In het spoor van de asielzoekers die op straat slapen: “Het is ijskoud, dit is onmenselijk. Wat moet ik doen?”

Het vriest dat het kraakt en de politiek is de tel kwijt. Zoveel veroordelingen door het Europees Hof liep ons land al op. En toch slapen er asielzoekers op straat. Helemaal wraakroepend is dat er bedden in de noodopvang leeg bleven in de nacht van donderdag op vrijdag. We trokken 24 uur op pad in Brussel, in het spoor van de opvangcrisis. “Ik dacht dat de hel voorbij was, maar moet nu bij vrieskou op straat slapen.”

Arthur De Meyer

7 uur, -7° “Het is jullie lucky day”

Donderdagochtend in de Pachecolaan 44, dienst Vreemdelingenzaken. Vrijwilligers delen thee en koffie uit aan de rijen wachtenden. In geen tijd gaat de warme drank van dampend naar lauw. “Door de kou is het jullie lucky day”, zegt een medewerker van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) bij de rij alleenstaande asielzoekers. De rij is korter dan normaal. Iedereen kan naar binnen voor een registratie. “Bonne chance en good luck.” En dan gaat de rolluik dicht.

10.43 uur, -5° “I come for interview”

Om de hoek, een andere ingang van nummer 44, lopen mensen af en aan. Documenten in de aanslag. “I come for interview”, is het standaardantwoord. Ook dat van Abdillahi (38). Hij kwam op 25 november aan in ons land, op 5 december raakte hij binnen bij de DVZ. Afgelopen donderdag mocht hij op verhoor. Wie bent u? Waar komt u vandaan? Waarom bent u op de vlucht? Dat soort zaken. Zijn ‘interview’ is goed gegaan. Maar slapen, dat doet hij op straat. Enkele keren vond hij onderdak bij landgenoten, maar voor vanavond heeft hij nog geen oplossing. Of we de weg naar het Klein Kasteeltje kennen? “Je weet maar nooit. Kan je even mee wandelen?”

“Thuis was ik krantenventer en dat leidde me zes keer naar de gevangenis”, zegt Abdillahi. Thuis, dat is in Djibouti, een Oost-Afrikaans land in de Hoorn. Daar verkocht hij oppositiekrantjes. “La Voix Du Djibouti heet het. Het is in België opgericht door een gevluchte oppositieleider. Om dissidente stemmen aan het woord te laten. Ik ben ook lid van de MRD (Mouvement pour le Renouveau Démocratique et le Développement, red.). Wij ijveren voor échte verkiezingen, democratie en alle vrijheden die president Ismael Guelleh ons met geweld ontzegt.”

“In het cachot eiste de officier dat ik als medeorganisator van de betoging de lijsten met manifestanten zou opgeven. Ik weigerde, hij werd heel kwaad en gaf me een kopstoot.” ©  Ivan Put

Zes keer zat hij in zijn thuisland in de gevangenis. “Drie keer enkele weken in voorhechtenis, drie andere keren werd ik veroordeeld tot enkele maanden cel voor ‘agitatie’.” Iedere passage langs die gevangenis ging gepaard met mishandelingen. “De laatste keer was na een ‘verboden’ betoging. In het cachot eiste de officier dat ik als medeorganisator de lijsten met manifestanten zou opgeven. Ik weigerde, hij gaf me een kopstoot.” Abdillahi trekt zijn bovenlip op, daar ontbreekt een tand. Zeker drie vrienden van de MRD stierven een ‘natuurlijke dood’ in die gevangenis. “De lichamen werden nooit teruggegeven aan de familie.” En toen de autoriteiten ook zijn vrouw en moeder begonnen te belagen, zag hij geen andere uitweg meer. “Ik ben dan met een toeristenvisum naar Europa gekomen. Het was mijn eerste keer op een vliegtuig.”

11.09 uur, -1° “Mag ik een sigaret?”

“Toen ik landde, was ik ontzettend opgelucht”, zegt Abdillahi bij een kopje koffie in een café in de buurt. “Ik had zo’n gevoel van: De hel is voorbij, want dit is het continent van de mensenrechten. Op voorhand had ik gelezen dat er hier wat moeilijkheden waren, dat de asieldiensten overbelast waren, maar ik had niet gedacht op straat te moeten slapen.” Zeker bij deze vrieskou niet. “In Djibouti City is het 41 graden in de schaduw.”

Als de kopjes leeg en de vingers van Abdillahi ontdooid zijn, belt hij aan bij Klein Kasteeltje. Er staat nog een tiental andere mannen. “Mag ik een sigaret, meneer?”, vraagt een van hen. “Ik rook eigenlijk niet, maar het warmt mij op.” De poort van de achteringang blijft dicht. Geen plaats, geen opvang, enkel voor wie een afspraak heeft, klinkt het door de parlofoon. Na veel aandringen komt een bewakingsagent naar buiten met een lijst pro-Deoadvocaten. “Neem een foto van het blad”, zegt hij.

12.14 uur, 0° “Hopelijk stelen ze mijn karton niet”

Een telefoontje naar een advocatenkantoor later fotografeert Abdillahi al zijn documenten, bijlage 26 en andere administratie. Bevend van de kou, maar secuur. “Alles moet goed leesbaar zijn.” Zelfs zijn smartphone kreunt onder de kou. “Normaal is dat ding zo traag niet. Zou het een diesel zijn?” Hij lacht even, stuurt zijn documenten door en dan gaapt de grote leegte. Na de kou is verveling van de grootste gesels voor wie op straat leeft. “Daarom dat we vaak vroeg gaan slapen, om de tijd te doden.” De lage winterzon bereikt z’n hoogste punt en de warmte doet deugd. Abdillahi staart naar de tentjes op de brug. “Die gasten zijn nog erger af dan ik. Ik snap niet waarom ze niet naar het station komen.” Vrijwilligers dragen thermosflessen met soep aan.

