Direct naar artikelinhoud
AchtergrondDe verdwijning van zuster Gaby

De verdwijning van zuster Gaby ontrafeld: ‘Niemand deed moeite om die kloosterzuster te zoeken’

De verdwijning van zuster Gaby ontrafeld: ‘De priester was tot alles in staat als er over zijn homofilie werd gesproken.’Beeld Renata Sedmakova - Geert De Rycke

‘Als ik hier ooit verdwijn, vinden ze me nooit terug’, zei zuster Gabrielle aan een vriendin. Enkele weken later, op 4 maart 1982, verdween de 56-jarige kloosterzuster uit Dendermonde spoorloos. Weggelopen, zei het klooster. Vermoord, zei de familie. Een op geld en seks beluste priester was jarenlang de hoofdverdachte. Kerk en gerecht deden hun best om de affaire onder de mat te vegen. Zuster Gaby had gelijk: haar graf werd nooit gevonden. Misschien komt daar nu toch nog verandering in. Twee ex-speurders en een gewezen onderzoeksrechter halen een oud, maar nooit onderzocht spoor van onder het stof.

‘Ik ben 96 jaar, ik voel mij nog goed ondanks het feit dat ik heel veel geleden heb door de verdwijning van mijn dochter Germaine. Mijn laatste wens is dat ik nog zou te weten komen wat er met haar gebeurd is.’ Het is 19 oktober 1991 wanneer speurders van de gerechtelijke politie van Aalst die woorden optekenen uit de mond van Magdalena Heemerijck, de moeder van zuster Gabrielle. Haar dochter, geboren als Germaine Robberechts, is op dat ogenblik al negen jaar verdwenen uit het Sint-Vincentius a Pauloklooster, waar ze 38 jaar woonde en werkte, en bekendstond als een levenslustige, vrijgevochten non.

Op vrijdag 5 maart 1982 was zuster Gabrielle niet opgedaagd in de ochtendmis, en ook niet aan het ontbijt. En toen ze ook niet verscheen in de school waar ze wetenschappelijk tekenen moest geven, liet moeder-overste het slot van haar kamer openbreken. Het bed werd onbeslapen aangetroffen. Haar spullen en haar geld lagen er nog, de auto waar ze de boodschappen voor het klooster mee deed, stond nog in de garage.

‘Zuster Gabrielle heeft haar kap over de haag gegooid’, zeiden de nonnen tegen haar familie. ‘Ze is weg met een man. Maar hou het stil, maandag is ze zeker terug.’

Veertig jaar later is ze nog altijd niet terug. De verdwijning van zuster Gaby werd een van de onverkwikkelijkste cold cases uit de naoorlogse geschiedenis. Het klooster hulde zich in stilzwijgen, het onderzoek bij het gerecht werd jarenlang gesaboteerd. Tot haar 100ste bleef moeder Heemerijck naar haar dochter zoeken. Bij het Sint-Vincentiusklooster stuurden de nonnetjes haar wandelen. ‘Zijt ge daar weer? We weten niet waar uw dochter is.’ De directeur van het klooster, kanunnik Gaston Mornie, liet haar zelfs niet verder dan de deurmat komen: ‘Lelijk wijf, maakt dat ge wegkomt, hoe durft gij zo tegen een priester spreken?’ Hij riep haar na dat haar dochter een slechte vrouw was die zich detective waande.

Daar had hij een punt: toen speurders acht jaar na de verdwijning toch een onderzoek startten, kwamen ze te weten dat zuster Gabrielle allerlei onfrisse zaken had ontdekt over kanunnik Mornie. Seksuele braspartijen, gesjoemel met kloostergelden, misbruik van minderjarigen: ze dreigde het allemaal bekend te maken bij de kerkelijke overheid. Dat werd haar wellicht fataal, maar omdat er nooit een lijk werd gevonden, ging Mornie vrijuit.

De zaak verjaarde in 2002 en kanunnik Mornie overleed in 2011, maar het verhaal blijft tot vandaag de gemoederen beroeren in Dendermonde. Een jaar geleden deed het Disaster Victim Identification Team (DVI) van de federale politie vergeefse graafwerken naar de vermiste zuster tijdens de afbraakwerken van de vroegere directeurswoning van het klooster. De VRT werkt aan een podcast over de zaak, en een Dendermondse vzw draait een kortfilm over de zuster, die ook een populaire leerkracht was in het aanpalende Sint-Vincentiusinstituut, vandaag het Oscar Romerocollege. Op schoolreünies gissen haar oud-leerlingen naar de plek waar ‘de Gabbe’, zoals haar bijnaam was, begraven zou kunnen liggen.

