Direct naar artikelinhoud
InterviewGeoloog Manuel Sintubin

‘Al wat de mens uitspookt is een uitdrukking van de natuur in actie. Zelfs wanneer we schijnbaar de natuur vernietigen’

Manuel Sintubin: ‘Het klassieke ecologische denken plaatst de mens naast de natuur en beschouwt alles wat de mens doet als slecht. Dat beeld is niet het mijne.’Beeld Wouter Van Vooren

De mens moet geen toontje lager zingen maar zijn rol als geologische kracht ten volle opnemen en de planeet naar zijn hand zetten, vindt geoloog Manuel Sintubin (KU Leuven). In zijn klimaatessay Wij, aarde pleit hij voor een positieve kijk op de mens en het klimaatprobleem.

“Vanuit het standpunt van de aarde is de mens een uitdrukking van de natuur, net als een bacterie, een eik of een ijsbeer”, schrijft geoloog Manuel Sintubin in zijn klimaatessay Wij, aarde. Een geologisch en ecomodernistisch perspectief op klimaatverandering. “Al wat de mens uitspookt is een uitdrukking van de natuur in actie, zelfs wanneer we schijnbaar de natuur vernietigen. Want vanuit aards perspectief vernietigen we de natuur niet, we veranderen ze alleen maar.”

We veranderen zoveel dat we volgens sommige wetenschappers in een nieuw tijdperk leven: het antropoceen, waarin de invloed van de mens overal merkbaar is. “De mens is een massavernietigingswapen geworden”, liet VN-secretaris-generaal Antonio Guterres onlangs optekenen op de internationale biodiversiteitstop in Canada. “We zijn een virus met schoenen”, wist ook wijlen Bill Hicks al. In zijn essay kant Sintubin zich tegen dat misantrope mensbeeld en staan vooruitgangsoptimisme en een geloof in het menselijk vernuft centraal.

Vanuit het aards perspectief waar u voor pleit zijn klimaatverandering en het verdwijnen van soorten niets bijzonders. Ruikt dat niet naar het wegrelativeren van de problemen? Want in beide gevallen telt toch net het menselijk perspectief: hoe houden we de planeet aangenaam voor ons?

“Puur vanuit aards perspectief is wat we nu meemaken inderdaad een weinig bijzondere, kortstondige crisis. Slogans zoals ‘red de planeet’ zijn in dat opzicht onzinnig: dit is niet het probleem van de planeet, maar ons probleem.

“Relativisme zit dus inderdaad wat ingebakken in het geologisch denken. Een soort als de ijsbeer, het symbolisch slachtoffer van de klimaatverandering, is er niet altijd geweest en zal er niet altijd zijn. Klimaatverandering is van alle tijden. Dat is inmiddels een standaardargument van de klimaatsceptici. Maar het is niet mijn bedoeling om de problemen te relativeren. Dat is niet de essentie van mijn boodschap.”

Wat dan wel?

“Als we naar de geschiedenis van onze planeet kijken is het belangrijk te beseffen dat het leven op aarde, de zogenoemde biosfeer, die mee heeft vormgegeven. Zo zijn blauwwieren twee miljard jaar geleden al de atmosfeer beginnen veranderen door er zuurstof in te pompen. Er bestaat niet zoiets als een statische planeet die geschikt is voor leven. Nee, het leven zelf maakt die planeet leefbaar. Dat komt doordat elke ster, ook onze zon, tijdens haar levensloop feller wordt en dus meer energie gaat uitstralen. Leven dat onder die omstandigheden niet zelf het heft in handen neemt en de atmosfeer verandert, sterft uit.

“Dat is een essentieel inzicht. Het leert ons dat wat de mens doet niets anders is dan wat de blauwwieren deden. Alleen beseffen wij inmiddels wel wat we aan het doen zijn en wat daarvan de gevolgen zijn.”

Hoe vertaalt dat inzicht zich naar de aanpak van de milieu- en klimaatproblematiek?

“Het brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. We moeten beseffen dan we een geologische kracht geworden zijn, en dat wij de toekomst van de planeet bepalen, in positieve of negatieve zin.

“Dat besef vind ik te weinig terug in het klassieke ecologische denken. Dat plaatst de mens naast de natuur en beschouwt alles wat de mens doet als slecht. Dat beeld van de mens als een plaag of een kanker voor de planeet is niet het mijne. Er spreekt een wens uit om terug te keren naar een wereld waarin de mens in harmonie met de natuur leefde. Maar die wereld komt niet terug, en heeft nooit bestaan. Volgens het ecomodernisme moet de mens geen stap terug zetten, maar net vol aan de bak.”

“We zijn als goden en moeten daar goed in worden”, citeert u ecomodernist Stewart Brand. Vooralsnog loopt dat niet zo lekker, of je de mens nu als onderdeel van de natuur beschouwt of niet.

“Hij heeft een punt, al vind ik de vergelijking met goden niet zo ideaal. We zijn eerder een leerling-tovenaar die met een planetair experiment is begonnen en met vallen en opstaan bijleert. De toestand waarin we ons momenteel bevinden is bovendien geen eindpunt. We maken een periode van transitie mee, en het is aan ons om er een ‘goed antropoceen’ van te maken. Dat lijkt misschien op hoogmoed, maar het is gewoon onze verantwoordelijkheid nemen.”

Wat houdt dat ‘goed antropoceen’ concreet in?

“Voor mij is dat een ideaalbeeld van de wereld in de 22ste eeuw. De wereldbevolking zal dan al een tijdje aan het krimpen zijn. Ik hoop dat het gros van de mensen dan in groene, stedelijke agglomeraties woont, met uitgestrekte, biodiverse natuur errond. Onze economie zal gedecarboniseerd zijn en veel minder materialen verbruiken. En we zullen het klimaat weer aan het afkoelen zijn.”

‘De belangrijkste boodschap moet blijven dat we zo snel mogelijk naar een netto-nuluitstoot moeten evolueren.’Beeld Wouter Van Vooren

U hebt er vertrouwen in dat het zal lukken om op grote schaal koolstof uit de lucht te halen?

“We hebben dat al gedaan, zij het op lugubere wijze. Nadat de Europeanen voet aan wal hadden gezet in Zuid-Amerika zorgden opeenvolgende epidemieën ervoor dat zo’n 55 miljoen mensen stierven, ongeveer 90 procent van de toenmalige bevolking. Het gevolg was dat ruim 50 miljoen hectare landbouwgrond braak kwam te liggen en opnieuw verwilderde.

“De koolstof die daarbij werd opgeslagen, zorgde ervoor dat het CO2-gehalte met zeven à tien deeltjes per miljoen afnam en het klimaat met ongeveer 0,15 graden Celsius afkoelde.”

Dat kan ook zonder genocide?

“Het voorval leert ons hoe we in een tijdspanne van een à twee generaties met zogenoemde negatieve emissies het klimaat kunnen afkoelen. Dat kunnen we vandaag doen door ervoor te zorgen dat we zoveel mogelijk landbouwgrond terug kunnen geven aan de natuur, onder meer door minder vlees te eten en de productiviteit te verhogen. Daarnaast moeten we ook veel meer investeren in technologie om CO2 uit de lucht te halen, zodat we die op grote schaal kunnen inzetten.”

Volgens sommige critici zijn negatieve emissies vooral een excuus om de uitstoot niet snel te moeten reduceren.

“We hebben niet de luxe om technieken uit te sluiten. Het lijkt erop dat we de drempel van anderhalve graad opwarming nog voor het midden van deze eeuw zullen overschrijden. Wanneer we de opwarming tot anderhalve graad of twee graden willen beperken, zullen we sowieso het klimaat moeten afkoelen.

“Maar de belangrijkste boodschap moet natuurlijk blijven dat we zo snel mogelijk naar een netto-nuluitstoot moeten evolueren en dat elke molecule CO2 die je niet uitstoot er een is die je achteraf niet uit de lucht moet halen.”

U pleit voor dialoog en samenwerkingen tussen klassieke ecologisten en ecomodernisten, maar hebt het op Twitter vaak minachtend over ‘onze groene vrienden’. Komt dat ooit nog goed?

“Ik ben soms gefrustreerd over de karikatuur die van het ecomodernisme wordt gemaakt, en omdat ik bij de klassieke ecologisten weinig toenadering zie. In essentie willen we hetzelfde: zo snel mogelijk de uitstoot naar nul en een wereld waarin meer plaats is voor natuur. Maar onze visie op de rol van de mens en de weg daar naartoe verschilt fundamenteel.”

De maatschappelijke systeemverandering waar ecologisten voor pleiten is volgens u een gok die we ons niet kunnen veroorloven. Zijn de technologische oplossingen waar jullie op rekenen ook geen gok?

