Direct naar artikelinhoud
InterviewAdil El Arbi en Loubna Khalkhali

‘Toen ik Adil aan mijn ouders voorstelde, kenden ze hem niet van zijn films, wel van ‘De slimste mens ter wereld’’

Loubna Khalkhali en Adil El Arbi: ‘Toen ik hoorde dat Adil een feminist was, dacht ik: ‘Hij zou weleens the one kunnen zijn.’’Beeld Koen Bauters

Heden geen klachten over de liefde: ze zit gewoon voor mij, op twee stoeltjes, en heeft de vorm aangenomen van Loubna Khalkhali (31) en Adil El Arbi (34). In hun blikken vind ik de precieze concentratie van wild en teder die verliefdheid is. Khalkhali werkt op de VRT-nieuwsdienst in de ploeg van Rudi Vranckx, El Arbi is samen met Bilall Fallah de regisseur van de cinema opschuddend moois als Black, Bad Boys for Life en Rebel. Het jaar 2022 bracht een ontgoocheling – de gecancelde superheldenfilm Batgirl – én een vol bord geluk: Khalkhali en El Arbi vierden afgelopen zomer hun huwelijk in Marokko, het land van hun ouders.

Rebel werd gesmaakt in de bioscoop dit jaar, terwijl de film toch geen gemakkelijk onderwerp behandelt.

Loubna Khalkhali: “Ik schrok toen Adil me vertelde dat zijn volgende film over Syriëstrijders zou gaan. Zo’n gevoelig, zwaarbeladen thema! Maar zijn antwoord was raak: ‘Als Bilall en ik het niet doen…’”

Adil El Arbi: “‘... wie zal het dan wel doen?’”

Khalkhali: “Ik vond dat erg moedig.”

El Arbi: “Ook los van onze achtergrond past het thema bij wat Bilall en ik doen. We maken publieksvriendelijke cinema, het mag groots en hollywoodiaans zijn, maar onze onderwerpen zijn wel ernstig. Daarom zullen we ook nooit alleen maar in de Verenigde Staten werken, denk ik. Daar kunnen we terecht voor commerciële projecten, maar we willen ook grote thema’s aansnijden en iets relevants vertellen, en dat gedijt beter in Europa.”

Batgirl was zo’n commercieel Hollywood-project, maar Warner Bros. schrapte de film nadat alles al was opgenomen, officieel om budgettaire redenen.

Khalkhali: “Enkele maanden daarvoor had Adil nog filmgeschiedenis geschreven door de eerste televisiereeks met een moslima als superheldin te maken – Ms. Marvel. En vervolgens werd Batgirl gecanceld. Dat was twee dagen na ons huwelijksfeest, weet je nog? We waren in Marokko toen je het te horen kreeg.”

El Arbi: “Will Smith, die te gast was geweest op het feest, was er ook nog. Ik ben meteen naar hem gelopen. ‘Will, something fucked up just happened, man! We need to talk!’ Zijn antwoord klonk droog en nuchter: ‘Don’t go on social media now.’

“Het was nog nooit gebeurd dat zo’n grote, dure productie in een vergevorderd stadium werd geannuleerd. Ik wist meteen dat we filmgeschiedenis hadden geschreven – al is het dan een episode die we niet hadden willen schrijven.

“Niemand kan zeggen dat Batgirl slecht was, want we waren nog niet klaar. En een film heeft meerdere versies, hè. Bij de grote klassiekers was de eerste montage vaak belabberd, en zat alles pas goed in de derde, vierde of vijfde versie. Maar die kans heeft Batgirl niet gekregen. En het was zo’n cool project. Brendan Fraser had het echt gekilld op de set. En Michael Keaton zat erin – de oorspronkelijke Batman, mijn grote held toen ik 6 jaar was! Maar ik vind het het ergst voor de cast en de crew: ze hebben zo hard aan die film gewerkt. Neem nu de stunt doubles: die hebben behoorlijk wat risico gelopen. En vervolgens kon ik hun niet het resultaat van hun werk tonen. Het is doodjammer, ja. Misschien wordt er ooit nog wel een documentaire gemaakt over die vreemde beslissing. Alsnog recognition voor Batgirl, dat zou mooi zijn.”