Het Disaster Victim Identification Team (DVI) van de federale politie groef vorig jaar vergeefs naar de vermiste zuster tijdens de afbraakwerken van de vroegere directeurswoning van het klooster.Beeld Geert De Rycke

Daar hebben twee oud-speurders uit Dendermonde en gewezen onderzoeksrechter Walter De Smedt nu mogelijk een antwoord op. Zij zochten een getuige op die twintig jaar geleden al een plek aanwees op een braakliggend stuk grond achter het klooster. De man, die daar als bouwvakker op een stelling werkte, zag op een vroege ochtend rond de verdwijning twee nonnen en de tuinman van het klooster een put vullen. Ze waren er al voor zeven uur ’s ochtends mee bezig. De put mat ongeveer anderhalve meter bij een meter. Hij wist niet wat die nonnen daar deden, maar misschien had het toch iets te maken met die verdwenen zuster. ‘Die man zei in zijn verklaring aan de politie dat hij de plek tot op de meter kon aanduiden’, zegt oud-onderzoeksrechter Walter De Smedt (75), die zich in het dossier verdiepte.

Walter De Smedt: “Weet u wat er is gebeurd met die getuigenis? Helemaal niets. De speurders zijn niet eens ter plaatse gaan kijken met de getuige.”

Vandaag blijkt getuige Albert V. nog op hetzelfde adres te wonen. De Smedt zocht hem op, samen met twee gewezen rechercheurs van de gemeentepolitie, Norbert Devriendt (77), destijds hoofdinspecteur, en Jean Jacobs (84).

De Smedt: “De getuige is meegekomen naar het terrein achter de school en het voormalige klooster, vandaag een site van het OCMW, en heeft zijn verhaal nog eens uit de doeken gedaan. Hij was heel precies. De plek waar hij de nonnen en de tuinman zag graven, lag op zo’n 60 meter van zijn stelling. Destijds stonden er struiken en gras, vandaag staat er een rood bakstenen gebouw op: het sociale huis van het OCMW.

“Vanuit de hoogte had hij een goed zicht. In een van de zusters herkende hij moeder-overste, die hij goed kende. Ze hadden een kar bij zich, waarop een schop en een tapijt lag. Die laatste twee details zijn niet opgenomen in het proces-verbaal dat in 1999 is opgesteld, maar de man houdt vol dat hij dat wel aan de speurders heeft verteld. Dat vinden wij erg vreemd.”

Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) ontving zopas een open brief van Walter De Smedt en de twee Dendermondse oud-politieagenten, waarin ze vragen om de zaak alsnog te laten onderzoeken.

De Smedt: “Waarom is met die tip destijds niets gebeurd? Het minste wat men vandaag kan doen, is de aangewezen plek controleren met een grondradar.”

Norbert Devriendt (midden): ‘Wij moesten het proces-verbaal over de verdwijning van zuster Gabrielle aan de substituut thuis afgeven. Toen wisten we: hier klopt iets niet.’ (Foto: met Norbert Devriendt en Jean Jacobs.)Beeld Guy Puttemans

DETECTIVE

Zuster Gabrielle was een buitenbeentje. Ze werd in 1926 geboren in een gezin met vijf kinderen. Tijdens de oorlog moest ze zich als 15-jarige verbergen omdat ze affiches had geplakt tegen de Duitsers, die de kerkklokken van Opdorp hadden weggehaald. Drie jaar later, in 1944, trad ze in het Dendermondse moederklooster. De jonge novice speelde accordeon, bakte keramiek, fotografeerde, ging plastische kunsten studeren en organiseerde religieuze reizen naar Rome. In de kelder van het klooster had ze een kamer ingericht, waar tussen de heiligenbeelden ook een drumstel stond, waar ze zich ’s nachts op uitleefde. Na haar verdwijning vonden de kloosterzusters er ook gereedschap om sleutels bij te maken: zuster Gabrielle was niet alleen erg handig, maar ook nieuwsgierig. Ze bleek van alle kamers in het klooster een sleutel te hebben – ook van de directeurswoning, waar kanunnik Gaston Mornie verbleef.

‘Ze kende alle geheime plekjes in het klooster’, vertelde haar beste vriendin Lievette Moortgat in 1999.

Lievette Moortgat: “Veel nonnen waren jaloers op haar omdat ze de enige zuster was die vaak naar buiten ging. Dat kwam omdat ze als enige een rijbewijs had. Ze deed de boodschappen en was chauffeur voor de directeur van het klooster, kanunnik Mornie, die ze bijna elke dag ergens naartoe moest voeren. ‘Naar retraites en conferenties’, zei hij altijd.

“Kort voor haar verdwijning vertelde ze me dat ze hem voor geen haar vertrouwde. We wandelden in de siertuin van het klooster en zagen hem wat verderop. We namen een ander paadje. Mornie hield ons van onder zijn wenkbrauwen in het oog. Zij fluisterde lachend: ‘Als ik hier ooit verdwijn, dan vinden ze mij nooit terug.’”

Norbert Devriendt en Jean Jacobs werkten in 1982 als rechercheurs bij de gemeentepolitie van Dendermonde en onderzochten lokale misdaden. Op 30 maart 1982 werden ze naar het Sint-Vincentiusklooster gestuurd om de verdwijning van zuster Gabrielle vast te stellen.

Norbert Devriendt: “Toen was de zuster al 25 dagen verdwenen. Dat vonden we al vreemd. Maar nog vreemder was dat ons uitdrukkelijk werd gevraagd om het proces verbaal persoonlijk af te geven bij substituut Anton Cordemans thuis. Normaal gezien gaat zo’n pv naar het parket. We zijn het ’s middags gaan afgeven. Hij deed de deur open, nam het verslag aan en deed de deur weer dicht. Wij keken naar elkaar: hier klopt iets niet.”

Cordemans, een magistraat met CVP-stempel, was een goede kennis van directeur Gaston Mornie. Tot aan het pensioen van Cordemans, acht jaar later, zou er van een echt onderzoek naar de verdwijning geen sprake zijn.

‘Het is verschillende keren gebeurd dat hij de mis in het klooster dronken stond op te dragen. Hij zei dat hij de zusters dan dubbel zag zitten. In de Goede Week van 1989 is hij tijdens een kruisweg in de kapel driemaal gevallen van zattigheid.’Beeld Wuyts

VUILE BRIEVEN

‘Moeder-overste was ervan overtuigd dat zuster Gabrielle zelf was opgestapt’, vertelt toenmalig hoofdbrigadier Jean Jacobs.

Jean Jacobs: “Ze zei dat er de avond voordien een meningsverschil was geweest tussen de zuster en directeur Mornie, en dacht dat dat de aanleiding voor haar was om uit het klooster te vertrekken. De voorzichtige houding van moeder-overste viel ons op, ze lette erg op haar woorden. We vroegen of we de kamer van de zuster mochten zien, maar dat weigerde ze.”

Devriendt: “Toen we later directeur Mornie gingen verhoren, reageerde die erg agressief op onze vragen. ‘Wat denken jullie wel?!’ Er stond schuim op zijn lippen en zijn ogen waren bloeddoorlopen – ik denk dat hij gedronken had. Hij zei dat hij de zuster de avond voor haar verdwijning had berispt over wat hij haar liederlijke leven noemde, en omdat ze in zijn privéleven kwam snuffelen. Hij had gemerkt dat er soms iemand in zijn woning kwam en dat er brieven verdwenen van mensen die hem iets hadden toevertrouwd. Hij kreeg sinds enige tijd ook anonieme brieven die volgens hem van zuster Gabrielle kwamen. Het waren ‘vuile brieven’, zei hij, waarin ze bekende dat ze verliefd op hem was.”

Jacobs: “Daarna hebben we de zuster officieel geseind. We waren verwonderd dat dat nog niet eerder was gebeurd. ‘Iedereen heeft het recht om te verdwijnen’, had substituut Cordemans tegen de familie gezegd. De familie kon immers niet geloven dat Germaine zou zijn weggegaan zonder iets te laten weten. Ze sprong twee keer per week binnen bij haar bejaarde moeder en haar zus Florentine, voor een koffie en een babbel. Er moest iets ergs met haar gebeurd zijn.”

Devriendt: “Na die eerste vaststellingen hebben we nooit meer iets mogen onderzoeken, wat ons mateloos frustreerde. In de maanden erna sprongen we vaak stiekem binnen bij de moeder van zuster Gabrielle om te vragen of zij al iets meer wist. Maar dat was niet het geval. Niemand deed moeite om die kloosterzuster te zoeken.”

De familie moest weken aandringen bij het parket op een opsporingsbericht. ‘Uiteindelijk is dat toch verschenen’, vertelde haar intussen overleden zus Florentine Robberechts in 1999. ‘Alleen stond er dat ze na haar verdwijning nog met de familie gebeld had, wat een grote leugen was.’

Het paste allemaal in de lijn die door het klooster was uitgezet: zuster Gabrielle had haar kap over de haag gegooid. Ze was ervandoor met de ijsboer van Baasrode. Of met een Italiaan die ze op Romereis had leren kennen. Of misschien zat ze wel bij familie in Canada. Kanunnik Mornie beweerde dat hij nog twee telefoons van zuster Gabrielle had gekregen na haar verdwijning, waarin ze hem vertelde dat ze was weggelopen ‘om hem te treffen’.

De bejaarde moeder van zuster Gabrielle bleef zoeken. Ze bezocht alle kloosters en psychiatrische instellingen in de omgeving, op de fiets en met de trein. Ze liep de deuren van waarzeggers plat. De oudste broer van zuster Gaby, Maurice Robberechts, was ervan overtuigd dat kanunnik Mornie ‘de kwade hand had’ in de verdwijning van zijn zus en ging elke dag betogen voor het klooster. In zijn eentje, met een bord op zijn buik waarop in zwarte letters stond: ‘Moordenaar! Maak u bekend!’

Een goed jaar na de verdwijning kreeg de familie een brief van de nonnetjes. Of ze weleens wilden ophouden met al die beschuldigingen. ‘Hierbij bevestigen wij nogmaals dat onze zuster Gabrielle, uw dochter Germaine, hier zonder toelating op 5 maart 1982 vrijwillig (tweemaal onderstreept) en totaal buiten ons weten (tweemaal onderstreept) onze gemeenschap heeft verlaten.’ De brief, die ‘met alle eerbied’ werd ondertekend door de raad van de congregatie van de Zusters van de H. Vincentius in Dendermonde, was het enige bericht dat de familie van het klooster ontving.

‘’s Avonds was Mornie meestal dronken. Op een avond kleedde hij zich met vrouwenkledij en hij kroop op handen en voeten naar een kamer waar een priester sliep.’Beeld rv

DE KRUISWEG

Dat justitie acht jaar later toch nog een zoektocht naar zuster Gabrielle aanvat, is te danken aan de gedrevenheid van enkele speurders van de dienst Moordzaken bij de toenmalige gerechtelijke politie van Aalst. ‘Soms hadden we de handen vrij voor een cold case’, vertelt commissaris op rust Marc Bockstaele. ‘De zaak van zuster Gaby interesseerde ons, want daar was eigenlijk niets in gebeurd.’

Marc Bockstaele en zijn collega’s hebben één groot voordeel: substituut Anton Cordemans is met pensioen gegaan in februari 1990. Zijn opvolger bij het parket van Dendermonde geeft de onderzoekers carte blanche om te doen wat hun voorgangers niet mochten: ze ondervragen alle nonnen van het klooster en duiken in het privéleven van kanunnik Mornie, over wie heel wat geruchten lopen.

Marc Bockstaele: “Het was voor ons snel duidelijk dat er een misdaad in het spel was. Zuster Gabrielle had geen enkele reden om uit het klooster weg te lopen. Niemand geloofde ook in een wanhoopsdaad, daarvoor was ze veel te vrolijk.”

Jullie onderzoek begon met een huiszoeking bij Gaston Mornie, iets wat het gerecht om onbegrijpelijke redenen had verzuimd.

Bockstaele: “Ja, Mornie voelde zich aanvankelijk zeer gerust. Hij dacht dat we hem niets konden maken. Nu ja, we waren ook al acht jaar verder: tijd genoeg om dingen te laten verdwijnen. De directeur werd in het klooster op handen gedragen. Ik heb een videocassette uit 1986 gezien van de viering van zijn 25-jarig priesterschap, waarin de nonnen hem overladen met cadeaus: ze vereren hem bijna als een god. Hij had een enorme invloed op hen.”

U hebt hem tijdens de verhoren op een andere manier leren kennen.

Bockstaele: “O, ja. Zodra hij voelde dat we het hem niet makkelijk zouden maken, sloeg zijn houding om. Hij loog dat het kletterde over álles. Pas als we hem met bewijzen confronteerden, gaf hij soms dingen toe, en dan nog. Hij kon ook heel agressief worden. Hij was zeer narcistisch en gesteld op zijn status als priester. En hij manipuleerde: alle dwaalsporen die na de verdwijning van zuster Gabrielle suggereerden dat ze nog leefde, kwamen van hem. De zogenaamde telefoontjes die hij van haar had gekregen. Dat ze weg was met een man. Dat ze een slecht leven leidde als kloosterlinge, vaak op café zat in Baasrode, sekslingerie en condooms in de kelder bewaarde… Er klopte allemaal niets van.

“We hebben hem in een hels tempo verhoord, soms drie keer per week. Maar hij heeft nooit iets toegegeven. Zelfs het feit dat hij homo was, heeft hij lange tijd ontkend.”

De onderzoekers sporen alle homofiele contacten van Gaston Mornie op en krijgen verhalen over de onverzadigbare seksuele appetijt van de kanunnik te horen. Zo is er Jos D., die Mornie leert kennen wanneer die op bezoek komt bij zijn pleegouders. De priester vraagt of hij even mag rusten in een kamer. ‘Na een tijdje moest ik van mijn moeder gaan kijken of de pastoor niets tekortkwam’, verklaart hij op 29 september 1990 aan de speurders van de GP Aalst. ‘Ik ging de kamer binnen en Mornie was bezig zich te masturberen. Hij zag mij, maar deed voort. ‘Wacht, ik kom bijna klaar’, zei hij. Het was de eerste keer dat ik Mornie zag. Ik schrok en durfde het niemand te vertellen.’

De pleegmoeder van Jos, Paula M., wier droom het altijd is geweest voor een priester te dienen, gaat kort daarna bij Mornie inwonen als huishoudster. Jos krijgt ook een kamer in huis, én de functie van privéchauffeur. Daarmee is hij de opvolger van zuster Gabrielle, die hij nooit heeft gekend. Hij brengt Gaston Mornie naar kloosters waar hij moet prediken, maar ook naar seksclubs, en naar de bossen achter de abdij Roosenberg in Waasmunster, een bekende ontmoetingsplaats voor homo’s.

Jos D.: “Hij zei dat hij daar betrekkingen had met mannen, maar wilde niet weten van het woord ‘homo’. Het is voorgevallen dat Mornie zich masturbeerde in de auto terwijl ik aan het rijden was. Hij haalde zijn geslachtsdeel uit zijn broek. Door mijn afkeurende reactie stopte hij ermee.”

Ook Paula M., de huishoudster, leert de andere kant van Gaston Mornie kennen. In een verhoor in oktober 1990 verklaart ze: ‘In de loop van 1985 maakten wij een reis naar Zwitserland. ’s Avonds was Mornie meestal dronken. Op een avond kleedde hij zich met vrouwenkledij en hij kroop op handen en voeten naar een kamer waar een priester sliep. Hij riep: ‘Ik heb problemen, ik heb problemen!’ Ik heb kunnen vermijden dat hij de kamer van de priester binnenging en heb hem terug naar zijn kamer geleid. Mornie heeft mijn stiefzoon Jos nog verzocht om foto’s van hem te nemen.’

Jos D.: “Die foto’s heb ik ondertussen aan de bisschop te Gent, monseigneur Van Peteghem, overhandigd.”

Annemarie V., de stiefzus van Jos D., verklaarde: ‘Mornie kon op een slag en stoot totaal veranderen van persoon. Enkele ogenblikken nadat hij verkleed was als vrouw, lag hij in zijn bed luidop te bidden.’

Jos D.: “Op een andere avond kwam Mornie thuis. Terwijl hij iets vertelde aan mij en mijn pleegmoeder, werd hij plots zeer opgewonden. Hij liet zich op de grond vallen in de living en begon als het ware de liefde te bedrijven met een onzichtbare partner. Mijn pleegmoeder gebood hem op te houden. Daarop zei Mornie: ‘Wil ik u mijn kanon eens laten zien dat mijn moeder mij gegeven heeft?’ Mijn pleegmoeder zei dat dat niet nodig was en is met mij uit de kamer gegaan.

“Mornie drinkt veel alcoholische dranken. Drie flessen wijn per avond is niets voor hem en ook drinkt hij sterke dranken. Ik durf te zeggen dat Mornie alle dagen stiepelzat liep in de jaren dat ik bij hem verbleef. Het is verschillende keren gebeurd dat hij de mis in het klooster dronken stond op te dragen. Hij zei dat hij de zusters dan dubbel zag zitten. In de Goede Week van 1989 is hij tijdens een kruisweg in de kapel driemaal gevallen van zattigheid. Ik weet niet of de kloosterlingen op de hoogte zijn van de homoseksualiteit van Mornie, maar wel moeder-overste, want ik heb in die zin al met haar gesproken.”

Walter De Smedt: ‘Het minste wat men vandaag kan doen, is de door de getuige aangewezen plek controleren met een grondradar.’Beeld Guy Puttemans

Gaston Mornie zoekt overal naar nieuwe seksuele opportuniteiten. Via advertenties in homobladen, in sauna’s in Brussel, in het Citadelpark in Gent en via escortbureaus. Langs die weg zou hij ook minderjarige jongens besteld hebben, vertelt één getuige, maar daar worden geen bewijzen van gevonden.

Wel aanhoren de speurders op 10 december 1990 de schrijnende getuigenis van Patrick H., die Gaston Mornie leert kennen op zijn 16de en maandenlang seksueel misbruikt wordt door de priester. Patrick H. volgt bijzonder onderwijs en werkt in het weekend in de tuin van het begijnhof, waar priester Mornie hem aanspreekt en vraagt om eens bij hem thuis te komen om ‘te babbelen’.

Patrick H.: “Toen ik hem bezocht, ondervond ik onmiddellijk dat hij niet van mijn lijf kon blijven. Ik moest naar boven gaan naar een slaapkamer. Hij ontkleedde mij volledig en ik moest van hem op het bed gaan liggen. Hij kleedde zich helemaal uit en kwam bij mij liggen. Hij begon mijn penis te strelen en betastte mijn lichaam. Hij zei mij dat ik een toffe jongen was en dat hij mij graag zag. Ik liet hem maar begaan, omdat ik schrik van hem had. Ik wist niet wat mij in feite overkwam. Ik had nog nooit seksuele betrekkingen gehad, noch met een jongen noch met een meisje. Mornie stak dan zijn lul in mijn achterwerk. Mornie speelde met mijn lul tot ik moest schieten. Mornie schoot in mijn achterwerk. Toen hij in mij ging met zijn lul, deed zulks pijn. Ik dierf niets te zeggen. Dit spel in bed duurde wel een halfuur tot drie kwartier. Hij gaf mij toen 200 à 300 Belgische frank. Van dan af en telkens op zijn voorstel ging ik wekelijks tweemaal bij hem thuis. Mijn ouders wisten dat ik bij Mornie ging en ik zei hen dat ik karweitjes ging opknappen. Dat heeft ongeveer vier à vijf maanden geduurd.

“Mornie was soms dronken en ging dan wild tekeer. Het is nog gebeurd dat hij de kleren van mijn lijf trok, waardoor de knopen van mijn spriet afsprongen. Hij gaf mij eveneens tongkussen. Ik heb dat steeds tegen mijn zin gedaan, doch ik was content dat hij mij steeds geld gaf, waardoor ik naar de voetbal kon gaan.”

Was dat niet even erg als de praktijken van bisschop Vangheluwe?

Bockstaele: “Ik vind het nog erger. Maar we hebben maar één minderjarige verhoord, de anderen waren ouder. Ze kregen bijna allemaal geld van Mornie. Dat waren bedragen van 10.000 tot 500.000 Belgische frank. We konden nagaan dat hij tussen 1980 en 1990 een bedrag van 5,6 miljoen frank heeft uitgegeven in cheques. Dat was een pak geld in die tijd. Dikwijls waren het royale donaties van parochianen. Hij kreeg giften tot wel 500.000 frank. Hij heeft er werkelijk mee gesmeten. Een van zijn homovrienden met een crimineel verleden beschreef Gaston Mornie als een homohoertje. Tegen hem had Mornie op een bepaald moment gezegd dat hij zich een wapen had aangeschaft. Volgens hem was de priester tot alles in staat als over zijn homofilie gesproken zou worden.”

Hoe weten jullie dat zuster Gabrielle zijn geheim had ontdekt en het dreigde bekend te maken?

Bockstaele: “We wisten dat zuster Gabrielle een kleine agenda had waarin ze alles over Gaston Mornie noteerde, alleen was die onvindbaar. Toen het onderzoek eind 1990 al een paar maanden hernomen was, heeft moeder-overste die aan ons gegeven. Dat was natuurlijk bizar. Waarom had ze die meer dan acht jaar achtergehouden? In die agenda stonden alle uitstappen en homofiele contacten van Mornie in steno genoteerd. Dat hebben we laten vertalen, en dat zei genoeg. Alles wat ze wist, stond erin, tot de dag voor ze verdween.

“We weten ook dat Gaston Mornie in de weken vóór de verdwijning drie anonieme brieven kreeg waarin zijn homofilie ter sprake komt, en waarin gedreigd wordt om die openbaar te maken. Die kwamen van zuster Gabrielle, ze schrijft erover in haar agenda. De eerste brief kreeg hij op donderdag 11 februari, een maand voor de verdwijning. De laatste brief vond hij op donderdag 4 maart, de dag van de verdwijning, omstreeks 19.30 uur in zijn brievenbus. Dat was de onmiddellijke aanleiding voor de confrontatie tussen hem en Gabrielle in de studiezaal van het klooster. De zusters die erbij waren, vertelden dat Mornie ziedend van woede binnenkwam en tegen zuster Gabrielle brulde ‘dat het gedaan moest zijn met die vuile brieven’. Hij gooide de brieven op de lessenaar.

“Zuster Gabrielle was blijkbaar niet erg onder de indruk en nam de brieven mee naar buiten. Hij is achter haar aan gegaan. En dan… verdwijnt ze.”

WACHTEN OP EEN KLUIF

In het Sint-Vincentiusklooster wordt directeur Mornie in 1990 niet meer zo op handen gedragen als de voorbije jaren, merken de speurders die de zusters aan de tand voelen. Dat is te wijten aan zijn tirannieke gedrag en dronken woedebuien, die steeds erger worden. Veel nonnen die aanvankelijk geloofden dat zuster Gabrielle er met een man vandoor was, zijn nu overtuigd dat de directeur iets met de verdwijning te maken heeft. Toch heeft Mornie nog enkele vertrouwelingen, zodat de kloostergemeenschap verdeeld is in twee kampen en de sfeer tussen de zusters vaak te snijden is. Zeker omdat de priester elke dag in het klooster komt eten en tijdens zijn preken in de dagelijkse eucharistie geregeld een zuster persoonlijk aanvalt.

‘Op het ogenblik dat ik mijn vroegere verklaring aan uw diensten aflegde, was ik er sterk van overtuigd dat zuster Gabrielle uit eigen beweging het klooster verlaten had’, zegt zuster Celesta in haar verhoor van 23 november 1990. ‘Ik heb lang gedacht dat haar broers wisten waar ze was. Ik ben er nu van overtuigd dat er nooit een man in het spel geweest is, en dat Mornie met die verdwijning te maken heeft, temeer omdat ik hem de laatste jaren beter heb leren kennen. Hij drinkt veel en kan zeer agressief zijn en de zusters in het openbaar persoonlijk aanvallen. Mornie is een enorm schijnheilige man. Ik denk ook dat hij homofiel is. Wij komen hem zelfs tegen met witte schoenen aan en dat past niet voor een priester.’

Jean JacobsBeeld Guy Puttemans

Het hernieuwde onderzoek van de speurders leidt tot zenuwachtigheid in het klooster. Directeur Mornie raakt in steeds nauwere schoentjes en reageert zich af op de zusters van wie hij de afkeuring voelt. Sommigen blijven weg uit de eucharistieviering omdat ze zijn gesar beu zijn, en geschokt door de manier waarop hij de communie deelt. ‘Hij staat dan met de hostie in de hand, zegt ‘Het lichaam van Christus’, en houdt dan tergend de hand omhoog om ze naar u toe te gooien’, schrijft zuster Charlotte op 24 februari 1991 aan monseigneur Van Peteghem, de bisschop van Gent. ‘Deze voormiddag kwam een oude zuster wenend bij mij en ze zei: ‘Wij zijn toch geen honden, die braafjes wachten op een kluif?’’

‘Als hij de avondmis opdraagt, is hij soms zo dronken dat hij niet meer weet wat hij doet. Hij is een onbetrouwbare en onevenwichtige man. De zusters noemt hij ‘stomme wijven met tien gezichten’. Na de verdwijning van zuster Gabrielle liet hij zich doorgaan voor slachtoffer.’

Verschillende zusters hangen aan de alarmbel bij het bisdom en smeken om de man uit het klooster weg te halen. ‘Die man heeft heel onze communauteit kapotgemaakt en de toestand verbetert er niet op. Intussen is de spanning hier zo groot dat de meeste zusters erg ontmoedigd raken. Eerwaarde Moeder zit al weken zonder stem van de stress en de opgekropte miserie. Monseigneur, is het nu echt niet mogelijk die man hoe dan ook hier weg te halen?’

Naar de buitenwereld toe blijven de nonnen zich in stilzwijgen hullen. De familie van zuster Gabrielle laat intussen van zich horen in de pers en spreekt van een doofpotoperatie. Haar oudste broer, Maurice Robberechts, herneemt zijn eenmansbetogingen voor het klooster.

‘Deze week stond de broer van zuster Gabrielle hier voor de derde maal met zijn uithangbord voor ons huis’, klaagt zuster Theofila op 26 april 1991 in een brief aan het bisdom. ‘Nu luidde het: ‘Valse moordenaar, beken schuld!’ En dit om 8.30 uur tussen al onze leerlingen en ook om 11.30 uur… U begrijpt dat zulks niet alleen het klooster kwaad doet, maar heel het instituut.’

Het bisdom van Gent antwoordt dat er naar een oplossing wordt gezocht, maar grijpt niet in. In mei 1991 geeft kanunnik Mornie zijn ontslag als directeur van de congregatie, om zich vlak daarna te laten opnemen in een psychiatrische instelling, waar hij niet meer ondervraagd kan worden. Moeder-overste vreest de dag al dat hij terug opduikt in het klooster, schrijft ze aan bisschop Van Peteghem op 17 juni 1991, en laat uitschijnen dat ze vooral bang is voor een schandaal.

‘E.H. Mornie is zondag 8 juni vertrokken naar het herstellingsoord Zonnelied. Dat betekent dat het gerechtelijk onderzoek steeds maar verlengd wordt. Ondertussen nog steeds ondervragingen, opzoekingen, en vandaag in de krant Het Volk weer een fraai artikel… Ondervragingen gingen ook reeds door in enkele van onze bijhuizen. Bij die gelegenheid, naar ik verneem, wordt onomwonden gesproken over het private leven van E.H. Mornie. Het wordt stilaan onhoudbaar – niet iedereen kan wijselijk omgaan met die dingen en erover zwijgen.’

CRIMINELE VRIENDEN

Kanunnik Mornie blijft negen maanden in de psychiatrische instelling. Genoeg om het onderzoek te laten doodbloeden. De Kerk lost de affaire-Mornie op zoals ze dat in die tijd doet met al haar lastige gevallen: ze reserveert een flat in een rusthuis van het bisdom aan de Coupure in Gent, waar de priester vanaf 1992 in alle luwte priesterlijke taken mag uitvoeren, zoals het bezoek aan de zieken in de ziekenhuizen. Naar de buitenwereld toe lost men geen woord over zijn gedrag.

In 2001 loopt de priester alsnog tegen de lamp wanneer hij een 6-jarig jongetje aanrandt in de gang van het ziekenhuis, waarna hij wordt geïnterneerd. De laatste tien jaar van zijn leven brengt hij door in een psychiatrische instelling in Zelzate, waar hij in 2011 op 77-jarige leeftijd overlijdt. Daarmee verdwijnt bij de onderzoekers de laatste hoop dat hij ooit zal bekennen in de zaak van zuster Gabrielle.

‘We hebben de moord helaas niet kunnen oplossen’, zegt commissaris Bockstaele, die de GP van Aalst in 1995 verliet.

Bockstaele: “Onze enige verdienste is dat Mornie geen directeur meer is gebleven van het Sint-Vincentiusinstituut en alle bijscholen – dat waren toch een paar honderd personeelsleden. De Kerk had hem daar nooit directeur mogen maken. Ze hadden eigenlijk al moeten ingrijpen toen hij in 1978 werd buitengezet bij de abdij van Grimbergen, waar ze hem ook niet moesten hebben wegens zijn wangedrag.”

Wat is er volgens u met zuster Gabrielle gebeurd?

Bockstaele: “Het was een simpele zaak van doodslag, denk ik. Gaston Mornie was een zeer opvliegende man. Wij hebben hem eens tijdens een verhoor doelbewust uitgedaagd, zodat hij ziedend van woede werd en uit alle macht op tafel klopte. Zo toonde hij zelf dat hij ertoe in staat was. Politioneel was de zaak voor ons rond. Maar zolang we het lijk niet vonden, maakte het dossier geen schijn van kans voor assisen.”

Hebt u een vermoeden wat hij met het lijk heeft gedaan?

Bockstaele: “Het kan bijna niet anders dan dat hij hulp heeft gekregen bij het verbergen. Hij kon niet met de auto rijden en was bovendien een zuipschuit. Hij had iemand nodig om het lijk te verplaatsen. Maar hij had wel criminele vrienden, homofielen die hij van de straat plukte en met wie hij seksuele relaties onderhield, en die hem later chanteerden. We hebben verschillende brieven van mannen gevonden die geld van hem eisten. Onder meer van Achilles V., met wie Mornie een vaste relatie had van 1979 tot 1983, de periode van de verdwijning. Op 18 maart, minder dan drie weken na de verdwijning van zuster Gabrielle kreeg Achilles een cheque van 100.000 Belgische frank van Mornie, als lening. Nadat we Achilles verhoord hadden, ging hij Mornie opzoeken met een brief waarin hij hem vroeg: ‘Hebt gij zuster Gabrielle vermoord?’ Mornie schreef een brief terug: ‘Ik heb zuster Gabrielle níét van kant gemaakt. Dat zweer ik bij God en de heiligen. Kyrie eleison. Stop betalen.’ We hebben dat briefje nog.”

‘Tussen 1980 en 1990 heeft Gaston Mornie 5,6 miljoen frank, royale donaties van parochianen, uitgegeven aan homovrienden.’ (Foto: de drie overgebleven zusters van Sint-Vincentius in 2020.)Beeld Geert De Rycke

TIP AAN DE SPEURDERS

Magdalena Heemerijck stierf in oktober 1999 op 105-jarige leeftijd, als oudste inwoner van Buggenhout, zonder te weten wat er met haar dochter was gebeurd. Een maand eerder, op 22 september 1999, tekende speurder Marc K. van de GP van Aalst de getuigenis op van Albert V., de bouwvakker die twee nonnen en een tuinman had zien graven in de kloostertuin. Hij was nooit eerder naar de politie gestapt, zei hij, omdat er na de verdwijning werd gezegd dat zuster Gaby ervandoor was met een man. Maar toen hij zeventien jaar later in een krant las dat de familie van zuster Gabrielle nog steeds op zoek was, vertelde hij zijn verhaal aan de broer van de verdwenen non. Maurice Robberechts tipte de speurders.

De oude getuigenis verdient een nieuw onderzoek, vindt oud-magistraat Walter De Smedt.

De Smedt: “Wie was de tuinman die Albert V. had gezien? En waarom werd in het proces-verbaal niet gezegd dat de bouwvakker moeder-overste had herkend, met kar en tapijt?”

Bockstaele heeft zijn twijfels bij de bewering van de getuige.

Bockstaele: “Mijn collega heeft moeder-overste herhaaldelijk verhoord, en had Albert V. die naam laten vallen, dan zou hij die zeker genoteerd hebben. Ze was immers een sleutelfiguur. Dikt die getuige zijn verklaring aan?”

In een reactie zegt de inmiddels gepensioneerde speurder Mark K. dat hij nog weet dat hij de bouwvakker twintig jaar geleden ondervroeg, maar hij herinnerde zich niet meer wat er met de informatie van zijn verhoor was gebeurd. Hij heeft het verhoor zoals gebruikelijk voor verder gevolg overgemaakt aan de bevoegde magistraat.

De Smedt: “De getuige is volgens mij zeer betrouwbaar. Hij zegt dat hij nooit ter plaatse is gegaan met de speurders. Zou het daar, veertig jaar later, misschien toch geen tijd voor worden? Al was het maar om zuster Gabrielle een correcte begrafenis te kunnen geven?”

Zuster GabyBeeld Humo

© Humo