Direct naar artikelinhoud

Zalf op de wonde: hoe Loyle Carner in Brussel zijn publiek de ultieme troost bood ★★★★☆

20230125 Brussel Belgium: Loyle CarnerBeeld © Stefaan Temmerman

“Are you alive?” wilde een uitgelaten Loyle Carner weten van zijn publiek in de AB. “Are you present?” Met een ultrapersoonlijke performance trok de Britse rapper al die volgelingen in zijn verhaal. Faut le faire.

In Loyle Carners kosmos hebben een heleboel planeten een ander plekje tussen de sterren gekozen. Je hoorde het in ‘Hate’, een nieuwe song die het concert in Brussel aftrapte. ‘Let me tell you what I hate, everything I ain’t / Everything I’ve done, everything I break’, snauwde Carner terwijl het decor bloedrood kleurde. Wat volgde was een opsomming van de leugens, de betutteling en het racisme die hij in zijn leven te verwerken kreeg. ‘Yeah, they said it was all that you could be if you were black / Playing ball or maybe rap, and they would say it like a fact’, klonk het bitter over de fenomenale, naar jazz hunkerende breakbeat van zijn drummer Richard Spaven, een virtuoos die eerder al met Gregory Porter, José James en Flying Lotus werkte.

Die dwarse, gewrongen song zegt veel over hoe Carner anno 2022 in het leven staat. Hij wil niet langer ‘the nicest man in UK hiphop’ zijn. Hij is het beu om als een doetje te worden gezien. Nu hij de dood van zijn stiefvader heeft verwerkt en opnieuw contact heeft met zijn biologische vader – een Brits-Guyaanse man die hem als kind in de steek liet – komt hij meer dan ooit empowered uit de hoek. Na heel wat zelfonderzoek beweert Carner in het reine te zijn met zijn zwarte wortels: een vervolmaking van een identiteit die hem als biraciale jongen tot voor kort vooral met verwarring en vraagtekens opzadelde. Radeloosheid als default setting. ‘Yeah, I’m black like the key on the piano’, spuwde Carner manisch in ‘Georgetown’, ‘White like the keys on the piano, low ammo’. Hij mag dan uit South Croydon afkomstig zijn, hier bloeide en vloeide hij als de jonge Nas.

En kijk, diep vanbinnen schuilt nog steeds een aaibare boy-next-door die het people pleasen niet wil verleren. Paars en prinsessenroze spotlicht klaterde over ‘You Don’t Know’, een vederlichte rapsong waarbij een euforische zucht door het publiek trok. De vijf muzikanten (waaronder een trompetspelende dj!) putten niet zelden uit een onverwacht palet, zeker wanneer het ging over de nummers uit Carners uitstekende nieuwe album ‘Hugo’. De jazzfunk van ‘Plastic’ werd in de AB vertimmerd tot verschroeiende psychrock: woelige baren voor de zwalpende Carner wiens stem met bevreemdende effecten werd overladen. In ‘Yesterday’ wurmde drummer Spaven zich de Madlib-beat in die de track zo onweerstaanbaar maakt, en hij kwam er verdorie mee weg.

Rijles

’t Was een makkie voor Carner om zijn publiek te laten wegsmelten. Hij bekende dat hij voor de coronacrisis het artiestenleven voor lief nam. Elk concert was hetzelfde. Elke avond baarde hetzelfde publiek. Die fout maakt hij niet langer, zo klonk het. ‘Ik wil van elk moment genieten en ten volle aanwezig zijn. Ik wil jullie zien voor wie jullie werkelijk zijn.’ Aan het gelukzalige gejoel te horen kon haast iedereen in de zaal zich vinden in zo’n verlangen naar authenticiteit.

20230125 Brussel Belgium: Loyle CarnerBeeld © Stefaan Temmerman

En dan waren er de autobiografische songs vol ontroerende faits divers en achteloze ontboezemingen. Zoals in ‘Homerton’, een teder nummer genoemd naar het ziekenhuis waar Carners zoontje werd geboren. ‘My Dad told me this one thing and it’s very true, he said, umm / Sometimes, he said, umm / The parents need their kids more than the kids need the parents’, zo besloot hij er. ‘HGU’, genoemd naar de nummerplaat van de aftandse Volkswagen Polo van zijn biologische vader, ging dan weer over vergiffenis. Over de beste versie van jezelf durven zijn. ‘Als je niet weet waar je vandaan komt, geraak je niet vooruit.’ Carner vertelde over de autorijlessen die zijn vader hem kost wat kost tijdens de coronapandemie wilde geven. Over het besef dat die man ook ooit maar een gedesoriënteerde immigrant was die het in het gure Engeland van de jaren 80 moest zien te rooien met het minimum. ‘He didn’t have the tools’, aldus Carner. ‘But I have.’

Troost

Er was ook complexloze feelgoodmuziek. ‘Ain’t Nothing Changed’, bijvoorbeeld, een publieksfavoriet. ‘Nobody Knows’ mogen we niet vergeten, met die heerlijk stoffige gospelsample van Pastor T.L. Barrett – zoek op YouTube het origineel eens op en schrik niet wanneer u plots zin hebt om zondag naar de kerk te gaan. ‘Angel’ en ‘Ottolenghi’ gloeiden als een kacheltje, alleen was het jammer dat hun gastzangers Tom Misch en Jordan Rakei er niet live bij waren.

Loyle Carner? In Brussel was hij zalf op ieders wonde. Op plaat mag hij dan donzig en knus uit de hoek komen, live schuilt er een verbazingwekkende furie in de man. ‘Wil je relevant of revolutionair zijn?’, vroeg hij zich luidop af. En zie, het liefst wil hij de barricades op, zo bleek. Gek, want hij is toch zo goed in simpelweg troost brengen. Vaak hoeft het niet meer te zijn.

Gezien op 25/1 in de AB, Brussel