Direct naar artikelinhoud
Blik op BelgiëGooik

Of het praalgraf als een schandvlek wordt ervaren door de Gooikenaar, wil ik nog weten

Of het praalgraf als een schandvlek wordt ervaren door de Gooikenaar, wil ik nog weten
Beeld Frank Van Laeken

‘De groene parel van het Pajottenland’, zo prijst Natuurpunt de Kesterheide in de Vlaams-Brabantse gemeente Gooik aan.

“Een baken van 112 meter boven het landschap!” Wikipedia vertelt me dat ik op die plek onder meer de geelgors, de eikelmuis, de steenuil, de sleedoornpage en de hazelworm kan tegenkomen. In de moerasbossen bloeit de bosanemoon en op de schrale graslanden groeit het papegaaizwammetje. Dit is het hoogste punt van het Pajottenland.

Kesterheide is ook om minder florissante redenen bekend. Hier werd in 1920 de allereerste Vlaams-nationale landdag georganiseerd door Staf De Clercq, volksvertegenwoordiger namens de Frontpartij, inwoner en kort daarna ook schepen van het nabije Kester. Op oude zwart-witfoto’s zie je enkele honderden aanwezigen, terwijl de leider hen met gestrekte rechterarm begroet. Dat aantal nam jaar na jaar toe. In 1933 werd De Clercq ‘den Leider’ van het pas opgerichte Vlaamsch Nationaal Verbond, VNV. Datzelfde jaar was Adolf Hitler aan de macht gekomen in Duitsland. De Clercq riep zijn volgelingen op de nieuwe Duitse koers te volgen, wat zou uitmonden in collaboratie in de meest extreme vorm. “De leider denkt, de volgelingen handelen”, die teneur.

Een paar maanden nadat Staf De Clercq op 22 oktober 1942 overleden was aan de gevolgen van kanker, kreeg hij een praalgraf op - waar kon het anders? - de Kesterheide. Na de bevrijding werd dat graf geschonden door verzetslieden, het verhakkelde lijk werd in een anoniem graf gedumpt in Leerbeek, enkele honderden meters verderop, waar het in 1978 werd ‘ontvoerd’ door leden van de fascistische Vlaamse Militanten Orde en herbegraven in Asse.

Gecontesteerd

Op een druilerige vrijdagmiddag valt er niemand anders te bekennen aan het praalgraf-zonder-bewoner. Te koud, te miezerig, te grijs, allicht. Het gevreesde bedevaartsoord voor fanatieke Vlaams-nationalisten is het ook nooit geworden, daarvoor zijn er te weinig bezoekers die hiervoor een omweg maken naar de Kesterheide. Landdagen worden hier al helemaal niet meer georganiseerd.

Toch is het graf gecontesteerd, zoals ook de Cyriel Verschaeve-straten in Vlaamse steden en gemeenten ter discussie staan. Moeten we mensen die hun volgelingen ideologisch de verkeerde kant opstuurden blijven eren? En dan zeker een oppercollaborateur als Staf De Clercq? Af en toe wordt de kwestie opgerakeld door organisaties die het kwalijke oorlogsverleden onder de aandacht willen houden. In juni vorig jaar gebeurde dat nog. Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers (Open Vld) kaatste de bal toen door naar het gemeentebestuur van Gooik.

“Ik was het daar niet helemaal mee eens”, zegt cd&v-burgemeester Simon De Boeck. “Ik vind dat wel degelijk een Vlaamse zaak, geen lokale. Maar goed, wij willen dat wel doen, alleen hebben we zelf geen historici in dienst. De Vlaamse overheid verwees ons dan maar door naar het Wij-Zij-Netwerk.”

Op het eerste gezicht is het een eenvoudige opdracht: laat een historicus vijf zinnen in begrijpelijke taal aanreiken, die vervolgens op een bord worden gekleefd en klaar is..., nou, neen. “Er kwamen steeds maar namen van experten bij”, vertelt De Boeck. “Ik vermoed dat we intussen aan vijftien zitten. Onze eigen heemkundige kring verwees ons door naar weer andere experten... Dat is niet werkbaar. En wij zouden dan als gemeente iemand moeten kiezen, terwijl we vanaf het begin hebben duidelijk gemaakt dat we die expertise niet bezitten.”

Resultaat: voorlopig geen duiding bij het praalgraf.

Of de aanwezigheid van het praalgraf als een schandvlek wordt ervaren door de Gooikenaar, wil ik nog weten. “Het leeft hier niet”, weet de burgemeester. “Af en toe is er een wandelaar die er een opmerking over maakt, meer niet. Er zijn geen busladingen vol bezoekers, zoals gevreesd werd. Zelf kunnen we er niets aan doen, omdat de grond privé-eigendom is van de familie De Clercq. Persoonlijk zou ik zo’n duidingsbord wel interessant vinden als aanknopingspunt om over geschiedenis te kunnen praten.”