Direct naar artikelinhoud
AchtergrondVrijwilligers Pepinster

Deze vrijwilligers trekken nog elke week naar Pepinster: ‘Sommige mensen zijn er na anderhalf jaar ellende fel verzwakt’

‘De overheid doet veel voor de Oekraïners, maar de slachtoffers van de watersnood zitten nog altijd in de penarie.’Beeld Anton Coene

Tussen 13 en 15 juli 2021 werden in Wallonië halve dorpen weggespoeld door een waterbom. Daarbij lieten 39 mensen het leven, duizenden anderen moesten dagenlang op hulp wachten. Anderhalf jaar na de ramp trekken nog elk weekend vrijwilligers naar de Vesdervallei om huizen herop te bouwen en de slachtoffers een hart onder de riem te steken. Een van de coördinatoren is brandweerambulancier Juan Herrero uit Deerlijk. ‘Wij hebben de politieke tegenstellingen overstegen.’

Wanneer bent u voor het eerst gegaan?

Juan Herrero: “Net na de ramp. Ik zag de beelden van die verschrikkelijke overstromingen, hoe mensen op hun dak kropen om niet opgeslokt te worden door het water. Samen met enkele collega’s van de brandweerzone Fluvia besloot ik te gaan helpen. Eerst waren we met ons vieren, maar onze groep is week na week gegroeid.”

Gaat u elk weekend?

Herrero: “Ik niet, maar sommige vrijwilligers slaan geen week over. Op een bepaald moment waren we daar met vierhonderd man aan de slag. De meesten zijn Vlamingen, maar ze komen uit alle hoeken van het land. De oudste is een Waalse dame van 72, de jongste een puber van 15.

“Sommigen hebben intussen afgehaakt, maar de meesten doen nog altijd mee.”

Hoe is de toestand daar nu?

Herrero: “Het puin is opgeruimd, maar sommige dorpen zien er nog altijd desolaat uit. Veel huizen zijn onbewoonbaar. Honderden mensen hebben een woning gevonden met de hulp van de Waalse huisvestingsmaatschappijen, anderen logeren bij familie of vrienden. Ze zullen voor het tweede jaar op rij Kerstmis niet thuis kunnen vieren (dit interview is voordien afgenomen, red.).”

Wat kunnen jullie betekenen?

Herrero: “Wij strippen de huizen, zodat ze weer kunnen ademen, want ze zitten vol vocht. We halen het pleister van de muren en de plafonds, en we breken vloeren uit. Pas als de woningen uitgedroogd zijn, kunnen de bewoners ze renoveren. Maar als wij de voorbereidende werken niet uitvoeren, doet niemand het. Ik zag eens een oude man die in zijn eentje het pleisterwerk van een grote muur verwijderde met een hamer en een beiteltje. Toen we hem aanspraken, begon hij te huilen.

“We maken ook de kelders schoon. Soms staat er een laag van 50 centimeter modder en moeten we die wegscheppen. Toen een 80-jarige bewoonster wilde meehelpen, trok ze een zilveren beker van een biljartclub uit de smurrie. We wilden haar feliciteren, maar die dame had nog nooit in haar leven gebiljart: die beker was daar aangespoeld (lacht). Humor houdt ons overeind. Als je je zo’n catastrofe te hard aantrekt, ga je eraan onderdoor.”

Is het zwaar?

Herrero: “Het is heel intensief, ja. En als ik niet ter plaatse ben, staat mijn telefoon roodgloeiend. Ik lijk soms wel een telefooncentrale (lacht). Als coördinator zorg ik ervoor dat er elk weekend voldoende mensen naar Luik rijden. Voorts bepaal ik welke karweien ze zullen uitvoeren, welk materiaal ze nodig hebben en hoe alles ginder raakt.

“Bovendien kost het ons een flinke duit. We hebben wel sponsors voor het bouwmateriaal, maar we rijden op eigen kosten naar Luik: dat is tegen de huidige brandstofprijzen een fors bedrag. Heen en terug zit ik vijf uur achter het stuur.

“Intussen hebben we al 250 huizen volledig gestript.”

Niet iedereen heeft elders onderdak kunnen vinden. Hoe vergaat het die mensen nu?

Herrero: “Sommigen wonen in een ruwbouw zonder binnendeuren, centrale verwarming of warm water. Ze verwarmen zich met een pelletkacheltje, maar dat helpt nauwelijks: de koude komt van overal binnen. Ze dragen dikke truien en slapen in slaapzakken. Dat vind ik bijzonder confronterend om te zien.