Lees ook

Adil en Bilall maakten met ‘Rebel’ een film over hun eigen generatie: ‘Ik zag jongens met wie ik ben opgegroeid plots één na één naar Syrië vertrekken’

GRAAG GRAAF

Dit was ook het jaar waarin jullie van Antwerpen naar Brussel zijn verhuisd.

Khalkhali: “Veel handiger voor mij, want: dichter bij de VRT. En het is iets rustiger voor Adil.”

El Arbi: “In Antwerpen werd ik voortdurend herkend. Ik wil daar absoluut niet blasé over doen, maar het werd een beetje moeilijk.”

Khalkhali: “We zaten eens op restaurant te eten toen twee jongens bij ons aan tafel kwamen zitten – wildvreemden, hè (lacht).”

El Arbi: “In Brussel kent de meerderheid me niet. En word ik toch herkend in de metro, dan spreken ze me niet aan. They don’t care.”

Khalkhali: “Dat is dat heerlijke je-m’en-foutisme van Brussel. Ik ben het volop aan het ontdekken, want de stad was mij onbekend. Ik kwam eigenlijk alleen op de VRT (lacht).”

El Arbi: “In Brussel kun je nieuwe plekken blijven ontdekken. Het is een gefragmenteerde stad: niet alle pijlen wijzen er naar het centrum. Dat vind ik zo cool.”

Khalkhali: “Een beetje edgy, ook. Mensen zijn hier wat farser dan in Antwerpen.”

El Arbi: “Iedereen doet hier graag graaf. Ik hou daarvan. Rumoer! Leven! Chaos!”

Khalkhali: “Ja, dat doet jou helemaal opveren. Bij mij is het omgekeerd: ik leef meer in m’n eigen hoofd. Misschien is dat wel een reactie op mijn jeugd. Je moet weten: ik ben opgegroeid in Hoboken, in de cocon van de familie en de wijk. Ik kreeg een traditionele opvoeding, met mijn ouders, tantes en nonkels altijd in de buurt. Iedereen keek mee. Heel dorps, eigenlijk (lacht). Dat had een groot voordeel: ik was nooit alleen en voelde me beschermd. Maar soms was het ook wel too much. Ik wilde gaandeweg ook een individu worden, en niet alléén maar een lid van een familie en een wijk.”

El Arbi: “Dat herken ik. Bij mij was het ook zo.”

Khalkhali: “Mijn vader was heel streng als het over studeren ging: uitblinken op school was cruciaal. En dus stortte ik me daarop. Ik moest het moeilijkste van het moeilijkste studeren – dat werd Latijn-wetenschappen. Mijn vriendinnen vonden me een streber, maar ik zag dat vooral als een compliment (lacht). Ik herinner me nog dat we met de klas op bezinningsdagen gingen, en dat ik daar een brief van mijn beste vriendin kreeg. Er zaten snoepjes in, want: ‘Ik ben er zeker van dat je niets hebt durven mee te smokkelen. Seut!’ (lacht)

Je ging naar het Sint-Agnesinstituut, een zogenaamde witte school, mét uniform.

Khalkhali: “Toch heeft het lang geduurd voor ik besefte dat er een verschil bestaat. Dat ik door mijn achtergrond anders was dan mijn Vlaamse klasgenoten. Tot in mijn tienerjaren was ik gewoon een meisje onder de meisjes.

“Het begon bij een leerkracht die het me moeilijk maakte. ‘Jij bent een moslima, toch? Doe je mee aan de ramadan? Eet je varkensvlees?’ Dat was geen oprechte nieuwsgierigheid, nee, het klonk als een nijdige ondervraging. ‘Waarom volg jij deze richting? Jullie geloven toch niet in wetenschap? En waarom zijn mannen en vrouwen niet gelijkwaardig in de islam?’ Ik viel uit de lucht: ik was gewoon een tiener, helemaal nog niet bezig met dat soort vragen. Nu kan ik beter om met zulke reacties, maar als jong meisje had ik dat begrippenkader nog niet. Thuis was er ook geen ruimte om te klagen. In de Marokkaanse cultuur heeft de lesgever een verheven, haast heilige status. Ik moest niet gaan zeuren bij mijn vader: de leerkracht had altijd gelijk. Maar ze zorgde er wel voor dat ik me voor het eerst anders voelde, en een beetje alleen.”

