Direct naar artikelinhoud
AnalyseEconomie

Hoe rijk mag je zijn? Over de zin en onzin van een vermogensplafond

De Britse miljonair Phil White pleit ervoor de rijkste mensen zwaarder te belasten, tijdens het World Economic Forum in het Zwitserse Davos.Beeld AFP

Ja, sommige mensen zijn té rijk en daar moeten we paal en perk aan stellen, vindt een groep denkers die zich de limitaristen noemt. Kan een vermogensplafond echt de groeiende kloof tussen arm en rijk dichten, of is het een luchtkasteel voor koppige dromers? ‘Dankzij zijn rijkdom kon Elon Musk de Oekraïners helpen.’

De verhuurders van privéjets hebben net hun jaarlijkse topweek achter de rug: in Davos kwam namelijk de mondiale elite samen om op het World Economic Forum het wel en wee van de wereld te bespreken, en de traditie wil dat de uitgenodigde miljonairs en miljardairs daarvoor zelf hun vervoer regelen, bij voorkeur per privéjet.

Nog volgens de Davostraditie kwamen ook de nieuwsberichten over de superrijken die almaar rijker worden: Oxfam rapporteerde maandag dat de 1 procent rijkste mensen ter wereld bijna twee derde hebben verzameld van alle nieuwe rijkdom die de afgelopen twee jaar gecreëerd is. Dat komt neer op een som van 39 biljoen euro, en is bijna twee keer zoveel geld als wat de onderste 99 procent van de wereldbevolking wist te vergaren. “Het vermogen van miljardairs stijgt met 2,7 miljard dollar per dag”, stelt Oxfam.

Dat is bijzonder veel, maar is het ook té veel? En zo ja, moeten we dan die exorbitante rijkdom beteugelen? Jazeker, antwoorden de limitaristen, een relatief kleine politiek-filosofische strekking die de afgelopen weken alvast in Nederland deze vragen op tafel gooide en daarmee een interessant debat aanzwengelde. Want, zo zegt het limitarisme: net zoals we een bepaald punt hebben waar de armoedegrens ligt, moeten we ook een rijkdomgrens vastleggen. Gun de gefortuneerden genoeg om om een bloeiend, luxueus leven te leiden maar sluis de rest van hun fortuin door naar de staat. Want soms zijn mensen simpelweg té rijk.

Het idee komt uit de koker van Ingrid Robeyns, Belgisch econoom en hoogleraar ethiek aan de Universiteit Utrecht. “Er is een punt waarop een mens genoeg heeft”, legt ze uit. “Natuurlijk kun je altijd meer willen. Andrew Tate (influencer en ex-kickbokser die verdacht wordt van mensenhandel en verkrachting, red.) was niet tevreden met tien luxewagens, hij wilde er blijkbaar 35. Maar dat is immoreel als veel mensen in armoede leven en we met collectieve problemen zoals de klimaatcrisis worstelen − waarbij iedereen naar elkaar kijkt met de vraag wie dat gaat betalen. In zo’n ongelijke wereld moeten we ook naar de bovenlaag kijken en erkennen dat op een bepaald moment nog meer persoonlijk vermogen niets meer toevoegt aan levenskwaliteit.”

Meer zelfs: de extreme concentratie van rijkdom zoals we die vandaag zien, is gevaarlijk, zegt Robeyns. “Geld staat gelijk aan macht en dat ondermijnt de democratie. In de Verenigde Staten is er bijvoorbeeld geen beperking op politieke donaties, met als gevolg dat de politiek in handen van de rijken is.” Of kijk naar Elon Musk, allicht de meest besproken miljardair van het moment. “Musk is zo waanzinnig rijk dat hij met Twitter iets wat functioneerde als een publiek goed nu in privébezit heeft. Hij kan daarmee doen wat hij wil, met alle risico’s van dien. Ik zeg niet dat veel geld per definitie tot machtsmisbruik leidt, maar het geeft wel altijd die mogelijkheid.” Nog een argument: door hun consumptiepatroon belasten rijke mensen het klimaat meer.

Het gaat uiteindelijk om politieke moraliteit, gecombineerd met de efficiënte inzet van middelen, zegt Robeyns. Want als we die overtollige rijkdom afromen, kunnen we dat geld veel beter besteden: zo is de strijd tegen hongersnoden en klimaatverandering ethischer en nuttiger dan een groter luxejacht of een vijfde vakantiehuis. “De argumenten om rijkdom te beperken wegen alleszins zwaarder door dan de redenen om het niet te doen.”

“In theorie is het een verleidelijk idee waarvoor ik sympathie voel”, zegt econoom Paul De Grauwe (London School of Economics), zelf een fervent pleitbezorger voor een progressieve vermogensbelasting, wat betekent dat de belastingvoet stijgt naarmate het vermogen groeit. “We moeten inderdaad de concentratie van economische en politieke macht bij miljardairs een halt toeroepen. Maar zo’n harde bovengrens vind ik nogal abrupt. Een progressieve vermogensbelasting heeft volgens mij meer kans op slagen. Want hoe bepaal je die grens? Hoeveel rijkdom tolereren we?”

Hoe rijk mag je zijn? Over de zin en onzin van een vermogensplafond
Beeld Studio Ski

Hoeveel huizen en vakanties?

Vanaf wanneer is iemand te rijk? Dat is natuurlijk de hamvraag. Om te peilen of Nederlanders vinden dat er, naast een armoedegrens, ook een rijkdomgrens bestaat, vroeg Robeyns vier jaar geleden aan 2.500 Nederlanders hoe zij rijkdom inschatten. Vanaf hoeveel huizen, auto’s, vakanties en geld is iemand rijk, en vanaf hoeveel extreem rijk?

Een normale woning − in Nederland is dat een twee-onder-een-kap woning, zeg maar een tweewoonst −, een Volkswagen, twee vakanties per jaar en 5.000 euro op de spaarrekening: dat beschouwt amper 1 procent van de ondervraagden als ‘extreem rijk’. Een villa, twee luxewagens, drie vakanties en 100.000 euro spaargeld: dat is voor 15 procent ‘extreem rijk’. En 67 procent bestempelt extreem rijk als: een villa met een zwembad, een tweede huis, twee luxewagens, vijf vakanties en een miljoen op de bank. Een vermogen van 10 miljoen vindt 83 procent superrijk.

Omgerekend komt het erop neer dat het omslagpunt bij een materiële levensstandaard van 2,2 miljoen euro ligt: vanaf dat bedrag heeft iemand meer geld en luxe dan hij of zij nodig heeft om goed te leven, vindt de gemiddelde Nederlander. Maar, zegt diezelfde Nederlander ook, dat betekent niet dat het de overheid toekomt om zelf een rijkdomsgrens te bepalen en dat geld zomaar te innen. Dat kan een aantal dingen betekenen, zegt Robeyns: “Misschien hebben ze argwaan tegenover de overheid of te strikte regels, of misschien vinden ze dat de rijken dat geld uit zichzelf moeten weggeven.”

Sander Schimmelpenninck, een bekende Nederlandse ondernemer en opiniemaker, juichte in de Volkskrant het debat over een bestaansmaximum toe, al legt hij zelf de lat hoger. “2,2 miljoen euro lijkt me te laag, je koopt er niet eens een huis in Amsterdam voor, en een mens moet wat te dromen hebben. Op basis van mijn ervaring lijkt 25 miljoen realistischer. Dat is een bedrag dat nog altijd tot de verbeelding spreekt en garant staat voor een zorgeloos leven. Daarboven gaan vermogens corrumperen: het gaat dan niet meer om een prettig leven, het gaat dan alleen nog om macht.”

Het stoort Robeyns dat de discussie in Nederland de laatste weken vooral draaide om die 2,2 miljoen euro en of dat nu te veel of juist te weinig geld is. “Het leidt af van de essentie, namelijk van het feit dat de inkomensongelijkheid sinds eind jaren zeventig enorm is toegenomen omdat het economisch en belastingstelsel veel beter werkt voor de rijken, en van het gevaar van machtsconcentratie via geld.”

In België is de situatie enigszins onduidelijk: we hebben maar een beperkt beeld over de grote vermogens en rijke mensen hebben zelden zin om daarover een enquête in te vullen. Ludwig Verduyn van de website De Rijkste Belgen telt in ons land 37 miljardairs. De drie rijksten zijn volgens hem Eric Wittouck (oorspronkelijk erfgenaam van Tiense Suiker, kocht daarna Weight Watchers) met een vermogen van 10,8 miljard euro; Alexandre Van Damme (AB Inbev) is goed voor 10,5 miljard en de familie Werner de Spoelberch (ook AB Inbev) tikt af op 6,8 miljard.

Econoom Arthur Apostel (UGent) berekende dat de rijkste 1 procent in ons land bijna een kwart van alle rijkdom bezit. Dan is meer wat de onderste 70 procent van de bevolking samen heeft.

Hoeveel huizen en vakanties?
Beeld Studio Ski

Daarmee is de kloof tussen arm en rijk hier, althans in vergelijking met het buitenland, toch relatief beperkt, al vragen onderzoekers zich af hoe betrouwbaar die inschatting is. Volgens het magazine SamPol, dat deze week een editie uitbracht over vermogensongelijkheid, onderschatten we wellicht de omvang van de grote Belgische vermogens en zijn er aanwijzingen dat de ongelijkheid veel groter is dan we denken. Verduyn hanteert voor zijn lijst al jaren de lat van 25 miljoen euro en stelt vast: “Er staan meer mensen op onze lijst dan in de begindagen, wat betekent dat meer mensen veel geld hebben.”

Tegelijk lijkt de tolerantie voor extreme rijkdom af te nemen: we gingen al zwaar in het rood om de pandemie te bestrijden, en nu moeten mensen met een modaal inkomen ook nog eens trappelen om niet te verzuipen door inflatie en dure energierekeningen. Het is tijd dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, klinkt het steeds vaker.

Volgens de berekeningen van Apostel zou bijvoorbeeld een belastingtarief tussen 1 en 5 procent de 1 procent Belgische rijken relatief gezien nauwelijks treffen in hun portefeuille (ze zouden nog steeds instaan voor 23 procent van alle rijkdom), terwijl het genoeg zou zijn om de helft van de kosten te dekken die België maakte in de strijd tegen covid.

Belast ons!

Sommige miljonairs vragen zélf om hogere belastingen. In navolging van de ngo’s deze week noemde Fight Inequality Alliance − een verzameling van zo’n tweehonderd miljonairs uit de tech-, voeding- en energiesector, beleggers, erfgenamen en bekendheden zoals Hulk-acteur Mark Ruffalo en documentairemaker en activist Abigail Disney − rijkdom “een van de meest genegeerde vormen van extremisme ter wereld”.

De organisatie stelt dat het aantal ultrarijken de afgelopen tien jaar fors is toegenomen: het aantal mensen met een vermogen van minimaal 5 miljoen dollar is de afgelopen jaren met meer dan de helft gegroeid, en het aantal miljardairs verdubbelde, net als hun vermogen. “De oplossing is voor iedereen duidelijk te zien. Jullie, onze mondiale vertegenwoordigers, moeten ons, de superrijken, belasten en dat moet nu beginnen.”

Met hun voorstel voor een vermogensmaximum gaan de limitaristen een stap verder, en dat levert hen in Nederland het verwijt op dat ze een terugkeer naar het communisme voorstaan. Maar Robeyn benadrukt dat er helemaal niets mis is met een beetje ongelijkheid. “Sommige mensen werken harder dan anderen. Sommige mensen doen vuil of gevaarlijk werk, hebben een job met moeilijke uren, nemen meer risico’s of dragen een grotere verantwoordelijkheid. Die mensen mogen daarvoor beloond worden.”

Maar, zeggen de limitaristen, we gaan er te makkelijk van uit dat wie exuberant rijk is dat ook in die mate heeft verdiend, en dat is onterecht. Want werkt die rijkste 1 procent dan zoveel harder dan een alleenstaande moeder met twee jobs? En als talent rijkelijk beloond moet worden, waarom verdient een toppianist dan geen fortuinen? In een wereld die successen en mislukkingen toeschrijft aan het individu zijn dat belangrijke vragen, vindt politiek filosoof Patrick Loobuyck (Universiteit Antwerpen). “Als je een aangeboren talent hebt, in welke mate kun je dat claimen als een verdienste? En een erfenis, is die verdiend?”

“Een legitieme discussie”, vindt Verduyn. Hij stelt vast dat die grote Belgische fortuinen gebouwd zijn op hard werk en slimme beslissingen. “Aan de basis ligt steeds de creatie van een toegevoegde waarde aan de economie. Van de 37 miljardairs zou je er 27 kunnen omschrijven als fabriekseigenaars die samen ook tienduizenden mensen tewerkstellen. Families die zich alleen bezighouden met het beheer van hun vermogen via investeringen, zorgen onrechtstreeks evengoed voor jobs. Ik vind dat daar wel iets tegenover mag staan, zeker als de overheid ook toelaat dat het geld via allerlei erfconstructies naar de volgende generaties wordt doorgesluisd.”

Zo’n vermogensrangschikking is volgens Verduyn ook niet meer dan een momentopname: het geld staat doorgaans niet op een bankrekening maar is geïnvesteerd in bedrijven. Die moeten eerst verkocht worden vooraleer de eigenaars hun centen effectief in handen hebben. “En van de rijke families uit de jaren 1970 heeft nu pakweg nog 15 procent geld: die rijkdom is door de jaren versnipperd door erfenissen en ruzies.”

“Vermogen komt niet als regen uit de lucht vallen”, zegt Robeyns, “maar wordt door ons als samenleving gefaciliteerd, via het onderwijs bijvoorbeeld, of het systeem van eigendomsrecht. Moeten we daarover dan geen nieuwe afspraken maken over hoe we samen met dat geld omgaan? Belangrijk in het limitarisme is dat de allerrijksten als een vorm van dankbaarheid ook teruggeven aan de samenleving, in plaats van succes op te eisen als hun eigen verdienste.”

‘Complete illusie’

Met een vermogen van 1,587 miljard euro staat ondernemer Roland Duchâtelet op de 24ste plaats in de lijst van De Rijkste Belgen. Hij is het, weinig verrassend, niet eens met de argumenten van de limitaristen. Ook hij noemt Elon Musk als voorbeeld, maar dan als behoeder van onze vrije samenleving. “Dankzij zijn rijkdom kon hij de Oekraïners helpen: hij heeft hen via zijn Starlinksatellieten gratis toegang tot het internet aangeboden, ook al kostte hem dat veel geld. Daarmee was hij als beschermer van de democratie veel efficiënter dan al die inerte politici die er een eeuwigheid over doen om tanks aan het front te krijgen.”

Maar belangrijker, zegt Duchâtelet, zelf een groot voorstander van het basisinkomen, is dat de limitaristen uitgaan van een foutieve premisse, namelijk dat welvaart een beperkt gegeven is. “De vraag die hier gesteld wordt, is hoe we de taart eerlijk moeten verdelen. Wie bijdraagt aan de maatschappij door te innoveren of jobs te creëren, vergroot juist de taart. Als we een maximum zetten op vermogen, zal de taart juist kleiner worden, omdat die mensen zullen vertrekken.”

Het is niet per se zo dat alles boven die rijkdomsgrens per se tegen 100 procent moet worden wegbelast, benadrukt Robeyns. “Het limitarisme is een regulatief ideaal, wat betekent dat het nooit helemaal kan worden bereikt, maar dat we er wel naar moeten streven. Het is evenmin een wonderformule maar een onderdeel van een pakket aan maatregelen die de ongelijkheidskloof moet verkleinen, zoals het verschuiven van belastingen op arbeid naar vermogen, of de ontmanteling van belastingparadijzen. Dat zijn ingrepen die bij de bevolking op een brede steun kunnen rekenen.”

“Maar wat is precies het punt? Wat is nieuw aan het limitarisme?”, werpt armoede-expert Ive Marx (Universiteit Antwerpen) op. De diagnose is immers al lang gekend: we weten dat ongelijkheid slecht is voor een samenleving en we kennen de mechanismen die de ongelijkheid stuwen. En ook de remedie is gekend, zegt Marx. Een grotere bijdrage van de rijkste mensen, dat is immers een courant pleidooi. “Ik vraag me af wat een rijkengrens dan precies toevoegt aan dit debat? Zo’n grens lijkt me ook bijzonder arbitrair. Er zijn immers verschillende manieren om een vermogen op te bouwen: is het een erfenis? Heeft iemand bijzonder veel geluk gehad of was hij serieel innovatief? Zo’n rijkengrens biedt hoogstens het voordeel van de duidelijkheid.”

Belgische vermogensverdelingBeeld SAMPOL

Maar dan is er natuurlijk ook de praktische kant van de zaak. Is er een draagvlak voor zo’n bestaansmaximum? En zullen de rijken niet gauw hun boeltje pakken en verkassen naar vermogensvriendelijke oorden, zoals dat nu ook al vaak gebeurt? “De politieke realiteit leert mij dat we met het limitarisme geen stap verder zouden raken”, stelt Marx. “De argumenten om de rijkste vermogens zwaarder te belasten zijn overweldigend en er is een zeer groot draagvlak voor, dat weten we heel zeker uit opiniepeilingen. Als blijkt dat dan politiek al niet lukt, dan vrees ik dat een grens aan rijkdom een complete illusie is.”

Allemaal waar, beaamt Loobuyck: helemaal nieuw zijn de ideeën van de limitaristen niet en via belastingen doen we in België al een flink stuk aan herverdeling en rijkdombestrijding. “Maar de strijd tegen armoede en ongelijkheid focust zeer vaak op de onderkant van de samenleving. Het nieuwe aan het limitarisme is dat zij ook kijken naar wat zich afspeelt aan de bovenkant. Als de rijken zo machtig zijn dat ze het basisprincipe van één man, één stem, ondermijnen en het democratisch samenleven onder druk zetten, is die focus misschien niet alleen prikkelend maar ook legitiem.”