Direct naar artikelinhoud
AchtergrondDrugsmaffia

‘Er is een schijnbaar onuitputtelijk reservoir aan tieners die zich laten verleiden door het geld van het drugsmilieu’

‘In Amsterdam-Zuidoost heeft gangsterrapper JoeyAK (foto) een heel drugsnetwerk uitgebouwd. Een AK is een kalasjnikov, maar hij beweert dat die letters voor iets anders staan.’Beeld rv

Drugsjochies worden ze genoemd, maar wat ze doen, is geen kinderspel. In Antwerpen werden de voorbije maanden tientallen jonge Nederlandse drugscriminelen opgepakt, onder wie een hele rist minderjarigen. Tieners – de jongste is 15 – worden als kamikazes ingezet om cocaïne uit de haven te halen en aanslagen te plegen. Terwijl de drugsoorlog verhardt, leveren steeds meer ouders hun eigen stille gevecht om hun kinderen uit het milieu te halen. We spraken met vaders en moeders van drugsjochies uit Antwerpen en Amsterdam. ‘Toen we telefoon kregen uit een gevangenis dat onze zoon daar zat, viel de hemel op ons hoofd.’

‘Al maanden zitten we in deze nachtmerrie. We zijn doodsbang geweest, en eigenlijk zijn we dat nog altijd. Bang dat de drugsorganisatie die onze zoon heeft ingelijfd, hem niet met rust zal laten. Bang dat hij nog met de verkeerde vrienden optrekt. Zelf zegt hij van niet, maar zeker ben je nooit. Het ergste is wel dat hij niet met ons mag praten over wat er precies is gebeurd. Hij moet zwijgen tegen iedereen, anders wordt hij beschouwd als een snitch, een verklikker. We hebben intussen gezien hoe meedogenloos een drugsbende is voor jongens die hun mond voorbijpraten. Dat is heel beangstigend, want niet alleen hij loopt gevaar, maar ons hele gezin, en iedereen in zijn buurt. Kijk naar wat er is gebeurd met dat meisje van 11 in Antwerpen: die kogel was wellicht niet voor haar bedoeld, maar ze is wel dood.’

Voor ons zitten Carl en Indra*, de Amsterdamse ouders van Orlando*, die op een nacht in de haven van Antwerpen is opgepakt. De jongen, een tiener nog, werd samen met een groep Nederlandse twintigers op de kaaien gesnapt met sportzakken, gevuld met kniptangen en koevoeten – ze wilden cocaïne uit een container halen. Zijn ouders in Amsterdam hadden geen idee waar hun zoon uithing. ‘Maar toen hij die avond om twaalf uur niet thuiskwam, raakte ik meteen in paniek’, vertelt zijn moeder Indra. ‘Hij trok ’s avonds graag op met vrienden, maar hij was altijd vóór middernacht thuis, dat was de regel.’

Orlando was een slimme, sportieve jongen die goeie resultaten haalde op school, en aanvoerder van een voetbalteam was. Vrolijk en lief, maar ook stoer en eigenwijs, met kwajongensstreken. ‘Maar drugs? Nee’, zegt zijn vader Carl.

Carl: “Toen we telefoon kregen van een Belgische jeugdgevangenis met het nieuws dat Orlando daar vastzat voor het uithalen van cocaïne, was het alsof de hemel op ons hoofd viel.”

Jullie zoon weet niet dat jullie vandaag met ons praten.

Carl: “Nee, en het is voor ons heel moeilijk om dit interview te geven. We leven al maanden in de grootste achterdocht. We willen niet dat ons verhaal naar hem of naar ons gezin kan leiden. Maar we willen toch dat het bekend wordt: misschien kunnen we er zo voor zorgen dat andere jonge snaken níét verblind worden door het geld en het avontuur van die gewelddadige drugswereld.”