“Er zullen deze winter veel mensen ziek worden. We kunnen alleen maar hopen dat er geen dodelijke slachtoffers vallen. Misschien klinkt dat overdreven, maar sommigen zijn na anderhalf jaar ellende fel verzwakt.”

En de Vesdervallei was al geen welvarende regio.

Herrero: “Nee, integendeel. Dit was de streek van de metaalindustrie. Veel mensen wonen in arbeidershuisjes en hadden het al niet breed, en nu zijn ze alles kwijt. Ik heb een man ontmoet die vóór de overstromingen te horen had gekregen dat hij keelkanker heeft. Hij moest kiezen tussen een operatie of een dure verzekering voor zijn huis. Hij koos voor de medische ingreep, maar de operatie mislukte en daar kwam de overstroming bovenop. Hij had geen stem meer én zijn huis was onbewoonbaar geworden. Dat is… (stil) Ik heb er geen woorden voor.”

‘Er zullen deze winter veel mensen ziek worden. Hopelijk vallen er geen doden. Sommigen zijn na anderhalf jaar ellende fel verzwakt.’Beeld rv

Deze zomer was 90 procent van de schadedossiers afgehandeld. Driekwart van de slachtoffers is al volledig vergoed: de Belgische verzekeraars hebben 1,7 miljard euro aan schadevergoedingen uitbetaald.

Herrero: “Niet iedereen in de Vesdervallei was verzekerd, hoor. En wie dat wel was, heeft zelden een royale vergoeding gekregen. Veel mensen kunnen hun huis niet renoveren omdat hun verzekeraar een veel te laag bedrag heeft voorgesteld. Dan moet er een tegenexpertise komen en is het wachten op dat rapport. En als de mensen uiteindelijk toch hun geld krijgen, vinden ze geen aannemer: die zitten allemaal tot over de oren in het werk.

“Anderen rekenden op het rampenfonds. Wel, ze hebben de voorbije weken eindelijk een bericht van de Waalse overheid gekregen: hun dossier is ‘goed ontvangen’. Niet goedgekeurd, hè: ontvángen! (Windt zich op) Het is schandalig. De overheid doet veel voor de Oekraïners en dat vind ik prima, maar ondertussen zitten de slachtoffers van de overstromingen nog altijd in de penarie. En omdat de overheid hen niet helpt, doen wij het. Ook organisaties zoals het Rode Kruis hebben volgens mij trouwens serieuze steken laten vallen.”

Jullie hulp is vast ook psychologisch belangrijk voor de inwoners.

Herrero: “Zeker. Sommige vrijwilligers kunnen geen zwaar werk doen, maar maken dan een praatje met de mensen in de dorpen. Dat is minstens even belangrijk. De mensen hier voelen zich in de steek gelaten door de overheid, maar als wij aankomen, verschijnt er een glimlach op hun gezicht. Daar doen we het voor. Er zijn de afgelopen maanden banden voor het leven gesmeed.

“De dankbaarheid is groot. In een cafeetje in Trooz hangt de Vlaamse leeuw nu broederlijk naast de Waalse haan. Als je daar in een benevelde toestand iets negatiefs zegt over les Flamands, riskeer je een corrigerende tik (lacht). Magnifiek. We blijven Belgen, hoe trots je ook bent als Vlaming of Waal. Wij hebben de politieke tegenstellingen overstegen.”

Zien jullie jezelf ook als klimaatstrijders?

Herrero: “Nee. Zijn die overstromingen een gevolg van de opwarming van de aarde of van een menselijke fout? De inwoners zijn ervan overtuigd dat de beheerders van de stuwdam in Eupen niet tijdig de sluizen hebben geopend om de stortregens te kunnen opvangen, en dat niemand dat wil toegeven (volgens een onafhankelijk onderzoek werden alle procedures gerespecteerd, red.).”

Hoelang gaan jullie nog door?

Herrero: “Wij zijn zo goed als klaar met de stripwerken. Nu zijn er vier gezinnen geselecteerd waarvan we de woning zullen renoveren. Maar we kunnen dat niet voor iedereen doen.”

Weegt het ook emotioneel?

Herrero: “Ja, absoluut. We zijn de hele dag omringd door ellende, modder en tranen, maar gelukkig ook door warmte, solidariteit en dankbaarheid. Soms kom ik op zaterdagavond thuis en ben ik hélemaal leeg. Gelukkig begrijpt mijn echtgenote waarom ik die mensen uit de nood wil helpen. Kun je dat zeker opschrijven? Zonder haar was dit nooit gelukt.”

© Humo