‘Toen ik thuis vertelde dat ik de journalistiek zou ingaan, schudde mijn vader het hoofd. Dokter moest ik worden! De mediawereld, dat was niets voor ons.’Beeld Koen Bauters

Jij hebt weleens verteld dat je gepest werd op de middelbare school, Adil.

El Arbi: “Ik was een heel stille, verlegen jongen, en aanvankelijk zaten er veel stoere gasten in mijn klas. Maar zo rond het vierde middelbaar waren die allemaal weg. Dat was het voordeel van op een strenge school te zitten – het Sint-Jan Berchmanscollege – waar de lat hoog lag: uiteindelijk bleef er nauwelijks iemand over (lacht). Op een bepaald moment keken we met de survivors om ons heen en stelden we vast: ‘Oké, er is niemand meer die ons bang maakt met z’n groot bakkes. Dus zullen wij nu wel de grave gasten zijn, zeker?’ Dat was echt de revenge of the nerds.”

Khalkhali (lacht): “Geweldig!”

El Arbi: “Daarna ging ik in Brussel film studeren aan het Sint-Lukas, en werd ik weer de stille.”

Khalkhali: “Zo ben je. Wat verlegen.”

El Arbi: “Ja, dat klopt wel. En: ik kwam uit een overzichtelijke, afgebakende omgeving. Met de klasgenoten die overbleven in het zesde middelbaar, had ik twaalf jaar opgetrokken. Op het Sint-Lukas kwam ik in een heel ander, veel artistieker milieu terecht, tussen mensen die ouder waren. De meesten waren een jaar of 25, en ik was een jonkie van 18. Bovendien dacht ik dat ik veel van film wist, tot ik die gasten hoorde praten. Ik wist niks! Ik was opgegroeid met de klassieke Hollywood-cinema, met de films van Steven Spielberg en James Cameron. Jurassic Park! Titanic! Maar op het Sint-Lukas ging het plots over de broers Dardenne. Ik zag films als Rosetta en Le fils, en ik kénde dat niet. De Palme d’Or? De Oscars, ja, die kende ik, die beschouwde ik als het wereldkampioenschap van de film. Maar er was dus nóg een belangrijke prijs, en de Dardennes hadden die gewonnen? (lacht) Enfin, ik kwam in contact met het soort cinema waar ik op m’n 8ste nooit voor had kunnen vallen. Maar ik begon wel te begrijpen waarom dat góéie cinema is.”

Ik vond het best verfrissend dat Bilall en jij de filmwereld in kwamen gerold met Hollywood als referentie.

El Arbi: “Het was ook een beetje trouw blijven aan onze eerste liefde. Je begint als kind met Batman of Superman, hè, niet met Rosetta. En ik was opgegroeid in de jaren 90, het tijdperk van de grote sterren: Tom Hanks, Tom Cruise, Denzel Washington…”

Khalkhali: “Was het niet ook een cultureel dingetje? Wij keken thuis alleen naar Hollywoodfilms.”

El Arbi: “Klopt. Vlaamse films kende ik ook niet. M’n videoband van Daens had al vijf jaar stof liggen vergaren toen ik ’m toch eens bekeek. Waarop ik meteen euforisch was: ‘Wajo, dat is precies Amerikaans!’ Dat laatste was ook de reden waarom De zaak alzheimer de eerste Vlaamse film was die ik in de bioscoop ging bekijken: daarover werd gezegd dat hij heel Amerikaans was.”

Khalkhali: “Toen ik Adil aan mijn ouders voorstelde, kenden ze hem niet van zijn films, wel van De slimste mens ter wereld (lacht).”

‘Twee dagen later kreeg ik te horen dat ‘Batgirl’ was gecanceld. Ik ben meteen naar Will gelopen: ‘Something fucked up just happened, man!’’ (Foto: met Will Smith en Bilall Fallah tijdens hun huwelijk.)Beeld Instagram

MASTERCLASS ISLAM

Jij werd in je tienerjaren bij de hand genomen door Al Jazeera, Loubna.

Khalkhali: “Inderdaad, die zender stond bij ons dag en nacht op.”

El Arbi: “Ha, bij ons ook.”

Khalkhali: “Ik was gefascineerd door dat eindeloze spuien van nieuws en analyse, in golven die maar bleven aanrollen. Nu, het waren altijd mannen die dat nieuws brachten, maar toen ik 11 of 12 was, zag ik plots een vrouw op het scherm verschijnen. Khadija Bengana was haar naam, en ze maakte meteen iets in me wakker. Een vrouw die op de voorgrond trad, die met evenveel klasse en metier als de mannen sprak: ik vond dat opwindend. Tot dan had ik gedacht dat vrouwen in onze gemeenschap niet op de voorgrond mochten treden. Dat ze een passieve rol moeten aanhouden, ten dienste van het grote geheel – en dus: van de man. En plots stond Khadija daar, en kwam ze me vertellen wat er in de wereld gebeurd was. Ik wist meteen dat ik dat ook wilde, dat ik later de journalistiek zou ingaan, maar mijn vader schudde het hoofd. Dokter moest ik worden! De mediawereld, dat was niets voor ons. En ik begrijp dat, hoor. Onze grootouders en ouders hebben alles achtergelaten, ze hebben van nul iets opgebouwd, te midden van een nieuwe cultuur, een nieuwe taal en nieuwe gewoontes, alles voor ons opgeofferd. Vervolgens willen ze voor hun kinderen en kleinkinderen maar één ding: zekerheid.”

El Arbi: “En dat betekent dus: dokter, advocaat of ingenieur worden (lacht).”

Khalkhali: “Nu goed, ik had ook Vlaamse vriendinnen die dat thuis te horen kregen. Maar in de Arabische wereld speelt het nog net iets harder. En de media in, nee, dat was niet het geijkte pad voor mij, hoewel we thuis wel veel naar de VRT keken.”

Die was in jouw jeugd nog een wit bastion.

Khalkhali: “Inderdaad, maar: er was wel Rudi (Vranckx, red.). Hij viel op: een man die wel heel veel wist van de Arabische wereld, en die het Palestijns-Israëlische conflict versloeg, en de oorlogen in Irak en Afghanistan. En hij deed dat ook heel kundig en integer. Toen ontstond mijn droom om ooit bij hem te gaan werken.”

El Arbi: “Maar had je een idee van hoe je daar kon raken? Wat je moest studeren?”

Khalkhali: “Totaal niet. En zelfs toen ik te weten kwam dat er zoiets als een opleiding journalistiek bestaat, vond ik dat ik eerst mijn theoretische basis moest verbreden. Ik wilde de geschiedenis van het Midden-Oosten kennen en de islamtraditie bestuderen, en dus koos ik voor arabistiek en islamkunde aan de KU Leuven. Ik kon niet de journalistiek in zonder die kennis, vond ik.”

El Arbi: “Wat je ook niet mag onderschatten: geboren worden in een islamitisch gezin betekent niet per se dat je dat geloof helemaal doorgrondt. Ik ben bijvoorbeeld niet praktiserend opgevoed, wij gingen thuis niet naar de moskee. Ik ben opgegroeid met de basisbeginselen van de islam.”

Khalkhali: “Precies! Goed zijn voor jezelf, goed zijn voor anderen: daar kwam het op neer. Dat zijn vrij universele waarden en normen, hè? Het is niet zo dat je door op te groeien in een moslimgezin automatisch een masterclass islam krijgt.

“Ik was gelovig, en tegelijk was er ook al een feministisch vuurtje in me gaan branden. Ik vroeg me af hoe die twee te verenigen waren. Want had – daar is ze weer – die ene leerkracht niet gezegd dat de vrouw minderwaardig is aan de man binnen de islam? En had ik zelf in m’n jeugd niet al ervaren dat de regels voor mij strenger waren dan voor de jongens in mijn omgeving? Enfin, dat zocht ik dus gulzig uit in die studie arabistiek – het voelde als een prachtig cadeau dat ik mocht openmaken – en daarna ging ik in avondschool journalistiek studeren. Maar nog altijd had ik geen ingang. Ik kende niemand die in de media werkte, níémand: via via was geen optie.”

Een spontane sollicitatie bracht je uiteindelijk bij de VRT.

El Arbi: “Want je dacht: ik probeer het gewoon?”

