Direct naar artikelinhoud
AnalyseInflatie

Werknemers in onze buurlanden krijgen massaal opslag, onze marge is op. Wie is beter af?

In het Nederlandse Haarlem werd op 21 december 2022 gestaakt voor een loonsverhoging en een hoger minimumloon.Beeld ANP / Belga

Van hogere minimumlonen tot voorstellen voor een loonsverhoging van 14 procent: ook in onze buurlanden gaan de lonen omhoog. Maar zijn zij er beter aan toe dan de Belgische werknemers, waar de marge door de indexering al is opgesoupeerd?

1. Nederland: vakbond eist opslag van 14,3 procent

Net als de meeste landen in Europa kent Nederland – in tegenstelling tot België – geen systeem van automatische loonindexering. Daarom moet er bij onze noorderburen telkens overlegd worden tussen vakbonden en werkgevers over de compensatie voor de inflatie.

Dat neemt niet weg dat er al in heel wat sectoren loonsverhogingen werden doorgevoerd. Zo krijgen werknemers in de metalektro-industrie er in anderhalf jaar tijd 9 procent bij, plus een eenmalige uitkering van 1.080 euro. De Nederlandse Spoorwegen verhogen de lonen met 8,45 procent (over 18 maanden) en keren werknemers eenmalig 2.000 euro uit.

Dat is voor heel wat werknemers geen overbodige luxe, want door zijn hoge gasafhankelijkheid kampt Nederland al maanden met bovengemiddelde prijsstijgingen. In september steeg de inflatie er naar een recordhoogte van 17,1 procent. Door de lagere gasprijzen zakte dat in november weer tot 9,9 procent.

“De onderhandelingen over loonsverhoging zullen in Nederland telkens sterk afhangen van de voorspellingen over de gasprijzen”, zegt econoom Ive Marx (Universiteit Antwerpen). “In het algemeen zien we dat de huidige loonsverhogingen de inflatie in Nederland op dit moment achternahollen.”

Als het van minister van Financiën ­Sigrid Kaag (D66) afhangt, mogen Nederlandse werknemers binnenkort een fikse opslag verwachten. Volgens haar hebben de bedrijven de nodige ademruimte om hun werknemers te compenseren voor de gestegen kosten, want het afgelopen kwartaal behaalden Nederlandse bedrijven een recordwinst van 84,5 miljard euro bruto. De Nederlandse vakbond pleit voor een loonsverhoging van 14,3 procent, maar de kans lijkt klein dat veel bedrijven daarmee instemmen.

2. Frankrijk: lagere inflatie, minder forse loonstijging

In Frankrijk lagen de lonen in het derde kwartaal 3,9 procent hoger dan vorig jaar, dat blijkt uit de driemaandelijkse loonkostenindex van het Europese statistiekbureau Eurostat. De lonen gaan in Frankrijk dus minder fors vooruit dan bij ons, maar de inflatie is in Frankrijk dan ook een stuk lager dan in de omringende landen.

Dat heeft te maken met het overheidsbeleid. De Franse regering besliste om de gasprijzen te bevriezen op het niveau van oktober vorig jaar en de elektriciteitsprijzen mogen er met slechts 4 procent stijgen. Het land trekt tientallen miljarden uit om het verschil tussen de marktprijzen en de verkoopprijzen bij te leggen.

Daarnaast wordt het minimumloon in Frankrijk in januari 2023 voor de vierde keer verhoogd, deze keer met 1,81 procent. Op jaarbasis zal het minimumloon er met 6,6 procent gestegen zijn.

3. Duitsland: minimumloon gaat met 22 procent omhoog

Ook in Duitsland vinden de onderhandelingen per sector plaats. In november kwamen werkgevers en vakbonden in de metaalsector tot een akkoord over een loonsverhoging van 8,5 procent voor bijna 4 miljoen Duitsers. Die wordt in stappen doorgevoerd: werknemers krijgen 5,2 procent extra in juni 2023 en 3,3 procent extra in mei 2024.

Dat blijft echter onvoldoende om de gestegen kosten te compenseren, want in oktober bedroeg de inflatie in Duitsland 10,4 procent. Dat is ook van belang voor werknemers in andere sectoren, want het Duitse metaalakkoord geldt bij onze oosterburen doorgaans als richtinggevend voor de hele privésector.

De onderhandelingen over loonsverhoging vinden in Duitsland dan ook plaats in een context van sociale spanning. De Duitse regering trok 200 miljard uit om de Duitsers door de gascrisis te helpen en verhoogde ook al het landelijke minimumloon met liefst 22 procent tot 12 euro per uur.

Toch blijkt uit cijfers van de Duitse dienst voor statistiek Destatis dat de koopkracht van de Duitsers met gemiddeld 6 procent daalde in het derde kwartaal.

4. België: verschil wordt niet helemaal ingehaald

Ons land werkt met een systeem van automatische indexering, al wordt dat per sector anders toegepast. Bedienden in ons land krijgen in januari een loonstijging van 11,13 procent, in andere sectoren is er al loonsverhoging gegeven omdat de spilindex overschreden werd.

Dat unieke systeem maakt dat de koopkracht van Belgische burgers beter standhoudt tegen de inflatie. In onze buurlanden moeten die loonsverhogingen telkens bedongen worden in onderhandelingen, waarbij ook rekening gehouden wordt met de economische vooruitzichten.

In haar recentste prognose voorspelt de Nationale Bank dan ook dat de lonen in 2022 en 2023 in België 5,6 procent sneller zullen stijgen dan in onze buurlanden. Nadien halen de buurlanden die kloof grotendeels in omdat de lonen daar vanaf 2024 sneller zullen stijgen.

Het eindresultaat blijft echter dat Belgische bedrijven in de periode 2022-2025 een loonhandicap van 2,3 procent tegenover buitenlandse bedrijven zullen hebben. De Nationale Bank vreest dan ook dat onze bedrijven de komende jaren aan concurrentiekracht zullen inboeten.

Door die sterke loonstijgingen hebben bedrijven ook weinig marge om daarnaast extra opslag te bieden. In een bevraging van personeelsdienstengroep SD Worx geven zes op de tien bedrijven aan dat ze geen loonsverhoging boven op de index geven om de personeelskosten te drukken.