Direct naar artikelinhoud
InterviewAimé Claeys

Acteur Aimé Claeys uit ‘1985’: ‘Iedereen is vatbaar om meegesleept en misbruikt te worden’

Aimé Claeys: ‘Ik ben bereid om ver te gaan voor een rol. Te ver, soms.’Beeld Johan Jacobs

1985, de serie over de woelige jaren 80 en de Bende van Nijvel, haalt iedere week meer dan een miljoen kijkers – en daar moeten de kijkers van RTBF nog bijgeteld worden, want de reeks is een coproductie. Een van de redenen van dat succes is ongetwijfeld de fantastische jonge cast, met Tijmen Govaerts, Mona Mina Leon en Aimé Claeys (27), die eerder in Onder vuur zijn talent mocht etaleren en intussen weer bezig is aan een nieuwe reeks – wat de baard verklaart die intussen zijn kin siert. Tussen de opnames door vond hij nog net tijd voor een gesprek. ‘Iedereen is vatbaar om meegesleept en misbruikt te worden.’

Aimé Claeys speelt in 1985 de rol van Franky, een jonge rijkswachter die onbesuisd aan zijn carrière begint, maar al snel verstrikt raakt in een web van corruptie en misdaad.

Aimé Claeys: “Franky heeft een goed hart, maar is ook naïef. Dat voel je al in de eerste aflevering. Zijn beste vriend gaat bij de rijkswacht, en hij gaat mee, zonder daar verder over na te denken. Hij komt terecht in een wereld waarin hij perfect past: hij kan goed schieten, is fysiek sterk, kan tegen een stootje. Alleen komt hij de verkeerde mensen tegen, en dan loopt het mis.”

Zit er iets van jou in Franky?

“Ik zag onlangs beelden terug van de opnames, intussen twee jaar geleden. Ik zag mezelf daar staan op de set, als een jonge, naïeve kerel die net in het wereldje terechtkomt en staat te popelen om eraan te beginnen. Net als Franky, dus. Het verschil is dat Franky een gebrek aan liefde heeft ervaren, omdat zijn vader het verlies van zijn vrouw nooit heeft kunnen verwerken, en omdat zijn zus haar leven opbouwt in een wereld waarin hij niet thuishoort. Dat vind ik zo geweldig aan de serie: al die zaken worden miniem in beeld gebracht, maar je voelt hoe ze hem beïnvloeden, hoe ze hem vatbaar maken voor de verkeerde keuzes. Je kunt niet zomaar zeggen dat hij goed is, of slecht. Dat zie je tegenwoordig trouwens wel vaker in films en series. Vroeger had je een held die 100 procent goed was, en schoot op alles wat slecht was. Veel achtergrond kreeg je daar niet bij. Mocht er vandaag een nieuwe Rambo uitkomen, zou er wellicht meer aandacht zijn voor het menselijke verhaal, voor alles wat hij heeft meegemaakt.

“Ik denk dat we allemaal voor een stukje zoals Franky zijn. Iedereen is vatbaar om meegesleept en misbruikt te worden, zeker door personen die hoger geplaatst zijn. Die doen dat volgens mij ook niet altijd uit slechte wil, maar omdat ze ergens in geloven. Niemand wordt slecht geboren. Je maakt dingen mee, je ontwikkelt bepaalde ideeën. Zeker in de jaren 80 moet dat een rol hebben gespeeld. Het communisme was nog heel aanwezig en er heersten nog Grote Overtuigingen, van extreemrechts tot extreemlinks. Ik heb die periode niet zelf meegemaakt, maar ik heb er veel over gelezen. Geschiedenis boeit me enorm.”

Mona Mina Leon, die Franky’s zus Vicky speelt, vertelde in Humo dat ze zich op haar rol voorbereidde door met haar grootvader te bellen. Hij was destijds de eerste rijkswachtofficier die getuigde over de misstanden bij het korps.

“Ik heb me niet speciaal voorbereid. Ik vertrek bij het spelen altijd vanuit mijn gevoel. Wie is mijn personage, waarom doet hij wat hij doet? Wat drijft hem? Dat gaat bijna intuïtief. Mona is daar anders in, zij ging echt op zoek naar het achtergrondverhaal. Iedereen heeft zo zijn manier, denk ik.

“Bij Franky had ik vanaf het eerste moment het gevoel: ik ken die gast, ik weet wie hij is. Ik wist hoe ik hem wilde spelen. Het mooie is dat Willem en Wouter (scenarist Willem Wallyn en regisseur Wouter Bouvijn, red.) daar ruimte voor lieten. Ze luisterden naar ons en creëerden een kader waarin wij ons konden bewegen. Dat is een godsgeschenk voor een jonge acteur.”

Regisseur Wouter Bouvijn zei dat hij je tijdens de audities zag binnenkomen en meteen wist: dit is Franky.

“Mooi, hè? Het waren open audities, en ik deed ook een stukje voor de rol van Marc, maar dat klopte niet. Ik had hem nooit zo fantastisch kunnen neerzetten als Tijmen. Marc is anders: hij is beredeneerd, terwijl Franky meer zijn instinct volgt. Het probleem is dat hij nog niet goed weet wat zijn instinct is. Hij is te jong.”

Zonder al iets te verklappen: er komen nog pittige scènes aan voor Franky.

“Het was ook pittig om ze te spelen. Het is een cliché, maar tijdens zulke intensieve opnames lijk je op een gegeven moment samen te vallen met je personage. Er zijn momenten geweest dat ik thuiskwam en twijfelde: voel ik nu mijn emoties, of die van Franky?

(Abrupt) Had jij als kijker zien aankomen wat er nog ging gebeuren?”

Ja en nee. Franky had al een paar foute beslissingen genomen, maar hij bleef toch nog steeds een sympathieke gast.

“Dat is goed. Dat was de bedoeling. Franky moest iemand zijn van wie de kijker zegt: ‘Ocharme, toch’, maar in wie tegelijk ook een element van gevaar zit. Hij maakt een evolutie door van speels jongetje tot gevaarlijk persoon, iemand voor wie je niet langer kunt supporteren. De onschuld verdwijnt. Ik wilde dat proces geloofwaardig spelen, ik hoop dat het is gelukt.

(Denkt na) Als ik er nu op terugkijk, ben ik sinds 1985 zelf ook veranderd. Ik ben volwassener geworden, als mens en als speler. Dat is mede dankzij Willem en Wouter. Zij gaven me vertrouwen door te zeggen: ‘Doe maar, geef maar je eigen invulling aan je rol.’ Dat heeft me als acteur in mijn kracht gezet. Als ik nu een auditie doe, durf ik te zeggen: ‘Ik zie de rol zo, en ik wil ’m zo spelen.’”

‘De opnames waren erg intens. Soms kwam ik thuis en twijfelde ik: voel ik nu mijn emoties, of die van Franky?’Beeld Johan Jacobs

Voor 1985 speelde je een brandweerman in Onder vuur. Die mannelijke, stoere karakters lijken je te bevallen.

“Ik hou van fysieke personages, maar toch het meest van personages die op de lijn balanceren tussen goed en kwaad. Dat was in Onder vuur ook zo: daarin speelde ik Tom, een gedreven brandweerman met een drugsverleden. Ik hoed me wel voor typecasting. Daarom heb ik ook meegespeeld in Zonder afspraak, een tragikomische reeks over een Turkse kapper die droomt van een muzikale carrière (vanaf april op Canvas, red.). Ik speel daarin een Belg die graag een Turk wil zijn. Het is heel humoristisch, ik vond het fantastisch om te doen. Ik denk dat ik gewoon een speler pur sang ben. Ik heb graag dat er wat vlees aan een rol zit, maar het genre mag alle richtingen uitgaan.”

Je hebt ook theater gedaan.

“Klopt, bij Camping Sunset, een fijn gezelschap van oud-studenten. Het was heel tof, maar ik ben in de tv-wereld terechtgekomen en nu blijft er amper tijd over voor theater. Jammer, want mijn liefde voor de planken is zeer groot. Ik zie het ooit nog wel weer op mijn pad komen.”

Is het heel anders om voor een camera te spelen dan voor een publiek?

“Als theater een marathon is, is een film als sprintjes trekken. In het theater speel je twee uur non-stop. Bij een film doe je een take, dan even niets, dan weer een take. En natuurlijk: in het theater gebeurt het nú, een film of serie wordt pas veel later uitgezonden. Ik gebruik mijn theaterervaring wel: ik probeer tijdens het filmen altijd te spelen voor de mensen op de set. Ik wil dat moment blijven beleven.”

Waar ben je vandaag mee bezig?

“Ik ben aan het draaien in Oostende voor Styx, een Vlaamse zombiereeks van regisseur Jeroen Dumoulein, gebaseerd op het boek van Bavo Dhooge. Ze gaat over Raphaël Styx, een corrupte hoofdinspecteur die op scheiden staat, en die fantastisch wordt gespeeld door Sebastien Dewaele. Ik denk dat de reeks in 2024 wordt uitgezonden.”

‘Ik hou van fysieke personages, maar toch het meest van personages die op de lijn balanceren tussen goed en kwaad.’Beeld VRT

IN DE FABRIEK

Was het een kinderdroom om acteur te worden?