Khalkhali: “Ja, zo was het. Ik was blij toen ik uitgenodigd werd voor een gesprek, en ik was nog blijer toen in dat gesprek gesuggereerd werd dat ik misschien eens moest kennismaken met Rudi. Dat gebeurde – ik was helemaal thrilled – en hij vroeg me waarom ik dacht dat ik een meerwaarde kon betekenen. ‘Wel,’ zei ik, ‘voor een ploeg die zo bevlogen bericht over het Midden-Oosten en de Arabische wereld, zitten hier wel weinig mensen die daar hun wortels hebben.’ Rudi moest lachen. Vervolgens zei ik dat ik op televisie graag meer aandacht wilde voor de positie van vrouwen. Kijk maar naar hoe meisjes in Afghanistan nu niet meer naar school mogen, of hoe vrouwen in Iran niet mogen kiezen wat ze dragen. En ook dicht bij huis vallen verhalen te rapen: ook in België bestaat vrouwenbesnijdenis nog, ook hier zijn milieus waarin meisjes op hun 18de verplicht worden te trouwen.

“Ik mocht eerst een stage doen, daarna kwam er een plaatsje vrij in de ploeg van Rudi. Ik werd aangeworven om zijn sociale mediakanalen te onderhouden en om research te doen voor zijn projecten. Mijn droom werd werkelijkheid!”

Je maakte samen met Lara Richir ook Sheroes, miniportretten van vrouwen die via de sport hun plaats in de samenleving opeisen.

Khalkhali: “Mijn achtergrond speelde in mijn voordeel. Toen ik met Imane Elm en Asmae Essarhdaoui sprak, bijvoorbeeld, twee gangmakers van RWDM Girls, de voetbalclub uit Molenbeek, kon ik meteen zeggen dat ik hun verhaal kénde, want ik had het zelf meegemaakt. In mijn kindertijd voetbalde ik op de pleintjes, en dat vond ik heerlijk – ik was een echte spits, altijd recht op het doel af. Maar hoe ouder ik werd, hoe nadrukkelijker me duidelijk gemaakt werd dat ik als meisje toch niet op zo’n pleintje hoorde en beter thuis kon blijven. Ik voelde ook dat de regels voor meisjes strenger waren.

“Mensen als Imane en Asmae vinden het doorgaans niet moeilijk om te getuigen over racisme, maar wel om te praten over de ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Tegen mij – met dezelfde achtergrond en een vergelijkbaar verhaal – durfden ze dat wel. Ze vertrouwden erop dat ik hun verhaal genuanceerd zou vertellen.”

Was jij voor je Loubna leerde kennen al bekommerd om vrouwenrechten, Adil?

El Arbi: “Ja. Mijn moeder was heel geëngageerd. Ze zat in de Antwerpse politiek en was actief in verschillende vrouwenorganisaties. Daardoor was ik vertrouwd met vrouwen die hun rechten opeisten – al heel jong vond ik dat de gewoonste zaak ter wereld.”

Khalkhali: “Toen ik Adil leerde kennen, was ik wel wat zenuwachtig: hoe zou hij tegenover thema’s als gelijkwaardigheid staan? Vaak heb ik het gevoel dat ik mezelf moet uitleggen, dat ik me moet verantwoorden, maar Adil viel prachtig uit de lucht: ‘Hoezo, dat is allemaal toch normaal?’”

El Arbi: “Ik ben overtuigd van de gelijkheid tussen man en vrouw, ik ben dus een feminist. (Tot Loubna) Natuurlijk mag jij kiezen wat je draagt. Natuurlijk mag jij je dromen najagen. Natuurlijk mag jij worden wie je wil worden. Dat is toch vanzelfsprekend?”

Khalkhali: “Dat zou het moeten zijn. Maar ik heb al veel mannen ontmoet die daar anders over denken. Ik vond het dus geweldig om te horen dat jij die waarden van je mama had meegekregen, en ze als iets logisch beschouwde. Het bevestigde me in m’n eerste gevoel: ‘Deze jongen is bijzonder. Hij zou weleens the one kunnen zijn.’”

Adil El Arbi: ‘Als ik ooit oud en verschrompeld ben, wil ik de hand vasthouden van iemand met wie ik vergroeid ben. Want als je niet meer kunt lopen, tja, dan moet je praten, hè.’Beeld Koen Bauters

VERSCHROMPELD

Jullie leerden elkaar drie jaar geleden kennen, net voor de pandemie uitbrak. Kunnen jullie benoemen wat jullie aantrok in elkaar?

