betaald.'Beeld rv

BULLSHITJOBS

Het geloof dat hard werken loont, is volgens u ook een restant van de landbouwrevolutie.

Suzman: “Inderdaad. Voor een boer was er destijds een duidelijk verband tussen de hoeveelheid werk die hij verzette en de beloning. De boer die het langst zijn akkers ploegde, kreeg het beste resultaat. We hechten nog steeds aan het idee dat we méér beloond zullen worden als we ons harder uitsloven. Maar intussen is dat totale onzin.”

Dat begint gelukkig door te dringen. Steeds meer werknemers zijn boos, omdat zij zich te pletter werken terwijl de bazen en aandeelhouders er met het geld vandoor gaan.

Suzman: “Ja. Dat mensen nu massa’s rijkdom kunnen vergaren, is krankzinnig. Vroeger was geld louter een ruilmiddel. In de beschrijving van zijn utopia dacht Keynes dat de liefde voor geld als bezit een walgelijke ziekelijkheid zou worden, en dat mensen die daarnaar streefden geen lof, maar hoon zouden oogsten.”

Uw broer werkt voor Bill Gates. Dat moet boeiende gesprekken opleveren tijdens familiefeesten.

Suzman: (lacht) “Hij werkt voor de Gates Foundation en mag dus voornamelijk Bills geld weggeven. Steeds meer multimiljonairs beseffen dat het pervers is zoveel geld te bezitten. Zelfs Amazon-baas Jeff Bezos heeft aangekondigd dat hij in de loop van zijn leven zijn gehele fortuin zal weggeven.”

Zoals de 100 miljoen dollar die hij onlangs aan Dolly Parton schonk?

Suzman: “Oké, maar de meeste miljardairs, zoals Gates, proberen het wel op een fatsoenlijke manier te doen.

“We zullen ons alleszins ooit moeten bevrijden van onze ideeën over schaarste en geld, want die hebben tot absurde ongelijkheid geleid. Tot pakweg 1980 bestond er een stabiele relatie tussen arbeidsproductiviteit en verloning. Groeide de economie, dan stegen de lonen evenredig mee. In 1980 verdiende een CEO van een Amerikaans bedrijf dertig keer het jaarsalaris van een gemiddelde werknemer. In 2015 was dat al driehonderd keer. Nu verdienen werknemers verhoudingsgewijs minder dan veertig jaar geleden, en moeten ze soms twee jobs doen om uit de kosten te raken. Ik moet lijdzaam toezien hoe sommige van mijn briljantste studenten hier in Cambridge aan de slag gaan bij bedrijven als Goldman Sachs, waar ze spreadsheets met cijfers vullen, terwijl ze eigenlijk liever leraar waren geworden. Maar sinds de biotechbedrijven in Cambridge zijn neergestreken, is er geen academicus meer die hier een huis kan betalen. Ik ook niet.”

Ik heb nooit begrepen dat we die belachelijk hoge lonen voor CEO’s goedpraten door hun een zogenaamd uitzonderlijk talent toe te dichten.

Suzman: “Om de reusachtige loonverschillen te rechtvaardigen, werd in 1998 de mythe van de topmanager in het leven geroepen. Die waren hun exuberante loon waard, want ‘hun talent is schaars en als wij dat loon niet betalen, gaan ze bij de concurrentie aan de slag’. Dat verhaal bleek later verzonnen door het consultancybureau McKinsey, dat bedrijven waarschuwde voor een komende war on talent. Met hulp van McKinsey konden bedrijven die oorlog winnen, want zij konden dat felbegeerde talent wél aanleveren, als een bedrijf daarvoor de juiste prijs wilde betalen. Topbedrijven hielden die mythe daarna uit eigenbelang zo lang mogelijk in stand.

“Het meritocratische idee dat talent in combinatie met hard werk altijd loont, klopt in onze economie niet meer. Waar je wordt geboren, is een betere voorspeller voor je succes.”

We leven om te werken, en dat komt mede doordat we onszelf zijn gaan identificeren met ons werk. We denken: wie ben ik nog zonder mijn job?