Advocate Chantal Van den Bosch: ‘Het is maar een kwestie van tijd voor ook jongeren van bij ons in dat soort delicten betrokken raken. ‘Binnenkort moeten jullie een hoek met teddyberen inrichten’, grap ik soms tegen de agenten van de drugsafdeling.’Beeld Guy Puttemans

TEDDYBEREN

Antwerpen kende een hete zomer, met nachtelijke aanslagen in de straten van Borgerhout, Berchem en Deurne. Rijhuizen werden beschoten, winkels en woningen bekogeld met granaten, auto’s in brand gestoken. Het Antwerpse parket pakte een recordaantal Nederlanders op voor geweldsdelicten en het uithalen van cocaïne uit containers in de haven. ‘Veertig van dergelijke sujetten zitten in de cel in Antwerpen’, zegt justitieminister Vincent Van Quickenborne (Open Vld). ‘We vullen een hele gevangenisvleugel met hen.’ Dat de minister wekenlang in een safehouse moest onderduiken, heeft te maken met een ontvoeringspoging door een drugsorganisatie uit Den Haag. En de weinige sporen in de aanslag waarbij het 11-jarige meisje Firdaous werd vermoord, wijzen ook in de richting van Nederland.

Nieuw zijn die Nederlanders in de Antwerpse drugswereld niet, hun jonge leeftijd is dat wel, zegt misdaadverslaggever Paul Vugts van de Nederlandse krant Het Parool.

Paul Vugts: “Toen ik destijds als twintiger als misdaadjournalist begon, schreef ik over veertigers die de drugscriminaliteit domineerden. Nu ben ik zelf een veertiger en schrijf ik over twintigers. Er is een schijnbaar onuitputtelijk reservoir aan jonge jongens die zich laten verleiden door het geld en het avontuur van het drugsmilieu. Straatjongens die een flitscarrière maken en op pad worden gestuurd met oorlogswapens en explosieven. Onlangs wilde een kereltje van 17 jaar in Utrecht een bom leggen, maar die ging te vroeg af, en hij verloor zijn voet. Dat koelbloedige geweld waarvoor tieners worden ingezet, zien we nu naar België overslaan.”

Zou het kunnen dat het 11-jarige meisje Firdaous per ongeluk is doodgeschoten door een Nederlands drugsjoch van 16?

Vugts: “Dat weten we nog niet, maar ik hoorde hier meteen mensen van de politie en het Openbaar Ministerie zeggen: ‘O-ow, als dat maar niet weer Nederlanders zijn.’”

Advocate Chantal Van den Bosch staat al jaren minderjarige dealers en loopjongens uit het Antwerpse drugsmilieu bij en ziet een verschil tussen de Nederlandse en de Antwerpse jongens.

Chantal Van den Bosch: “Bij onze jongeren zitten veel meer kleine garnalen: druggebruikers die zelf gaan dealen of met spul gevulde tennisballen over de muur van de gevangenis gooien. Jongeren die op zoek zijn naar een baantje, niet direct iets vinden en cocaïne gaan rondbrengen op hun elektrische step of een brommertje.

“De Nederlandse minderjarigen die naar hier komen, plegen zwaardere feiten. Als ik een jongen van 16 of 17 bijsta die gesnapt is omdat hij cocaïne in de haven heeft uitgehaald of een granaat heeft gegooid, trek ik grote ogen. Soms is het zelfs hun eerste misdaad. Dat heb ik bij de Antwerpse minderjarigen nog niet vaak gezien. Maar vergis je niet: het is maar een kwestie van tijd voor ook jongeren van bij ons in dat soort geweldsdelicten betrokken raken. ‘Binnenkort moeten jullie een hoek met teddyberen inrichten’, grap ik soms tegen de agenten van de drugsafdeling, maar voorts valt er weinig te lachen.”

U praat veel met ouders van minderjarigen die voor drugsfeiten worden opgepakt.

Van den Bosch (knikt): “Ik zie een duidelijke kentering. Vroeger was hun reactie doorgaans: ‘Mijn kind, schoon kind.’ Nu zie ik veel moeders en vaders die in shock zijn als hun kind dealt: ‘We willen niet dat onze zoon in zo’n fout, gevaarlijk milieu zit, hij moet weten wat de gevolgen zijn.’ Natuurlijk zijn er nog altijd ouders die de schouders ophalen, of bij wie de hele familie profiteert van het drugsgeld om hun woningen af te betalen, maar ik zie toch dat de mentaliteit verandert. Door al die geweldsdelicten zien ouders hoe hardvochtig die wereld is. Ze zijn ook bang voor hun andere kinderen.

“We gaan ervan uit dat die jongeren uit een marginaal milieu komen, maar dat beeld klopt niet altijd. Je mag dan uit een stabiel gezin komen met betrokken ouders, de impact van de vrienden is vaak nog groter. Als zo’n jongen het financieel niet nodig heeft, doet hij het wel voor de kick en de spanning. Om erbij te horen, de coole gast uit te hangen. Het kan ieders kind overkomen als hij daar op dat ogenblik voor openstaat, als hij zich slecht in zijn vel voelt of geld nodig heeft.

