Van salami tot ploegenarbeid: omgevingsfactoren zijn kankerverwekkender dan uw DNA

Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Luchtvervuiling, straling, passief roken en chemische stoffen zijn kwalijk, maar gecombineerd kan het nog veel erger uitpakken. Het gevaar begint al in de baarmoeder.

Elk jaar komen er in de Europese Unie bijna 3 miljoen kankerpatiënten bij, en kost de ziekte aan 1,3 miljoen Europeanen het leven. 10 procent van de kankergevallen zou veroorzaakt zijn door blootstelling aan vervuiling, blijkt uit een rapport van het Europees Milieu Agentschap. 250.000 Europeanen sterven jaarlijks aan kanker die door omgevingsfactoren is uitgelokt. Het gaat dan om een gevaarlijke cocktail van luchtvervuiling, straling, passief roken en blootstelling aan scheikundige stoffen.

De helft van de Belgen krijgt de diagnose darmkanker in een gevorderd stadium. Dat blijkt op 28 februari 2023 uit cijfers van het Belgisch Kankerregister. Nochtans krijgt iedereen tussen 50 en 74 jaar om de twee jaar een gratis darmkankertest in de bus

‘De kans is reëel dat het cijfer van 10 procent kankers die door omgevingsfactoren zijn veroorzaakt een onderschatting is’, zegt arbeidsgeneesheer Lode Godderis (KU Leuven/Idewe). ‘Meestal krijg je een cijfer van die grootteorde, of lager, als je uitsluitend studies in rekening brengt waarin de relatie tussen een omgevingsfactor en een kanker bewezen is. Maar het is notoir moeilijk om zo’n verband hard te maken. Als je kijkt naar studies die breder gaan, zoals de jaarlijkse Global Burden of Disease-analyses van het medische vakblad The Lancet, kom je eerder uit bij 40 à 50 procent van alle kankers – en misschien zelfs meer – die minstens gedeeltelijk hun wortels in omgevingsfactoren hebben.’

Studies die proberen de relatieve inbreng van verschillende aspecten in het ontstaan van ziektes nauwkeurig in kaart te brengen, geven uiteenlopende cijfers. ‘Maar de baseline is dat genetische factoren voor de meeste aandoeningen slechts een beperkte verklaring bieden’, zegt milieu-epidemioloog Tim Nawrot (UHasselt/KU Leuven). ‘Ongeveer 50 procent van de astmagevallen kan verklaard worden door genetische variatie, maar voor de meeste ziektes is het veel minder. Voor leukemie is het bijvoorbeeld minder dan 5 procent. Je kunt gerust stellen dat voor de meeste ziektes blootstelling aan omgevingsfactoren een veel groter probleem is dan fouten in de genen. Het onderzoek naar genen staat wel een stuk verder dan onderzoek naar omgevingsfactoren. Genen zijn er vanaf het prille begin en blijven behouden in een lichaam, terwijl omgevingsfactoren voortdurend veranderen. Genen vallen dus beter te controleren.’

De combinatie van nitraten, vetten en zouten in salami is schadelijker dan de drie apart.

Cocktail

In 2013 stelde de internationale kankeronderzoeksinstantie IARC dat het luchtverontreinigingsmengsel dat ook voorkomt in het grootste deel van Vlaanderen kankerverwekkend is. ‘Het gaat om een cocktail van stoffen zoals stikstofoxiden, fijnstof en roetdeeltjes’, legt Nawrot uit. ‘Elk apart zouden ze een minder groot effect hebben, maar samen kunnen ze de normale werking van een lichaam ontregelen, zeker als het om chronische blootstelling gaat. Iets vergelijkbaars werd vooropgesteld voor salami: de combinatie van nitraten, vetten en zouten in het vlees zou veel ongezonder zijn dan elk van de drie apart.’

Naast luchtvervuiling is chronische blootstelling aan synthetische chemische stoffen een groeiende bezorgdheid van veel onderzoekers. ‘Je kunt niet anders dan bezorgd zijn’, zegt milieutoxicoloog Greet Schoeters (UAntwerpen). ‘In 2020 werd er in de EU 302 miljoen ton chemicaliën verbruikt. De productie van industriële chemische stoffen zal tussen 2010 en 2050 verdrievoudigen. Analyses wijzen uit dat bijna twee derde van het volume van de nu gebruikte stoffen op een of andere manier schadelijk kan zijn voor de volksgezondheid. Internationale instanties hebben al meer dan 64.000 stoffen geregistreerd waarvan ze vermoeden dat ze kankerverwekkend kunnen zijn of de voortplanting kunnen hinderen, of zich lang genoeg in het milieu kunnen opstapelen om toxisch te worden. Dat zijn hallucinante cijfers.’