Suzman: “Dat is zo. Werk geeft ons een identiteit en sociale status. Dat is opnieuw een erfenis van de agrarische revolutie. Op een bepaald moment begon landbouw zodanig veel voedsel op te brengen dat niet langer iedereen op het land moest werken. Mensen gingen in steden wonen en begonnen hun energie en creativiteit te richten op nieuwe ambachten en beroepen. Omdat ze de saamhorigheid van de gemeenschap op het land misten, zochten ze die bij vakgenoten: bakkers bij bakkers, smeden bij smeden – zo zijn de gildes ontstaan, en nu zijn er nog altijd mensen die Smid heten omdat hun voorouders dat beroep hebben uitgeoefend.

“Maar weet je wat zo pijnlijk is? Het merendeel van de mensen identificeert zich wel met zijn job – vanwege de status en de centen die eraan vasthangen – maar doet dat werk eigenlijk niet graag. We hebben allemaal nood aan zin. De mens is een wezen dat zich doelgericht wil bezighouden. Als de Ju/’hoansi na twee dagen intensief jagen met een grote buit thuiskwamen, waren ze helemaal vervuld – jagen is fysiek, intellectueel en emotioneel uitdagend. In onze maatschappij zien we iets anders: veel mensen worden ziek omdat hun werk zo strontvervelend en zinloos is. We werken voort, want van jongs af aan horen we dat hard werken goed is, maar de waarheid is dat heel veel jobs eigenlijk onnodig zijn. Mensen voelen dat.”

‘Bullshit jobs’ noemde antropoloog David Graeber ze, uitgevonden om mensen aan het werk en de economie draaiende te houden.

Suzman: “Inderdaad, want door de enorme stijging van de productiviteit door technologie is er eigenlijk minder werk dan vroeger. Maar in plaats van onze kijk op werk te herzien, verzonnen we gewoon jobs bij. Aan de California State University steeg het aantal managers van 3.800 in 1975 naar 12.182 in 2008, terwijl het aantal docenten in diezelfde periode maar van 11.614 naar 12.019 steeg. In het Verenigd Koninkrijk zijn de inschrijvingsgelden aan de universiteit sinds 1998 met 900 procent gestegen. Het argument daarvoor is de steeds duurder wordende administratie. Ook in de zorgsector moeten dokters nu allemaal overbodige papieren invullen, terwijl ze zich liever over patiënten zouden ontfermen.”

Veel mensen voelen dat hun werk eigenlijk overbodig is, en dat vreet aan ze.

Suzman: “Onderzoek leert dat maar één op de tien Europeanen plezier, voldoening en zingeving uit zijn job haalt. Zeven op de tien geven hun werkgever wel hun tijd, maar niet hun passie. Ze doen hun werk keurig en zijn blij dat ze op tijd naar huis kunnen. En twee op de tien, tot slot, vinden hun werk zo vervelend dat ze ook nog eens proberen het werk van hun collega’s te ondermijnen. Zover is het dus gekomen.

“Het ergste is dat mensen die wél zinvol werk doen, minder dan wie ook worden beloond. Die omkering is pervers: zorgverleners en leraars werken het hardst en leveren zinvol werk, maar worden daarvoor afgestraft. Vaak beginnen ze vanuit een roeping aan hun carrière, maar we organiseren onze economie op zo’n manier dat ze constant worden ontmoedigd.”

REVOLUTIE

We zijn op een kantelmoment aangekomen, zegt u. Onze ideeën over werk zijn aan vervanging toe.

Suzman: “Daar hoop ik in ieder geval toe bij te dragen met mijn boek. Ik wil mensen laten inzien dat je ook helemaal anders naar werk kunt kijken, aantonen dat de drang om steeds productiever te zijn niet in onze natuur zit, en dus veranderlijk is. We kunnen, als we willen, onze economie helemaal anders organiseren.”

Hoeveel uur per dag werkt u?