“Ouders die dat meemaken, gaan door een hel. Vaak zijn ze nooit eerder met criminaliteit in aanraking gekomen, en plots moeten ze in hun eentje tegen een machtig systeem vechten. Afgelopen weekend had ik een jongen op gesprek die gepakt was voor dealen. Een jaar lang had hij keihard gewerkt om wat bij te verdienen. Dan verliest hij zijn baantje, maar hij heeft wel een brommertje en moet zijn beugel betalen. Een vriend stelt hem voor om drugs te leveren met zijn brommer. Die papa was compleet in shock. Hij had nooit gedacht dat zijn zoon dat zou doen.”

Paul Vugts: ‘Er is een schijnbaar onuitputtelijk reservoir aan jonge jongens die zich laten verleiden door het geld en het avontuur van het drugsmilieu.’Beeld Wim Van Cappellen

AVONDKLOK

‘Kent u de Nederlandse misdaadserie Mocromaffia?’ vraagt Carl. ‘Daar had ik één seizoen van gezien, dat was ongeveer wat ik van de drugswereld kende.’ In de fictieserie, gebaseerd op waargebeurde feiten, vliegen de kogels in het rond en druipt het bloed van het scherm in de onderwereldoorlog tussen drugclans in Amsterdam.

Carl: “Die beelden, onder meer van een afgehakt hoofd dat wordt achtergelaten op de stoep in Amsterdam, schoten door mijn hoofd toen we dat telefoontje uit de Belgische gevangenis kregen. Die reeks is fictie, en opeens zaten we er zelf in.”

Wanneer kregen jullie het bericht dat jullie zoon was gearresteerd op verdenking van een drugsuithaal?

Carl: “Zondagochtend, rond elf uur. Hij was al sinds vrijdagavond vermist.”

Indra: “Het was een verschrikkelijk weekend. Hij is dood, hij zit opgesloten in een flat, hij ligt in het ziekenhuis: alle scenario’s schieten door je hoofd. We gaven zijn verdwijning aan bij de politie en belden al zijn vrienden, ook zijn beste vriend. We voelden dat die iets verzweeg.”

Carl: “Toen we zondagochtend dat telefoontje kregen, waren we eerst opgelucht dat hij veilig was. Maar als je dan hoort wat er precies gebeurd is, besef je in wat voor milieu hij zit, en dat het gevaar nog lang niet geweken is. Dat was nog beangstigender dan toen hij gewoon vermist was.”

Kwam het als een totale verrassing, of hadden jullie toch iets aan zijn gedrag gemerkt?

Carl: “Onze zoon was aan het wegglijden. Hij was 14, begon te puberen en toen sloeg corona toe. Alles stopte: de school, het voetbal, de hobby’s… Hij had het heel moeilijk met die isolatie. Zijn onlinelessen volgde hij vanuit zijn bed, waar hij voor de rest van de dag niet uit kwam. ’s Avonds ging hij de deur uit, voetballen met vrienden. In de buurt werden kinderen soms opgejaagd door motoragenten, want er was een avondklok. Dat kat- en muisspel vonden die jongens wel spannend en grappig, ook Orlando. Mijn zoon werd nooit gepakt, maar zijn vriendjes wel, en die kregen dan een boete van 400 euro. Zo geef je pubers wel een heel verkeerde impuls, als je ze op motoren achternazit voor zo’n futiliteit. Ik denk nog altijd dat hij met zijn puberbrein niet eens een duidelijk verschil zag tussen die achtervolging en een paar blokken uit een container in de haven halen.”

Indra: “Orlando was een vrolijke jongen, maakte altijd grapjes, was een haantje-de-voorste. Maar we merkten dat hij zich begon af te zonderen. Hij praatte en lachte niet meer, deed heel stoer.”

Carl: “Pubergedrag, denk je dan. Het werd moeilijker om te zien met welke vrienden hij optrok. Hij hing veel rond op straat en deed heel ondeugende dingen, richtte vernielingen aan, pleegde een diefstal. Twee keer ben ik hem in het politiebureau gaan ophalen, maar omdat er geen bewijs was, kwam er ook geen klacht. We hadden soms verhitte discussies, vroegen hem met wie hij optrok en wat hij wilde doen met zijn leven. Maar je denkt nog altijd dat het streken van een dwarse puber zijn.”

Waarom heeft hij jullie niet onmiddellijk opgebeld na zijn arrestatie?

Indra: “Hij kende ons nummer niet. Het zat wel in zijn mobiele telefoon, maar die had hij niet bij zich. Die moeten ze achterlaten bij de bende voor ze aan zo’n operatie beginnen, anders zijn ze traceerbaar. Onze zoon is wel heel hard aangepakt door de Belgische politie, daar is hij erg van geschrokken.”

Carl: “De politie hield hen onder schot. Onze zoon was niet gewapend. Maar misschien liep er wel iemand anders bij met een wapen, dat weten we niet.”

Indra: “De arrestatie was midden in de nacht. Hij werd naar een politiecel gebracht en moest daar overnachten. Pas zondagochtend kregen we dus een telefoon van de jeugdinstelling.”

Hebben jullie enig idee waarom hij het deed? Het geld had hij niet nodig, toch?

Carl: “Nee, we hebben allebei een goeie job, we hebben een huis en een auto. De kinderen kunnen studeren en hebben alles wat ze willen. We zijn niet heel rijk, maar op school heeft hij veel vrienden die een pak minder mogelijkheden hebben. Daar gaat het dus niet om, maar het is natuurlijk wel spannend. En hij houdt van avontuur.”

Indra: “‘Ik wilde het geld niet voor mezelf houden, mam’, zei hij toen we hem de eerste keer gingen bezoeken. Hij wilde het aan die en die vriend geven… Die konden het goed gebruiken.”

Orlando verscheen in Antwerpen voor de jeugdrechter en bleef negen weken in de gesloten instelling De Grubbe in Everberg. Daarna mocht hij naar huis. Intussen gaat hij terug naar school en herneemt het leven ogenschijnlijk zijn gewone gangetje, maar het hele gezin trilt nog na.

Indra: “Zijn twee broers hadden het er heel moeilijk mee. Ze waren boos, raakten overstuur, voelden zich schuldig. Ook ik voelde me schuldig. Waarom heb ik niets gezien? Hebben we hem te vrij gelaten? En ik was bang. Zit hij nog vast aan die bende? Kan hij nog een toekomst opbouwen?”

Denk je dat hij nog contacten heeft?

Indra: “Hij beweert van niet, en we willen hem graag geloven, want wij willen het ook loslaten.”

Carl: “Maar de waarheid is dat we het niet weten. Praten met hem gaat heel moeilijk. Na school gaat hij direct naar zijn kamer en is hij bezig met zijn telefoon of zijn computer. Die negen weken in de jeugdgevangenis heeft hij ook moeten verwerken. Je kunt niet meteen eens goed praten met hem. Zo gaat het niet.

“We weten nog altijd niet het fijne van de zaak, maar dat willen we ook niet uit hem trekken. Aan de jeugdrechter heeft hij ook niets verteld. Dat mag hij niet, anders komt die bende achter hem aan. De Nederlandse politie is nog een keer langs geweest om met hem te praten. Hoe hij met die bende in contact gekomen was, wilden ze weten. Toen heb ik zelf tegen die agenten gezegd dat hij niets kon zeggen, voor zijn eigen veiligheid, en die van zijn broer en zus.”

Konden jullie ergens terecht met jullie vragen of voor ondersteuning?

Carl: “We vielen tussen wal en schip, want Orlando viel niet onder de Nederlandse justitie. Van de overheid kregen we geen jeugdzorg aangeboden of zo, hij werd ook niet opgevolgd. Af en toe kreeg ik iemand van de Belgische justitie aan de lijn, maar die zitten natuurlijk ver weg. We hebben toen zelf contact gezocht met een jongerenorganisatie, waar hij twee keer naartoe is geweest, maar toen wilde hij niet meer.

“Hij schaamt zich. Hij beseft dat hij heel veel mensen pijn heeft gedaan, zeker zijn familie. We willen hem dus ook niet te veel confronteren, en het zeker niet aan de grote klok hangen. We proberen weer normale dingen te doen met het gezin, uitstapjes en samen eten, maar er is wel die olifant in de kamer waar we steeds omheen praten.”

Indra: “We weten nog altijd niet met welke vrienden hij optrekt, en we volgen hem ook niet op straat of zo. Maar hem opsluiten is ook geen goed idee. Als hij ’s avonds weg is, voel ik mijn hart soms bonzen en bel ik hem op. ‘Wat doe je, hoe laat kom je thuis?’ Dan zegt hij: ‘Mam, ik doe niks verkeerds. Ik zit hier met mijn vrienden.’ Misschien doe ik dat beter niet, maar ik kan hem niet loslaten. Hij weet dat ik altijd voor hem zal vechten. Voor de rest kunnen we niks doen. We zijn machteloos.”

Carl: “Zijn schoolresultaten zijn nog altijd ondermaats, terwijl hij een paar jaar geleden de hoogste cijfers haalde. ‘Komt allemaal goed’, zegt hij altijd. Hij wil studeren, net als zijn broer, maar dan zal hij zich wel moeten herpakken. We kunnen alleen maar hopen dat hij over een paar jaar eens terugkijkt en zich afvraagt hoe hij zo stom kon zijn.”

RATTENVANGER

‘Sinds de geweldgolf van vorige zomer werden in Antwerpen zeven minderjarigen uit Amsterdam en Rotterdam opgepakt’, zegt het parket van Antwerpen. Ook bij het parket van Dendermonde, aan de andere kant van de haven, lopen enkele dossiers. De meeste verdachten zijn 16 of 17 jaar en van Surinaamse afkomst. ‘Vroeger zagen we ook al Nederlandse minderjarigen, maar toch minder.’

We krijgen een magistraat van het Antwerpse parket te spreken die gespecialiseerd is in de materie, maar liever niet bij naam wordt genoemd.

Worden bewust minderjarigen ingezet, omdat die minder straf riskeren?

Parketmagistraat: “Wij vermoeden van wel. Maar dat kan tegenvallen. We vragen de jeugdrechter altijd om die jongeren in een gesloten instelling in België te plaatsen, en daar te houden terwijl het onderzoek loopt. Daarmee geven we het signaal dat we het heel ernstig nemen: je kunt hier niet zomaar met bommetjes gooien en denken dat je na een verhoor direct terug naar Nederland kunt.

“Die jongeren komen terecht in Everberg, maar hun leven speelt zich in Nederland af, dus op het gebied van reclassering hebben wij hun niet veel te bieden. In sommige dossiers dragen we hen na verloop van tijd over aan de Nederlandse justitie voor de strafvordering en de opvolging. Als er alleen materiële schade is, welteverstaan, niet als er slachtoffers zijn gevallen. Dan houden we ze hier, voor het geval iemand zich burgerlijke partij wil stellen.

“Ik denk dat het voor die jongeren toch een redelijk zware straf is. Dat heb ik zelf op zittingen van hen gehoord. Voor hun ouders is het ook niet makkelijk om vanuit Amsterdam of Rotterdam op bezoek te komen. En communiceren is hier niet vanzelfsprekend: we spreken allemaal Nederlands, maar Vlaams klinkt toch heel anders dan Rotterdams of Amsterdams.”

Die landsgrens, die bestaat voor criminelen helemaal niet, zegt Paul Vugts.

Vugts: “In anderhalf uur sta je vanuit Amsterdam al in Antwerpen. Als het hen goed uitkomt, werken Nederlandse en Antwerpse drugsorganisaties samen, zo opportunistisch zijn ze wel. Soms investeren ze samen in één grote partij cocaïne. En als het misloopt, krijgen ze ruzie, met alle geweld van dien.”

Hoe komen tieners in die gevaarlijke clans terecht? Een Nederlandse drugsmoeder omschreef de ronselaars als een soort rattenvangers van Hamelen.

Vugts: “Het gaat heel subtiel. Oudere jongens in achterstandswijken ontfermen zich als een soort grote broer over de jonkies op straat. Ze zijn stoer, rijden in dikke auto’s, tonen dat ze geld hebben en krijgen respect. Dat is heel aantrekkelijk voor zo’n tiener, want die wil erbij horen en denkt: ik kan profvoetballer worden, of een crimineel. Die oudere jongens weten wel een klus voor hen: je kunt 50.000 euro verdienen met je groep als je cocaïne uithaalt. En die jongens trappen daarin, ze denken niet na. Nog voor hun hersenen zijn volgroeid, zitten ze al in de problemen. Er zitten ook licht mentaal beperkte jongeren bij, omdat die nog makkelijker te beïnvloeden zijn.