Het vakblad The Lancet Planetary Health publiceerde vorig jaar een analyse die concludeerde dat elk jaar wereldwijd 9 miljoen mensen sterven aan de gevolgen van chemische verontreiniging van lucht, water en bodem – dat is 16 procent van alle sterfgevallen én een stijging met 66 procent in 20 jaar tijd. ‘Het is ongetwijfeld nog een onderschatting,’ stelt Schoeters, ‘want van de meeste polluenten hebben we onvoldoende gegevens over hun impact op de mens. Bovendien begint het inzicht door te sijpelen dat verschillende aspecten van blootstelling die tot dusver los van elkaar werden bekeken samen een hoger negatief effect kunnen hebben. Ze komen ook veelvuldig samen voor in een lichaam. Er is veel te lang genegeerd dat een cocktail van blootstellingsfactoren de impact van stoffen op onze gezondheid kan versterken.’

Geluidsoverlast

Sinds kort groeit de aandacht voor wat Schoeters en andere wetenschappers het ‘exposoom’ noemen: het geheel van factoren met een mogelijk gezondheidseffect waaraan een mens in zijn leven wordt blootgesteld. De term werd in 2005 gelanceerd, maar pas de laatste jaren raakt hij ingeburgerd. Het gaat niet uitsluitend om chemische elementen, maar ook om factoren zoals geluidsoverlast en een ongezonde levensstijl, en om socio-economische en psychologische aspecten. De externe factoren kunnen interageren met genetische, en kunnen een rol spelen in alle levensfasen, te beginnen in de baarmoeder. Kortom, het exposoom is de ultieme holistische aanpak in een poging meer zicht te krijgen op de invloed van onze leefwereld op onze gezondheid.

Asbest en roken zijn kankerverwekkend. Gecombineerd wordt het risico 50 keer groter.

‘Exposoomonderzoek kan het inzicht in relevante niet-genetische risicofactoren voor ziektes zoals kanker beduidend verhogen’, zeggen milieu- en gezondheidsexpert Veerle Verheyen en biostatisticus Eva Govarts van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). ‘Het is complex onderzoek, omdat er veel factoren bij komen kijken. Het bestuderen van het exposoom vergt grotere populatiestudies dan traditioneel epidemiologisch onderzoek, en ook innovatievere analysetechnieken en statistiek. Dankzij nieuwe technologie kun je nu in een microliter bloed een set van 92 biologische effectmerkers analyseren die allemaal een rol spelen in biologische processen zoals de verstoring van de afweer of de ontwikkeling van kanker. Vroeger was er een halve milliliter bloed nodig voor de analyse van minder dan 10 merkers. De verhoogde efficiëntie is nodig, anders kom je er niet.’

Om het onderzoek te stroomlijnen worden er consortia gecreëerd. Niet alleen op Europees niveau, ook in Vlaanderen, met wetenschappers uit diverse organisaties en disciplines die samenwerken. Een mooi voorbeeld is het programma FLEXiGUT, dat gepresenteerd werd in het vakblad Environmental International. Een schare Vlaamse onderzoeksinstellingen gaat, onder impuls van farmacoloog Sarah De Saeger (UGent), na welke stoffen uit zowel de leefomgeving als de voeding bijdragen tot het ontstaan van lichte chronische ontstekingen in de darm. Die kunnen uitmonden in stofwisselingsziektes en darmkanker. Ze kunnen ook de biologische veroudering versnellen.

Hoe complex het kan worden, bleek uit een analyse door bijna 200 wetenschappers uit 28 landen, onder wie celbioloog Luc Leyns (VUB), van 85 chemische stoffen die doorgaans in lage dosissen voorkomen en nooit als kankerverwekkend zijn beschouwd – de resultaten verschenen in het vakblad Carcinogenesis. Het ging om stoffen die courant te vinden zijn in onder meer onze voeding, plastic verpakkingen, hygiënische producten en cosmetica. Liefst 50 van de 85 bleken zelfs bij lage dosissen eigenschappen te hebben die gecorreleerd konden worden met bekende ontwikkelingspatronen van kanker. Van minstens een aantal moleculen kon worden verondersteld dat ze ‘in synergie opereren om kankeractiviteit te bevorderen’.

‘Voor het ontstaan van kanker zijn er meestal meerdere stappen nodig, die in de juiste volgorde moeten gebeuren’, legt arbeidsgeneesheer Lode Godderis uit. ‘In eerste instantie moet er een genetische mutatie worden uitgelokt, waardoor een cel na deling geïnitieerd raakt om kankerverwekkend te kunnen worden. Vervolgens moet die cel verder gestimuleerd worden om ongecontroleerd te gaan groeien en delen. Beide stappen kunnen door verschillende stoffen worden veroorzaakt, die apart misschien geen of slechts een bescheiden effect zouden hebben. Het is ook duidelijk dat zowel roken als blootstelling aan asbest de kans op longkanker verhoogt, maar als ze samen voorkomen wordt het risico liefst 50 keer hoger. Het resultaat is wel afhankelijk van het type kanker: voor longvlieskanker gaat het versterkende effect niet op.’