El Arbi: “Alles! Nee, de eerste flash kwam er natuurlijk door het uiterlijk: Loubna is zo’n mooie vrouw. En wat me ook meteen charmeerde: haar engagement. Dat ferme, die vechtlust, die overtuiging.

“Ik nam het meteen heel ernstig. De liefde is geen kwestie van ‘we zien wel’. Als ik oud en verschrompeld ben, wil ik de hand vasthouden van iemand die ik doodgraag zie. Iemand die ik ken, iemand die al jaren mijn metgezel is, iemand met wie ik vergroeid ben. Want als je niet meer kunt lopen, tja, dan moet je praten, hè.”

Khalkhali (lacht uitbundig)

Tijdens jullie relatie ging Adil al filmen in de Verenigde Staten en in Schotland.

Khalkhali: “Aanvankelijk was ik daar wat bang voor: krijgt een relatie wel een echte kans als je zo vaak niet samen bent?”

El Arbi: “Ik zeg Loubna weleens dat ze bij Los Morros moet komen werken, het productiehuis dat Bilall en ik hebben opgericht. Daar zou ze dan aan haar eigen dingen kunnen werken. Maar ik dring dat niet op, want ik weet hoe gehecht ze is aan wat ze nu doet – aan haar projecten, aan Rudi, aan de VRT. Maar het is een goed back-upplan.”

Khalkhali: “Je zorgt er ook altijd voor dat we elkaar kunnen zien als je in het buitenland aan een project werkt.”

El Arbi (knikt): “Dan probeer ik zo vaak als het kan weer naar België te vliegen. Of omgekeerd: om Loubna naar de set te brengen.”

Khalkhali: “Je bent daar erg in veranderd, hè. Vroeger probeerde je net om zo vaak mogelijk uit België weg te zijn.”

El Arbi: “O, ja. Als ik geen duidelijke reden had om hier te zijn, vertrok ik. Bilall en ik hebben nog altijd zin om over de hele wereld mooie dingen te producen. Maar België is wel m’n thuishaven, want daar is de liefde.”

Khalkhali: “Ik heb dat nog harder: België is mijn anker. Ik vind het fijn om wat van de aardbol te zien, maar in het buitenland verlang ik toch altijd weer terug naar België. Thuiskomen doe ik hier.”

Tot slot, Adil: schrijnt het niet dat je moeder zo vroeg gestorven is, al tijdens de draaiperiode van je debuutfilm? Ze heeft het allemaal niet kunnen zien.

El Arbi: “Maar ze had het allemaal al gezien. Wat er zou komen, bedoel ik: de films, de vriendschap met Bilall, de liefde voor Loubna. Iets in haar had dat allemaal voorvoeld, en dus kon ze gaan. Het voelt ook alsof ze er altijd bij is, en ik haar dus alleen fysiek moet missen. (Tot ons) Vind je dat een vreemde invulling van rouw? Het is een van die dingen waarbij m’n geloof me fundamenteel helpt. Religie stelt de dood voor als een deel van het leven – niet als het brutale eindpunt ervan. Dat helpt om het verdriet te dempen.”

Khalkhali: “Ik vond het mooi hoe op ons huwelijksfeest in Marokko al je tantes, de zussen van je moeder, aan één tafel zaten. Daar sprak een enorme tederheid uit, en de boodschap: ‘Wij zijn er voor jou, en zo is je mama er ook een beetje bij.’

(Tot ons) Na onze verhuizing zag ik tussen de spullen van Adil plots mijn lievelingsboek: De profeet, van de Libanese schrijver Kahlil Gibran. Het werd in 1923 gepubliceerd, en Gibran was toen al erg bezig met bijvoorbeeld de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Ik heb zóveel aan dat boek gehad, en ik was ontzettend blij dat Adil het ook bleek te hebben. Hij vertelde me dat het van zijn moeder was geweest.”

El Arbi (verontschuldigend): “Zelf ben ik niet zo’n lezer.”

Khalkhali: “Toen bedacht ik me wel hoe fijn het had kunnen zijn om haar eens te ontmoeten. Om van gedachten te wisselen over die thema’s. En om haar te zeggen dat ze haar zoon tot een prachtige man heeft opgevoed, en zo ook een stukje van mijn geluk is.”

© Humo