©  Ivan Put

Wat later capteert zijn gsm een flard wifi van het Klein Kasteeltje en pingelt WhatsApp. Via via hoort hij van ‘compatriotes’ waar hij de dag mag doorbrengen. Uit de kou op een zetel, vaak is er zelfs wat te eten. Journalisten willen ze daar niet. “Ze hebben het zelf niet zo breed en anders staat straks elke asielzoeker aan hun deur.” Plaats om te slapen is daar niet. “We zien elkaar straks om 20 uur in Brussel-Zuid.” Daar is zijn slaapplek. Op een stuk karton. “Ik heb het verstopt, hopelijk is het niet weggegooid of gestolen.”

18.09 uur, -4° “Vandaag tolereren we ze”

De namiddag kabbelt verder en de winterzon duikt onder de horizon. Het kwik zakt. Rond 18 uur lijkt het in Brussel-Zuid een avondspits als een ander. Maar wie goed kijkt, ziet op de vele stationsbankjes reizigers die eindeloos wachten op een trein die niet komt. Met aftandse trolleys met hun hebben en houden. Met slaapzakken in plastic zakken. Het contrast met de zakenlui en kerstshoppers die van de Eurostar komen, kan niet groter zijn.

“Vandaag tolereren we ze”, zegt een bewakingsagent die bij de ingang staat te roken. Het is in het station enkele graden warmer dan buiten. “In die vrieskou, dat is niet menselijk. We doen dat ieder jaar. Zolang ze het niet te bont maken.” Niet veel later pingelt mijn WhatsApp. “Het spijt me, vriend, voor vanavond heb ik een slaapplaats gevonden bij een landgenoot. We zijn 30 minuten geleden vertrokken naar Doornik.”

©  adm

De nacht van donderdag op vrijdag lag Abdillahi niet in de vrieskou, maar Vluchtelingenwerk Vlaanderen schat dat er op dit moment 3.000 mensen met recht op opvang alsnog op straat slapen. Niet enkel in Brussel.

Een persoon slaapt op de grond in het station Brussel-Zuid. ©  Ivan Put

22 uur, -5° “Het is ijskoud”, zegt Google Translate

En nergens wordt dat pijnlijker en duidelijker dan op de brug bij het Klein Kasteeltje. Daar staat sinds oktober een geïmproviseerd tentenkamp. Met de koudste nacht van het jaar achter de kiezen maken de bewoners zich op voor opnieuw een nacht van bijtende vorst. Als een personenwagen vol dekens halt houdt, gaan alle tentjes open en reppen de asielzoekers zich ernaartoe. Sommigen op sokken. Een extra deken is hen dat waard.

Ondertussen wordt het gezellig in het café bij de brug. Dertigers drinken er natuurwijntjes en speciaalbieren. Op straat is het stil. Enkele asielzoekers kunnen de slaap niet vatten door de kou en wippen nerveus op en neer om warm te blijven. Ook Wisal. Hij heeft zijn tent ingewikkeld met glanzende reddingsdekens. Hij komt uit Afghanistan en hij heeft het ‘very cold’. Meer kan hij niet uitbrengen. Zelfde verhaal bij Bidhmar. Met handen, voeten en Google Translate zegt hij een verleden bij het Afghaanse leger te hebben en dat hij op de vlucht sloeg voor de taliban.

©  Ivan Put

Hij toont selfies in uniform en een foto van zijn militaire identiteitskaart. “Het is ijskoud, dit is onmenselijk. Wat moet ik doen?”, vertaalt Google Translate nog. “Moet er eerst iemand sterven? Of wat moeten wij doen?”Als zijn batterij het begeeft, houdt het gesprek op. Het arabisch alfabet installeren op mijn iPhone lukt niet en dan komt een man met zakken brood. Bidhmar neemt een oudbakken baguette mee in zijn tent en gaat slapen, voor zover dat kan bij 5 graden onder nul.

©  Ivan Put

Elders in de wijk staan nog tentjes. Het is halfelf en de bewoners snurken of kijken Youtube-video’s. Ook bij Pacheco ligt een persoon te slapen. Hij ligt ‘in’ de rij waar vrijdagochtend alleenstaande mannen moeten aanschuiven. Wrang is dat er op dat moment een kerstfeestje aan de gang is voor het personeel in de gebouwen van DVZ. Binnen klinken de glazen en dragen opgeklede mensen rendieroortjes. Vijftig meter verder ligt een persoon op straat te slapen. Het is iets voor elf. De nacht daalt neer over Brussel als een ijskoud deken.

©  adm

7.42 uur, -4° “Hoelang? Weten we niet”

De ochtend nadien wordt de Pachecolaan wakker onder een dun laagje sneeuw. Er staat opnieuw een rij aan nummer 44. Vooraan staat een jongeman met een wollen deken over zijn hoofd en om zijn schouders. Of hij het was die daar vannacht sliep? Niet duidelijk, maar zijn hoest is veelzeggend. En opnieuw leggen vrijwilligers uit dat de rij louter voor hun registratie is. Dat die geen garantie biedt op opvang. Dat dit DVZ en niet Fedasil is. Dat ze een advocaat moeten nemen. Dat ze niet weten hoe lang de procedure gaat duren. Opnieuw een ijskoude dag met een ijskoude nacht in het verschiet. En opnieuw slapen er straks mensen op straat.

©  adm

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer