Direct naar artikelinhoud
InterviewOnderwijsonderzoeker Tim Surma

Onderwijsspecialist na alweer dramatisch onderwijsrapport: ‘Er bekroop me toch een ongemakkelijk gevoel’

Onderwijsonderzoeker Tim Surma over de dalende onderwijskwaliteit.Beeld Jules Emile/Belga

De toppresteerders in de klas halen minder goede punten dan vroeger. Dat is een slechte zaak voor alle leerlingen. Daarom pleit onderwijsonderzoeker Tim Surma (Thomas More) voor meer uitdagende leerstof. ‘Bollebozen geven de klas extra cachet.’

Toppresteerders speelden vorig jaar bijna een heel schooljaar aan kennis kwijt tegenover hun collega’s uit 2019, zo toont onderzoek van de KU Leuven over leerprestaties bij leerlingen uit het zesde leerjaar van het katholiek onderwijs. Het baart ook onderwijsonderzoeker Tim Surma zorgen. “Een leerkracht merkt meteen of er bollebozen in de klas zitten: zij geven de klas extra cachet.” Surma kan het weten: hij stond jarenlang zelf voor de klas, alvorens de overstap te maken naar het hoger onderwijs. “De kop van de klas bepaalt voor een stuk ook het ritme van de les. Die gasten stellen bijvoorbeeld heel goeie vragen en brengen kunde en kennis mee naar het klaslokaal. Daar trekken andere leerlingen zich aan op. Als leerlingen die hoog scoren uit een klas weggaan, verliest de rest van de klas daarbij.

“Dat heeft ook op lange termijn maatschappelijk impact. Onderzoek toont dat onderwijsprestaties correleren met inkomsten, ondernemerschap, gezondheid enzovoort. Het is echter te ver om daar op basis van deze data al voor te vrezen. Het gaat om leerlingen in het zesde leerjaar. Voor hen volgt nog het secundair en hoger onderwijs.”

Wel zagen we dat ook in eerdere onderzoeken bij oudere kinderen.

“Dat is inderdaad een zoveelste waarschuwing. Dat went nooit. Er bekroop me deze ochtend toch een ongemakkelijk gevoel. Maar de analyse die ik nu zie opduiken om het lerarentekort als de grote oorzaak te zien, volg ik niet.”

Waarom niet?

“Omdat de tendens naar beneden er al langer is. Uiteraard versterkt het lerarentekort dat. Maar het lerarentekort als hoofdoorzaak zien, staat gelijk aan wegkijken van de andere problemen in het onderwijs.

“Als het gaat over de achteruitgang van de toppresteerders moeten we ook kijken naar welke leerstof we die gasten aanbieden. Dat aspect, het curriculum, vergeten we vaak. Als we leerlingen vijf jaar geleden bepaalde leerstof onderwezen en nu doen we dat niet meer, dan is die kennis gewoon weg natuurlijk. Het KU Leuven-onderzoek is uitgevoerd net in dezelfde periode dat het katholiek onderwijs een nieuw leerplan (dat bundelt alle leerstof voor leerkrachten in een samenhangend pakket, PG.) voor het lager onderwijs heeft doorgevoerd. Ik weet niet of het een effect heeft op deze resultaten. Maar ik zou het interessant vinden mochten we dat ook onderzoeken.”

Zijn er nog mogelijke verklaringen voor deze daling?

“We hebben de laatste jaren een verschuiving gezien in het lager onderwijs richting interne differentiatie en niveaugroepen. Laat me dat uitleggen met een voorbeeld. Stel dat een kind goed presteert voor wiskunde maar minder voor taal. Die wordt dan vaak voor taal in een niveaugroep gezet, soms buiten de klas. Maar als het buiten de klas is, kan het zijn dat een leerling taal krijgt samen met leerlingen van een lager jaar of hoger jaar.

“Waarmee ik voor alle duidelijkheid niet wil zeggen dat dat de oorzaak voor deze daling is. Maar we weten niet wat de impact ervan is, terwijl het vaak gebeurt in Vlaanderen. Dat moeten we onderzoeken. Ook omdat er internationaal wel data zijn die aantonen dat het evenzeer mogelijk is dat het onbedoeld opleggen van lagere verwachtingen leidt tot mindere leerprestaties. Door zo’n kind uit de klas te halen, verliest het zijn horizon van wat er mogelijk is.”

Ziet u mogelijke oplossingen om dit om te keren?

“Alles start mijns inziens bij het curriculum, dus welke leerstof we onderwijzen. Als je bepaalde zaken verwacht van leerlingen zet dat een heel mechanisme in werking. Neem het tegenvoorbeeld. Stel dat we stukken Nederlandse grammatica uit het curriculum halen: dan is het niet logisch om daar nog aandacht aan te besteden in de lerarenopleiding. Maar dan kan een leerkracht daar sterke leerlingen ook niet mee uitdagen.

“Ten tweede past ook het nascholingsaanbod voor leraren zich aan aan het curriculum. Je merkt dat nu voor wiskunde: sinds kort moeten leerlingen in het secundair ook meer statistiek kennen. Dus zijn er meer nascholingen voor leraren daarover. Hetzelfde met alle systemen die we hebben om de kwaliteit van ons onderwijs te toetsen: die checken of leerlingen die leerstof kennen waardoor we meer informatie hebben.

“In die zin zijn de nieuwe eindtermen (de minimumdoelen die het Vlaams Parlement vastlegt, PG.) basisonderwijs die eraan komen de belangrijkste onderwijsinnovatie voor de komende tien tot twintig jaar. Die eindtermen zijn de basis voor het curriculum.”

Tot slot: hoe houdt u op zo’n dag met negatief nieuws leerkrachten gemotiveerd?

“Samen met mijn collega’s van het Expertisecentrum voor Effectief Leren (ExCEL) bij Thomas More probeer ik optimistisch realisme na te streven. Je moet de vinger aan de pols houden en zaken die goed of fout lopen durven te benoemen.

“Maar er is ook reden om optimisme uit te stralen. Eigenlijk weten we door onderzoeken als dit meer en meer over wat we kunnen doen om de problemen aan te pakken. Het echt positieve is dat dit nieuws toont hoe cruciaal de leerkracht is, meer bepaald in wat hij onderwijst en hoe hij lesgeeft. Die tendens wordt sterker in binnen- en buitenland: het idee dat de onderwijskwaliteit start bij de leerkracht.”