Waarom Europa zijn groene industrie dreigt te verliezen

Ursula von der Leyen en Charles Michel © Belga
Kamiel Vermeylen

China, de Verenigde Staten en Japan gooien volop met subsidies naar hun groene industrie. Wat doet Europa? Voorlopig weinig, bij gebrek aan eensgezindheid.

De globale industriële wedloop om groene en technologische dominantie komt op kruissnelheid. Als alle landen hun klimaat- en energieplannen volledig uitvoeren, dan zal de wereldmarkt voor hernieuwbare energietechnologie volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) tegen 2030 goed zijn voor 600 miljard euro – meer dan een verdrievoudiging in vergelijking met vandaag. Verwacht wordt dat de werkgelegenheid in de sector tegen het einde van dit decennium kan verdubbelen tot 14 miljoen jobs.

De strijd om de koek mag dan ook wat kosten. China maakte van groene technologische innovatie en productie de prioriteit van zijn economische Vijfjarenplan en de overheidssubsidies ten opzichte van het bruto binnenlands product liggen al jarenlang een stuk hoger dan in de Europese Unie. Japan overweegt om voor ongeveer 140 miljard euro aan obligaties uit te geven om, net zoals de Europese Unie, tegen 2050 klimaatneutraal te worden. India, het Verenigd Koninkrijk en Canada tot slot hebben aanzienlijke nationale investeringsprogramma’s in de steigers staan.  

En dan zijn er nog de Verenigde Staten. Met de zogenoemde Inflation Reduction Act (IRA) trekt de Amerikaanse regering de komende tien jaar maar liefst 369 miljard euro uit. Het moet vooral de Amerikaanse klimaatomslag bespoedigen, de industrie een flinke duw in de rug geven en de energiezekerheid bevorderen. Met het oog op de stembusgang van 2024 is het een van de speerpunten van Amerikaanse president Joe Biden.

Oneerlijke concurrentie

In Europa zijn de reacties dubbel. De Amerikaanse klimaatdoelstellingen – tegen 2040 zou de Amerikaanse uitstoot met 42 procent dalen ten opzichte van 2005 – worden overal warm onthaald. Maar dat de IRA bedoeld is voor bedrijven die op Amerikaanse bodem actief zijn, baart Brussel zorgen. ‘De VS proberen de Europese industrie te ondermijnen’, aldus premier Alexander De Croo (Open VLD) vorige week in het Europees halfrond. Volgens De Croo hebben de Verenigde Staten actief Belgische bedrijven benaderd om de oversteek te maken.

Als er beschuldigingen over oneerlijke concurrentie vallen, wordt vaak gereageerd dat de Europese Unie weinig recht van spreken heeft. Ten eerste zijn de belastingverlagingen voor Amerikaanse ondernemingen goed voor slechts 0,1 procent van het Amerikaanse bbp. De Europese belastingverlagingen voor bedrijven bedroegen de afgelopen tien jaar een volledige procent van het Europese bbp. Bovendien, aldus de Franse econoom Gabriel Zucman in Der Spiegel, zijn de Europese lidstaten koploper als het om neerwaartse belastingconcurrentie gaat.

Toch probeert Brussel Washington al enige tijd op andere gedachten te brengen in een speciaal daarvoor opgerichte overlegraad. ‘Ondanks alle goede bedoelingen kunnen we niet anders dan serieuze bezorgdheden hebben’, klonk het bij de Europese Commissie in een brief aan Washington. De regering-Biden is weliswaar bereid om bijvoorbeeld voor de productie van elektrische wagens een uitzondering toe te laten. Maar in wezen blijft het protectionistische opzet van de IRA grotendeels onveranderd. Dus moet Europa aan de bak.

‘Doldwaas’

Hoewel niemand uit is op een handelsoorlog met Washington, denkt Brussel na over een gepast antwoord op het Amerikaanse initiatief. En dat zorgt voor interne spanningen. Sterk versoepelde staatssteunregels bieden lidstaten met veel budgettaire speelruimte meer mogelijkheden om het bedrijfsleven te ondersteunen dan EU-landen met een grotere staatschuld. Met andere woorden, onder meer België vreest voor oneerlijke concurrentie van Duitsland en co. – een bezorgdheid die wegens de energiecrisis en de oorlog in Oekraïne al langer speelt.

Om zulke problemen te voorkomen moeten er in navolging van het coronaherstelfonds nieuwe Europese middelen worden uitgetrokken, zo klinkt het in sommige lidstaten. Lees: rijkere EU-landen moeten uit eigenbelang geld uittrekken voor andere lidstaten die zich dat eigenlijk niet kunnen permitteren. Ook voorzitter van de Europese Raad Charles Michel en Commissievoorzitter Ursula von der Leyen zijn het idee niet ongenegen. Maar de zogenaamde ‘spaarzame landen’ – zoals Duitsland en Nederland – willen daar niet van weten.

Zij menen dat er nog voldoende EU-geld voorhanden is. Daar valt iets voor te zeggen. In maart wordt er 250 miljard euro aan ongebruikte leningen uit het coronaherstelfonds doorgeschoven naar het REPowerEU-pakket voor investeringen in onder meer groene energie. Ook bevat de EU-flexibiliteitsreserve nog 21 miljard euro en zijn er heel wat cohesie- en structuurfondsen over. ‘Het is dwaas om nieuwe fondsen in het leven te roepen als we de huidige middelen niet eens uitgegeven krijgen’, vindt N-VA-Europarlementslid Johan van Overtveldt.

Europese top

Met het Industriële Plan voor de Green Deal deed Von der Leyen woensdag een aanzet om beide Europese kampen te verzoenen. Ze wil de staatssteunregels zo vereenvoudigen en versoepelen dat het beschikbare geld sneller bij ondernemingen terechtkomt. Zo mogen de lidstaten voortaan ook subsidies uitdelen voor de productie van groene technologie – voordien was dat alleen toegelaten voor onderzoek en ontwikkeling.

Bovendien wil Von der Leyen tegen de zomer een Europees soevereiniteitsfonds lanceren – een idee dat ze al in haar State of the Union in september opwierp. Naar verwachting zal dat soevereiniteitsfonds alleen bestaande fondsen samenbrengen. ‘Geschuifel met Europese fondsen zonder nieuwe investeringen toont een groot gebrek aan ambitie’, aldus Vooruit-Europarlementslid Kathleen Van Brempt. Opvallend genoeg deelt de Italiaanse Eurocommissaris voor Economie Paolo Gentiloni die mening. ‘We kunnen hetzelfde Europese geld niet voor 25 verschillende doeleinden gebruiken’, liet hij vorige week in Berlijn optekenen.

Volgende week bespreken de Europese staatshoofden en regeringsleiders de kwestie op de Europese top in Brussel. In regeringskringen toont men zich voorzichtig positief over het voorstel van de Commissie. Maar er zijn ook bezorgdheden. Zo pleit de regering-De Croo ervoor om meer rekening te houden met de innovatie in de voornamelijk Vlaamse staal- en chemiesectoren. Bovendien wil België dat de Europese Investeringsbank, gezien haar expertise in het klimaatdomein, een centrale rol speelt om Europese fondsen op de juiste plaats te krijgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content