“In Amsterdam-Zuidoost heeft gangsterrapper JoeyAK een heel netwerk uitgebouwd. Een AK is een kalasjnikov, maar zelf beweert hij dat die letters voor iets anders staan. Er zijn veel wapens in omloop, en sommige jongens wanen zich in een schietspelletje. Alleen is het écht, maar dat beseffen ze pas als het te laat is. Dan zie je zo’n jonge kerel verbaasd zitten kijken in de rechtszaal: hoe ben ik hier beland?

“Cocaïne uit containers halen in de haven is een soort ‘instapdelict’ geworden. Vroeger zag je dat een criminele carrière geleidelijk begon: een diefstal, een straatroof, een overval... Stilaan werd het heftiger. Nu halen jongens die nog nooit een misdaad hebben gepleegd, drugs uit containers en zitten ze meteen in het zware drugscircuit.”

Terwijl zij het niet als een grote misdaad zien.

Vugts: “Nee, want ze hoeven niemand pijn te doen of te overvallen, alleen enkele blokken uit de haven halen. En als je het één keer hebt gedaan, raak je niet zo makkelijk meer weg uit dat milieu.”

Je kunt het niet één of twee keer doen en dan stoppen?

Vugts: “Nee, want je weet al te veel. Je weet wie de opdracht heeft gegeven en hoe het werkt, je kent de structuur. Je zit er heel snel te diep in. Op lange termijn zijn er maar twee opties: de cel of het graf. Daar denken ze op die leeftijd niet aan. Ze zien het als een spannende klus. Snel geld verdienen.”

Wat schuift het? De Nederlandse officier van justitie Hugo Hillenaar noemde een gangbaar bedrag van 2.000 euro per kilo.

Vugts: “In het verleden zag ik vaak het bedrag van 50.000 euro passeren, voor de hele groep. Dan moeten vijf of zes jongens dat geld delen, wat ze vaak niet vooraf beseffen. Voor een grotere partij kan het 100.000 euro zijn. De organisaties betalen meer naarmate de klus moeilijker wordt en het risico groter is. En omdat de straffen onlangs zijn opgetrokken, gaan ook de bedragen die de jongens krijgen naar omhoog. Het is pure marktwerking.”

Met jongeren als kanonnenvoer?

Vugts: “Ja, ze worden als kamikazes gebruikt: ook als de pakkans heel groot is, laten ze hen toch proberen. En als die jongens dan in de cel belanden, is dat pech voor hen. Die organisaties zijn bikkelhard. Er zijn genoeg kandidaten die het willen doen, veel meer dan vroeger.”

Wat opvalt bij wie gepakt wordt, is dat iedereen zwijgt.

Van den Bosch: “Natuurlijk. De straatcultuur schrijft voor dat je niks zegt. Als je praat, ben je een snitch, en dan kun je maar beter onderduiken. Onlangs hebben ze het oor van een jongen afgesneden.”

Twee ooms van het meisje dat in Antwerpen werd doodgeschoten, zitten volgens het parket diep in de cocaïnehandel, maar de moeder van het meisje zegt dat haar familie niets met drugs te maken heeft.

Vugts: “Het is vaak een combinatie van de zwijgcultuur, die voorschrijft dat je je vrienden niet verraadt, en de schaamtecultuur. Tegen de klippen op blijven ontkennen voor de eer van de familie, terwijl het overduidelijk foute boel is, dat zie ik vaak. Maar zo komt er niet snel een oplossing, natuurlijk.”

Anonieme getuigeBeeld Guy Puttemans

KOGELS IN DE KNIEËN

Yasmina* (50), een Marokkaanse moeder uit Borgerhout, weet maar al te goed hoe streng de omerta in de Marokkaanse gemeenschap is, en hoe stevig de greep van een familie kan zijn. Al bijna tien jaar doet ze verwoede pogingen om haar zoon Ibrahim* uit de drugsbende van zijn oudere neven te halen. De jongen zette zijn eerste stappen in de misdaad al op zijn 13de, toen hij in hun opdracht ging stelen. Hij werd koerier en dealer, en klom op in de organisatie van zijn familie. Zijn hele jeugd pendelde hij tussen jeugdinstellingen en thuis, waar zijn moeder hem telkens op het rechte pad probeerde te helpen.