© getty images

Restanten van pesticiden

In de vakliteratuur zijn opvallende voorbeelden van versterkende interacties beschreven. Zo zou de organische verbinding EDTA, die veel gebruikt wordt bij de productie van wasmiddelen maar bizar genoeg ook van geneesmiddelen, een remmend effect hebben op de DNA-herstellende mechanismen in het lichaam. Als ze in een lichaam terechtkomt waarin al een stof circuleert die de kans op genetische mutaties verhoogt, kan ze ertoe leiden dat genetische fouten minder makkelijk gecorrigeerd worden, zodat er meer risico op kanker is. De effecten van ftalaten uit plastic kunnen versterkt worden door restanten van pesticiden in de voeding of sporen van bacteriële bestrijders uit zepen. Ze grijpen allemaal in op diverse facetten van de productie van het geslachtshormoon testosteron, en kunnen zo hormoonafwijkingen en voortplantingsproblemen uitlokken.

Lees verder onder deze preview.

Biostatisticus Eva Govarts werkte mee aan een studie in The International Journal of Environmental Research and Public Health, waarin gepeild werd naar de risico’s voor de gezondheid van een batterij chemische factoren. Zeven stoffen bleken samen verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de verhoogde risico’s. Hoewel de onderzoekers toegaven dat ‘hun toxicologische profiel complex is en nog niet goed begrepen’, bleken de stoffen PFOS en PFOA (twee van de zogenaamde forever chemicals die in het 3M-dossier de kop opstaken) de grootste risicofactoren te zijn, samen met twee ftalaten en de metalen arseen, cadmium en kwik. De onderzoekers hielden wel een slag om de arm: lang niet alle circulerende stoffen werden (en worden) geregistreerd. Ze gingen er wel van uit dat blootstelling aan meerdere stoffen tegelijk ‘erg waarschijnlijk’ is, zeker omdat een deel ervan lang in onze leefomgeving blijft hangen.

Om onderzoek van het exposoom te vergemakkelijken, zoeken wetenschappers naar tussenstappen in de analyse – VITO-onderzoekster Veerle Verheyen noemde het de meet in the middle-aanpak, met biologische monitoring als het midden tussen blootstellingsfactoren enerzijds en ziekteverschijnselen anderzijds. Lode Godderis gebruikt in zijn onderzoek naar de blootstelling van werknemers aan risicofactoren op de werkvloer epigenetica als tussenstap: ‘Het is een proces waarbij chemische stoffen de zogenaamde methylatie van DNA beïnvloeden, waardoor bepaalde genen al dan niet overgeschreven kunnen worden in eiwitten. Ze sturen dus mee de genetische activiteit. We gaan na of een werknemer die aan bepaalde factoren wordt blootgesteld een epigenetische handtekening krijgt die overeenstemt met het epigenetische beeld dat gelinkt is aan aandoeningen zoals kanker. Zo weten we al dat ploegenarbeid een verhoogd risico op kanker geeft, maar wat daarbij precies komt kijken hopen we nu te achterhalen.’

Wetenschappers onderzoeken de invloed van risicofactoren op het DNA van werknemers.

Geboortegewicht

Stilaan komen er meer maatregelen om het tij te keren. De Europese Unie neemt zich voor om tegen 2030 het gebruik van pesticiden in de landbouw te halveren, hoewel nu al stevig druk wordt gezet om niet te voortvarend te werk te gaan. ‘De Europese REACH-regelgeving moet de risico’s onder controle brengen, maar ze is nog niet sluitend genoeg om voldoende veiligheid te garanderen’, zegt Lode Godderis. ‘Zo wordt er wel in detail gekeken naar de mogelijke effecten van basisstoffen zoals glyfosaat, maar niet naar de mengsels waarin ze terechtkomen, zoals pesticiden. Maar voor een goede analyse moet je ook de eindproducten beoordelen. Stoffen testen is ook sterk gericht op eventuele genetische schade, maar andere mogelijke schadelijke effecten en mechanismen worden over het hoofd gezien. Dat laatste is een belangrijk probleem bij de evaluatie van hormoonverstoorders zoals PFOS en PFOA.’

Effecten van verschillende stoffen kunnen elkaar opheffen. VITO-onderzoekster Eva Govarts en haar collega’s ontdekten dat chemische stoffen zoals pcb’s het geboortegewicht van baby’s negatief beïnvloeden, maar andere stoffen (zoals DDE) stimuleren het. De ene stof kan dus het effect van de andere maskeren, wat niet noodzakelijk wil zeggen: wegwerken.

‘We moeten er ook over waken dat we de ene schadelijke stof niet vervangen door een andere, waarvan we te weinig weten of ze eventueel ook schadelijk is’, zegt Godderis nog. ‘Vervanging zou alleen mogen als het alternatief aantoonbaar veilig is. Vandaag zie je dat producenten gewoon wat kleine wijzigingen aanbrengen aan stoffen zoals de gewraakte ftalaten, in de hoop dat ze dan minder gezondheidseffecten zullen geven. Anders dan bij klinisch onderzoek van geneesmiddelen worden chemische stoffen niet uitgebreid op proefdieren en mensen getest voordat ze op de markt komen. Er wordt na een eerste screening meestal pas verder onderzoek gedaan als blijkt dat ze mogelijk problemen opleveren. Ook dat moet beter kunnen door het opdrijven van de regelgeving van REACH. Maar waar een wil is, is een weg. Men heeft het gebruik van ftalaten in babyproducten verboden. Zo’n stap zou veel meer regel dan uitzondering moeten worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content