Suzman: (lacht) “Echt geconcentreerd werken doe ik niet meer dan drie uur per dag. Maar ja, wat is werk? Doelgericht actief zijn wordt voor ons ‘werk’ vanaf het ogenblik dat we ervoor worden betaald. Voor de Ju/’hoansi is jagen en vissen werk. Ze begrijpen totaal niet dat dat voor westerse mensen nu een hobby is, dat wij in onze vrije tijd gaan vissen en bereid zijn daar nog veel geld voor te betalen ook. Niksen is in onze cultuur een zonde geworden, terwijl zij net veel belang hechten aan luieren. Je vervelen is o zo belangrijk. We zouden de vrije tijd die technologie creëert beter gebruiken om ons wat meer te vervelen. Een miljoen jaar geleden leerden mensen het vuur beheersen. Dat kun je zien als de eerste technologische uitvinding die tijd creëerde om niks te doen. Zet maar eens op een rijtje wat er sindsdien allemaal is gebeurd! De mens is beginnen te tekenen en is knappe instrumenten gaan maken. Newton, Einstein... Allemaal hebben ze hun grootste inzichten toegeschreven aan verveling. Dat hebben we tijdens de lockdowns toch ook gemerkt? Mensen gingen weer allerlei geweldige dingen doen. Ik ben weer gitaar beginnen te spelen en heb eindelijk mijn boek afgewerkt.”

U zei net dat we onze economie anders kunnen inrichten, maar hoe begin je daaraan? De huidige organisatie houdt de wereld vooralsnog draaiende.

Suzman: “Maar we ervaren toch allemaal dat die organisatie ons tegenwerkt?”

Jaja, hoor ik de lezer nu denken, het moet anders, maar wat is dan het alternatief?

Suzman: “We zijn een koppige soort – dat merk je ook als je naar onze geschiedenis kijkt. We hebben een grondige weerzin tegen het veranderen van ons gedrag en onze gewoontes. Maar diezelfde geschiedenis toont ook dat we soms gedwongen worden die gewoontes los te laten, en dat we op zulke momenten van alles beginnen uit te proberen en ons snel andere manieren van doen eigen maken. Het is slechts een klein voorbeeld, maar denk aan een kind krijgen: dat gooit je leven compleet overhoop en toch vindt bijna iedereen daarin een weg.

“Nu, voor een dramatische verandering, zoals er vandaag één nodig is, heb je een katalysator nodig. In het verleden was dat vaak volkswoede, aangewakkerd door ongelijkheid – die ontketende de Russische Revolutie en leidde tot de val van Rome. Zulke woede zou ook nu, samen met de levensbedreigende klimaatcrisis, de aanleiding kunnen vormen om onze cultuur en ideeën over werk helemaal om te gooien. We kunnen toch gewoon doen waar we goed in zijn: moedig experimenteren en van alles uitproberen? Dat gebeurt trouwens al. In steeds meer landen experimenteren ze met de vierdaagse werkweek.”

Ook het basisinkomen is zo’n experiment, maar dat idee roept vaak weerstand op. ‘Wat gaan mensen doen met hun tijd?’ is vaak de vraag. Niet iedereen houdt ervan zich te vervelen. Sommige mensen houden van structuur en een baan geeft hun houvast.

Suzman: “Dat soort banen kan zeker blijven bestaan, maar zou het niet beter zijn als iedereen zelf kon kiezen hoe-ie zijn of haar werkende leven inricht? Ik zou het heerlijk vinden als ik gewoon een boek kon schrijven en daarna niet bezig moest zijn met hoe het verkoopt, maar alleen nog met hoe mensen erop reageren.”

Maar wie doet dan het vervelende of vieze werk, dat ook nog steeds moet worden gedaan?

Suzman: “Daar hebben we in veel gevallen toch machines voor? Bovendien kan vervelend of zwaar werk – neem nu schoonmaken, of zieken verzorgen – vaak ook heel bevredigend zijn. En daar mag ook een grote beloning tegenover staan.

“Ik hoop vooral dat we stoppen met onze economie te organiseren rond schaarste, dat we inzien welke overvloed er is, en die eerlijk gaan verdelen. Misschien komen we zo alsnog uit bij het utopia van Keynes. Ik stel me dat zo voor: zeeën van tijd om te doen wat je graag doet. Geen stress. Creativiteit die begint op te borrelen, spannende ideeën over duurzaam leven, mensen die elkaar alles gunnen – want er is tóch genoeg. Sorry, ik liet me even gaan.”

Geen probleem. Als ik u goed heb begrepen, hebben we tijd genoeg.

James Suzman, ‘Werk. Een geschiedenis van de bezige mens – van de oertijd tot het heden’, Thomas Rap.Beeld rv

© Humo