Dat is tot nu toe nog niet gelukt. Ibrahim is vandaag 22 en zit sinds een paar weken weer in de gevangenis, opnieuw voor drugsfeiten. ‘Ik weet dat het raar klinkt, maar ik ben blij dat mijn zoon achter de tralies zit’, zegt Yasmina, die ons in het geheim ontmoet. ‘Ik voel dat hij daar veiliger is dan buiten.’

Yasmina: “Alles heb ik geprobeerd om hem te redden. Ik heb samengewerkt met hulpverleners, ik stimuleerde hem om naar school te gaan. Stuurde hem naar het voetbal, liet hem thaiboksen… Dan liep het een tijdje goed, maar als zijn neven hem opzochten, liet hij alles vallen en was hij weer vertrokken.”

Samen met andere ongeruste moeders besloot Yasmina enkele jaren geleden haar eigen war on drugs te voeren, de omerta te doorbreken en samen te werken met de politie.

Yasmina: “We wisselden namen, adressen en nummerplaten uit, en gaven alles door aan de politie. Dan trilde ik vanbinnen van angst – nu weer, terwijl we hier praten. Ik heb mijn eigen familie verklikt omdat ze mijn zoon kapotmaakten. Maar het is levensgevaarlijk. Een jongen van wie ze wisten dat hij met de politie had gepraat, hebben ze later in de knieën geschoten: hij is in een rolstoel beland. Zijn auto hebben ze in brand gestoken. En ze worden steeds gewelddadiger.

“De voorbije jaren waren slopend. Ik slaap nog altijd heel slecht. Ik moet weerstand bieden aan mijn criminele familie en ervoor zorgen dat ze mijn andere kinderen niet meetrekken in dat milieu. En ik werk me krom om de boetes af te betalen die mijn zoon heeft opgestapeld.”

Hoe is je zoon op zijn 13de in een drugsbende beland?

Yasmina: “Het gebeurde onder mijn neus, en toch zag ik het niet, omdat het familie was. Ik vond het normaal dat mijn zoon graag bij zijn oudere neven ging logeren. Ik heb pas veel later beseft dat ze in de drugshandel zaten. Ze ontfermden zich over mijn zoon en konden hem geleidelijk aan overtuigen om klussen voor hen te doen. Onder het goedkeurende oog van hun moeder, mijn schoonzus, die blij was met het drugsgeld dat binnenkwam. Ik weet niet hoe zij gerust kan slapen.

“In het begin hadden de neven maar een kleine business, maar ze ronselden steeds meer kinderen uit de buurt. Zo werd het netwerk groter. Een van de neven werd verslaafd, snoof het spul zelf en stal geld. En dus moest mijn zoon zijn plaats innemen. En hij deed dat. Ibrahim is een lieve jongen, maar heel beïnvloedbaar.”

Als tiener moest hij keer op keer naar een jeugdinstelling.

Yasmina (knikt): “Daar liep hij telkens weg. Als hij in het weekend naar huis mocht, ging hij zondagavond niet terug, maar dook hij onder bij zijn neven. Dan probeerde ik erachter te komen waar hij zat en gaf ik het adres door aan de politie. Eén keer vluchtte hij door het raam over de daken, die vol sneeuw lagen. O, nee, straks valt hij en is hij dood, dacht ik. Hij nam het me niet in dank af: ‘Wat ben jij voor een moeder, dat je je zoon in een instelling laat plaatsen?’ Op hem inpraten hielp niks. ‘Met die bende die jij zo verafschuwt, ga ik wel rijk worden.’”

Dat het om je familie ging, maakte het extra moeilijk.

Yasmina: “Ja, omdat ze aan hem bleven trekken. Als ze langskwamen, kon ik hen moeilijk de deur wijzen. Toen Ibrahim 18 werd, belandde hij in de gevangenis. Na een paar maanden kwam hij vrij onder voorwaarden. Toen ging het een tijdje goed. Hij woonde weer thuis en ging werken als heftruckchauffeur. Maar omdat hij nog achterstallige boetes had, werd een deel van zijn loon in beslag genomen. ‘Ik werk voor niks’, zei hij. En daar waren de neven en hun moeder weer, die elke dag op bezoek kwamen en op hem inpraatten. ‘Bij ons kun je het vijfdubbele verdienen.’ En hup, ik was hem weer kwijt. Een paar van die neven zijn ook al in de cel beland, maar als ze vrijkomen, beginnen ze meteen opnieuw. Ze nemen het er gewoon bij.

