Charing Cross Bridge, een schilderij van Claude Monet uit 1899.
Museo Thyssen-Bornemisza/Public domain

Schilderijen van Turner en Monet geven de toename van de luchtvervuiling in de 19e eeuw weer

Impressionistische schilders uit de 19e eeuw staan ervoor bekend dat ze de beleving van het moment, de impressie, wilden weergeven, vaak in open lucht schilderden, veel aandacht hadden voor het licht en de kleuren en minder begaan waren met het nauwgezet weergeven van elk detail. Een nieuwe studie stelt echter dat de trend naar wazigere voorstellingen en een witter palet in de werken van William Turner en Claude Monet net wel een accurate weergave is van de optische effecten die de sterk toenemende luchtvervuiling in de 19e eeuw veroorzaakte. 

Bepaalde kunstwerken, zelfs als ze niet erg realistisch lijken, kunnen een getrouwe weergave zijn van een bepaald natuurlijk fenomeen. Zo wordt gesteld dat de vreemde lucht in 'De Schreeuw' van Edvard Munch zeldzame parelmoerwolken voorstelt. 

Dat roept de vraag op of veranderingen in het milieu op langere termijn een invloed kunnen hebben op stylistische trends in de schilderkunst. Op die vraag wilden doctor Anna Lea Albright, een klimatologe aan de Sorbonne Université, en Peter Huybers, een professor Aard- en Planetaire Wetenschappen aan de Harvard University, een antwoord geven. Meer bepaald in verband met de werken van de romantische Britse schilder J.M.W. (William) Turner (1775-1851), die de impressionisten beïnvloed heeft, en de Franse beroemde impressionist Claude Monet (1840-1926).

Die hebben beiden veel landschappen en stadsgezichten geschilderd, onder meer in Londen en Parijs, en ze schilderden vaak dezelfde taferelen. Ook overspant hun werk de industriële revolutie die in het Verenigd Koninkrijk in de late 18e eeuw begon. 

De werken van beide schilders evolueerden van scherpe contouren naar wazigere omtrekken en een witter kleurenpalet, een trend die vaak gekenschetst wordt als een overgang van een meer figuratieve naar een impressionistische stijl. Volgens de beide onderzoekers geeft dat echter, minstens ten dele, de optische verandering weer die men kan verwachten bij een hogere concentratie van aerosolen in de atmosfeer, als gevolg van de toenemende luchtvervuiling door de industriële revolutie.      

Een vroeg werk van Turner, 'Apullia in Search of Apullus', uit 1814.
Tate - National Gallery/Public domain
Een later werk van Turner 'Rain, Steam and Speed – The Great Western Railway' uit 1844.
Public domain

Londen wordt de 'Big Smoke'

Eerst maakten de onderzoekers een schatting van de luchtvervuiling. Aangezien er in de periode in kwestie geen metingen verricht werden van die vervuiling, gebruikten ze inventarissen van brandstof om de vervuiling in te schatten. Als maatstaf voor de door de mens veroorzaakte verandering in de concentratie van aerosolen in de atmosfeer namen Albright en Huybers zwaveldioxide (SO2).   

De vroege industriële revolutie werd immers voornamelijk aangedreven door kolen en die bevatten doorgaans 1 tot 5 procent zwavel van hun droog gewicht. Van 1800 tot 1850 stootte het Verenigd Koninkrijk bijna de helft van alle zwaveldioxide ter wereld uit en Londen, dat de bijnaam de 'Big Smoke' kreeg, was goed voor zowat 10 procent van al de SO2-uitstoot in het VK, terwijl het slechts 1 procent van het grondgebied uitmaakte. 

In Parijs begonnen de SO2-concentraties pas te stijgen in de tweede helft van de 19e eeuw en ze bereikten er nooit de pieken die in Londen gehaald werden. 

Een schema dat de belangrijkste processen weergeeft waardoor aerosolen het contrast, de intensiteit en de zichtbaarheid van een object beïnvloeden. Een theoretisch object - de grijze schijf - dat licht weerkaatst (de zwarte pijlen) is zichtbaar door het contrast met het achtergrondlicht (lichtblauwe pijl bovenaan). Aerosolen (blauwe stippen) in de atmosfeer verstrooien achtergrondlicht in het zichtveld van een waarnemer ("in-scattering," in geel), verstrooien licht dat weerkaatst is door het object uit het zichtveld ("out-scattering") en absorberen licht. Deze optische effecten van aerosolen maken dat een toeschouwer een object waarneemt met minder duidelijke randen (minder contrast) en met een wittere tint (toegenomen intensiteit), zoals voorgesteld wordt door de illustraties links (een foto van de Houses of Parliament in Londen) en rechts, het schilderij Houses of Parliament, Effect of Fog, 1899–1904 van Claude Monet.
Anna Lea Albright/Peter Huybers in PNAS 2023

Monet hield van de mist in Londen

Het is bekend dat luchtvervuiling de zichtbaarheid beïnvloedt en Albright en Huybers gebruikten beeldanalyse om het contrast en het kleurenpalet in de werken van Turner en Monet vast te stellen.