“Dat is zo. Maar ik ga ervan uit dat technologische innovatie veel sneller kan gaan dan maatschappelijke verandering.”

Wordt dat op de duur geen selffullfilling prophecy? Hoe vaker mensen horen zeggen dat systeemverandering onhaalbaar is, hoe minder realistisch dat wordt?

“Ja, maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Hoe vaker we zeggen dat we technologieën zoals kernenergie of gentechnologie niet nodig hebben of dat ze te laat komen, hoe kleiner de kans dat er veel in zal worden geïnvesteerd.

“Ik geloof als exacte wetenschapper vooral in technologie en innovatie. Anderen geloven meer in de maakbaarheid van de mens. De toekomst zal uitwijzen wie gelijk heeft en wellicht landen we ergens in het midden.”

‘Wanneer we de opwarming tot 1,5 graad willen beperken, moeten we het klimaat afkoelen.’Beeld Wouter Van Vooren

In het klimaatdebat hamert u op het belang van aanpassing. Nu nog uitstootreductie prioritair stellen, is volgens u ‘op het randje af misdadig.’ Moeten we niet gewoon beide doen, ons aanpassen én de uitstoot reduceren?

“Ja, maar je kan een euro maar één keer uitgeven. Het stoort mij wanneer je na een ramp zoals de overstromingen in de Vesdervallei hoort dat die aantoont dat we uitstoot nog sneller moeten reduceren. Daar voorkom je dus de volgende waterbom niet mee he. Nu we de gevolgen van de opwarming al volop ondervinden, moet de balans volgens mij even doorslaan in het voordeel van adaptatie.

“Maar nog te vaak wordt adaptatie afgeschilderd als symptoombestrijding of ‘dweilen met de kraan open’. Terwijl de bedoeling net is om ervoor te zorgen dat je niet moet dweilen.”

U wijst erop dat er, in tegenstelling tot wat velen denken, niet steeds meer maar net minder mensen sterven door natuurrampen.

“Dat komt doordat we er steeds beter in slagen risico’s in te schatten en er ons op voor te bereiden. Maar vooral in het globale Zuiden is er nog veel werk. Denk bijvoorbeeld aan de enorme ravage die de overstromingen in Pakistan hebben aangericht.

“We mogen echter niet de fout maken om uit die positieve evolutie van het aantal slachtoffers te besluiten dat er helemaal geen probleem is, zoals bijvoorbeeld de Deense milieuscepticus Bjorn Lomborg doet.”

U kant zich net als Lomborg wel tegen alarmisme in de media. Maar waar ligt de grens tussen schetsen wat ons mogelijk te wachten staat en alarmisme?

“Persoonlijk zie ik de meerwaarde niet van telkens weer te verkondigen hoe erg het kan worden. We weten dat het er niet goed uitziet maar dat we er iets aan kunnen doen. En we weten wat ons te doen staat. De tijd van de ‘waarschuwers’ ligt volgens mij achter ons. Het is nu aan de ‘oplossers’.”

De transitie waar we voor staan, kost inspanningen en geld. Is het dan niet nuttig om te weten welk onheil we proberen af te wenden?

“Ik betwijfel of de boodschap dat hun kleinkinderen x of y procent meer hittegolven zullen meemaken mensen erg motiveert. Het lijkt mij belangrijk om ook positieve boodschappen te brengen. Ik kan mij daarom enorm ergeren aan de aanklacht dat er niets gebeurt. Tot voor kort zette een business as usual-scenario ons op koers voor een opwarming met 5 graden of meer. Vandaag stevenen we af op ongeveer 2,5 graden opwarming tegen het einde van de eeuw. Het is niet genoeg, maar we hebben al gigantische stappen gezet.”

Hoe kijkt u als geoloog naar het idee om met geo-engineering, op grote schaal ingrijpen in natuurlijke systemen, het klimaat te beïnvloeden?

“Dat is natuurlijk pas écht leerling-tovenaar spelen. Ik ben er geen voorstander van. Wat niet betekent dat ik vind het we het per definitie nooit moeten doen. Het is een noodrem waar we als allerlaatste toevlucht aan kunnen trekken. Dat impliceert wel dat we op kleine schaal moeten experimenteren met technieken zoals het verspreiden van zwaveldeeltjes in de atmosfeer die zonlicht weerkaatsen, en dat we moeten nadenken over internationale afspraken daarrond. Ik zie geo-engineering als een stuk gereedschap in onze kist dat we daar best zo lang als mogelijk laten zitten.”