“Ook de zoon van mijn zus hebben ze ingelijfd. Hij moest dealen, maar hij liep zijn verslaafde neef tegen het lijf. Naïef als hij was, liet hij zich al het spul en het geld aftroggelen. Zo kreeg hij grote problemen met de andere neven. Die jongen is toen ondergedoken, doodsbang voor wat ze hem zouden aandoen. Mijn zus verborg hem en hij kwam nooit buiten, hij ging zelfs niet naar school. Ook mijn zus durfde niet meer alleen naar buiten. Maanden heeft dat geduurd. Tot de vader het is gaan oplossen. En nu werkt hij wéér met dezelfde kerels. Ongelofelijk.”

Je jarenlange gevecht heeft je je huwelijk gekost.

Yasmina: “Mijn man heeft me nooit gesteund. Hij wilde niets kwaads horen over het gezin van zijn zus. Nu heb ik beslist dat het gedaan is. ‘Buiten!’ heb ik gezegd. ‘Ga maar naar je familie.’

“Ik sta nu elke ochtend om vijf uur op om in een woonzorgcentrum te gaan werken, om de openstaande boetes van Ibrahim af te betalen – 20.000 euro! ‘Gaan jullie dat oplossen?’ vroeg ik aan de familie. Ja, zij hadden wel een oplossing: ‘Stap naar de rechter en zeg dat je man in een rolstoel zit, dat je die boetes niet kunt betalen.’ En anders moest ik het zelf maar uitzoeken.

“Mensen raden me aan om mijn zoon uit te schrijven op mijn adres, hij is tenslotte meerderjarig. Maar dat ga ik niet doen. Ik wil dat hij, als hij vrijkomt, met een schone lei kan beginnen. Anders is de verleiding groot om weer voor de criminaliteit te kiezen. Ik zal altijd blijven vechten voor mijn zoon. Ik wéét dat het uiteindelijk goed komt. Hij is er bijna uit. Nog even. Dat zeg ik al jaren, en toch blijf ik het geloven.”

Lees ook

Wat betekent het als je oom een Antwerpse drugsbaron is? ‘Ik begrijp de gevoelens van die moeder’

Nederlandse professor over de drugsoorlog: ‘Het is een misvatting dat legalisering criminaliteit doet verdwijnen’

DRUGSLES OP SCHOOL

Paul, in Het Parool brak je onlangs een lans bij justitie om jonge drugscriminelen ook als slachtoffer te beschouwen, naar analogie met de mensenhandel.

Vugts: “Vrouwen die met hun pooiers meewerken om hun eigen leven te redden, ziet de justitie als slachtoffers, niet als dader. Waarom doen we niet hetzelfde in de drugshandel, voor jongeren die uit kinderlijke naïviteit in de greep van zo’n organisatie zijn geraakt? Als kinderen volwassen misdaden begaan, wil dat nog niet zeggen dat het volwassenen zijn. Een stevige jongen van 17 kan misschien wel die zware pakken uit de haven dragen, maar is mentaal niet matuur genoeg om zich rekenschap te geven van zijn daden. Het heeft trouwens geen zin om ze zware straffen op te leggen, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, want dat schrikt andere jongeren niet af. Ze denken gewoon niet na over de gevolgen.”

Van den Bosch: “Er is nog altijd geen serieus preventiebeleid. Je zou in elke middelbare school vorming moeten geven over wat drugs met mensen doet. De schade die het aanricht in je lichaam, de drugsverslaafden die in de psychiatrie belanden, de zelfmoorden… En voorzie in begeleiding voor de ouders die hun kinderen eruit willen halen. In Antwerpen krijgen meerderjarige jonge daders alternatieve straffen en begeleiding om te vermijden dat ze voor de rest van hun leven een stempel dragen. Maar ouders van minderjarigen krijgen weinig ondersteuning. Consulenten van de jeugdrechtbank hebben daar veel te weinig tijd voor. Nochtans is het zo mooi als je zo’n jongen weer op de rails krijgt. Ik heb het al een paar keer in de jeugdrechtbank gezien. Dan zeg ik: ‘Het is geen kind van de straat meer, het is opnieuw een kind van het gezin.’”

*De namen van de getuigen zijn niet hun echte namen.

© Humo