Ze onderzochten 60 olieverfschilderijen van Turner, geschilderd tussen 1796 en 1850, en 38 schilderijen van Monet, geschilderd tussen 1864 en 1901. De eerste 18 schilderijen van Monet, die dateren van 1864 tot 1872, stellen taferelen voor die geschilderd zijn in Parijs, bijna allemaal voor zijn eerste bezoek aan Londen in 1870-1871. De laatste 20 schilderijen van Monet zijn geschilderd tijdens zijn bezoeken aan Londen tussen 1899 en 1901. 

Hij schilderde er reeksen van gezichten op het parlement, Waterloo Bridge en de Charing Cross Bridge en hij was dol op de mist in de stad. "Wat ik het liefst heb aan heel Londen is de mist", zo schreef hij en hij was zelfs even in paniek toen er geen mist te bespeuren was. "Toen ik opstond, was ik verschrikt te zien dat er geen mist was, zelfs geen sliertje nevel. Ik was gebroken en kon al zien dat het afgelopen was met mijn schilderijen, maar gaandeweg werden de vuren aangestoken en kwamen de rook en de dampen terug." Overigens werd het woord 'smog', de samentrekking van smoke en fog (rook en mist) pas in 1905 voor het eerst gebruikt, anders had Monet dat waarschijnlijk wel in de plaats van fog gebruikt. 

Een vroeg werk van Monet, 'Sainte Adresse' uit 1867.
National Gallery of Art/https://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0/
Een laat werk van Monet, 'Houses of Parliament in the Fog', uit 1903.
High Museum of Art/Public domain

Model verklaart 61 procent van de variatie in contrast

Voor hun beeldanalyse maakten de onderzoekers hogeresolutiefoto's van de schilderijen en zetten die om in matrixen, een reeks van cijfertjes die overeenstemden met verschillende kleuren. Ze gebruikten vervolgens een mathematische analyse, een zogenoemde wavelet-analyse, en ijkten hun systeem aan de hand van foto's van moderne steden in heldere en vervuilde omstandigheden.

Naarmate de vervuiling toenam, evolueerde de stijl van beide schilders van duidelijk afgelijnde vormen naar wazigere voorstellingen met minder contrasten en een witter kleurenpalet. Aan dat laatste hechten Albright en Huybers echter minder belang omdat het mogelijk is dat de pigmenten in de schilderijen verbleekt zijn in de loop van de tijd. 

Wat de contrasten betreft, zeggen ze dat 61 procent van de veranderingen in de contrasten mooi overeenstemmen met de veranderingen in de SO2-concentraties in de atmosfeer. Die trend bleef ook overeind als men corrigeerde voor factoren als het onderwerp van het schilderij en het tijdstip waarop het onderwerp geschilderd werd. 

Het model van de onderzoekers werkte ook bij schilderijen van Parijs en Londen van andere kunstenaars uit die periode, zoals Gustave Caillebotte, Camille Pissarro, Berthe Morisot en James McNeill Whistler. 

Ten slotte maakten de onderzoekers ook nog schattingen voor de zichtbaarheid, de afstand waarop een voorwerp nog duidelijk te zien is. Ze stelden vast dat in de schilderijen - zowel die met een heldere als een bewolkte hemel - van Turner van voor 1830 de zichtbaarheid gemiddeld 25 kilometer bedroeg, terwijl die daalde naar een gemiddelde van 10 km na 1830. 

Voor de vroege werken van Monet bedroeg de zichtbaarheid gemiddeld 24 km, voor de schilderijen die Monet overdag in Londen maakte, was dat 6 km.   

Een vroeg werk van Turner, Raby Castle, the Seat of the Earl of Darlington', uit 1817.
Walters Art Museum/http://purl.org/thewalters/rights/standard

'Doet niets af aan de betekenis'

Albright en Huybers zijn van mening dat het feit dat impressionistische schilderijen natuurlijke fenomenen weergeven en dus niet bedacht zijn, geen samensmelting of abstractie zijn, geen afbreuk doet aan hun waarde. Het benadrukt eerder de verbinding tussen milieu en kunst. 

Daarenboven suggereren hun bevindingen dat de veranderingen in het milieu een creatieve impuls geboden hebben waarbij het belang van strakke lijnen en randen verminderd werd ten voordele van het afbakenen van objecten door het gebruik van kleurvelden. 

Hun bevindingen suggereren ook dat verwacht kan worden dat de huidige veranderingen in de eigenschappen van de atmosfeer letterlijk en figuurlijk de manier zullen veranderen waarop we de wereld zien, zo schrijven ze.

De studie van Albright en Huybers is gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences (PNAS).   

De volledige foto van bovenaan: een van de 35 schilderijen die Monet maakte van Charing Cross Bridge in Londen.
Museo Thyssen-Bornemisza/Public domain

Meest gelezen