“Ik heb nooit iets anders gewild. Na het middelbaar dacht ik er even aan om advocaat te worden of geschiedenis te studeren, maar die plannen liet ik al snel varen. Ik heb eigenlijk altijd geweten dat ik wilde acteren.”

Wat trok je er zo in aan?

“Het zat gewoon in mij, denk ik. Ik heb het altijd fijn gevonden om op een podium te staan, om de clown uit te hangen en mensen aan het lachen te brengen. Ik heb ook een enorme verbeeldingskracht: ik heb weinig nodig om in mijn hoofd een bos te laten veranderen in een slagveld.”

Kom je uit een artistiek nest?

“Ja. Mijn vader maakt kunst in zijn vrije tijd. Zijn vader, mijn grootvader Jean Claeys, is beeldend kunstenaar. Hij woont in Frankrijk. En mijn overgrootvader was acteur. Mijn opa vertelt vaak over hem, blijkbaar was hij een fantastische speler die echt helemaal opging in zijn rol. In die mate zelfs dat toen ze hem vonden – hij is overleden aan een hartaanval – het een tijdje duurde voor ze beseften dat hij echt dood was. Ze dachten dat hij weer aan het spelen was. Mijn moeder is beeldend kindertherapeute, en wilde vroeger ook actrice worden. Het is er dus met de paplepel ingegoten.”

Dan was het voor je ouders vast geen verrassing dat je drama wilde gaan studeren aan het KASK.

“Dat denk ik niet, nee. Ze hebben me daar altijd in gesteund. Ons allemaal, trouwens: ik heb nog twee broers en een zus. ‘Kies iets waar je elke dag voor wilt opstaan’, zeiden ze. Dat hebben we alle vier gedaan. Mijn broer Orson is jazzpianist, hij zit in zijn laatste jaar in Brussel. Hij is keigoed bezig en heeft net een ep gereleaset. Mijn andere broer is dakwerker. Hij is 21 en enorm gedreven, hij staat elke dag om 6 uur op om te gaan werken. Ook mijn zus heeft haar plek gevonden. We zijn alle vier strijders, we gaan voor onze dromen, en we zijn bereid om daar keihard voor te werken. En dat is grotendeels te danken aan de steun die we thuis kregen.

“ik heb niet het makkelijkste parcours afgelegd. Ik was niet de beste student: ik heb op school een aantal keer moeten zittenblijven. Toch zijn mijn ouders me altijd blijven aanmoedigen. De momenten waarop ik het lastig had, stonden zij er om te zeggen: komaan, doorgaan! En dan ga je door. Dat brengt me opnieuw bij Franky: hij had die steun niet. De kans dat je dan verkeerde beslissingen neemt of opgeeft, is veel groter. (Denkt na) Alhoewel, ik denk niet dat ik ooit zou kunnen stoppen met acteren. Ik kan niets anders. Nu ja, ik zou misschien wel iets anders kunnen, maar het zou me nooit zo gelukkig maken.”

Het is wel een onzekere sector. Je weet vandaag niet of je morgen werk zult hebben.

“Dat is inderdaad moeilijk. Al mag ik niet klagen: ik ben de voorbije twee jaar van het ene project in het andere gerold. Ik besef goed dat dat in de toekomst anders kan zijn. Ik ben daarop voorbereid, en ik kan daar ook wel mee om, denk ik. Ik zou nooit een rol aannemen om bezig te zijn. Ik moet een personage voelen, zoals bij Franky het geval was. Als ik de begeestering voel, ga ik er voluit voor, dan ben ik bereid om ver te gaan. Te ver, soms.”

En dan zou je, ik zeg maar wat, 50 kilo willen aankomen voor een rol?

“Als ik mee ben in het verhaal? Ja. Voor een gimmick zou ik het niet doen. Maar stel dat ik volgende week een scenario krijg waarin ik een schriel, haast uitgehongerd personage moet spelen, en ik snap waarom dat zo is, dan doe ik dat. Geen probleem. In Styx speel ik een heel sterke man. Ik ben intensief beginnen te trainen en kwam in korte tijd 2,5 kilo spieren bij. Voor mij is dat op zo’n moment haast een missie: ik moet en zal slagen.”

Hoe verdien je de kost tussen twee projecten?

“Ik heb een kunstenaarsstatuut, wat betekent dat ik tussen twee jobs een werkloosheidsuitkering krijg. Dat is fijn. Het biedt me enige zekerheid, en dat is geweldig voor jonge acteurs. Het geeft ruimte om te zoeken en te groeien. Al wil ik er zeker niet de rest van mijn leven afhankelijk van zijn.”

Antwerps schepen voor Cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA) kondigde vorig jaar aan dat ze projectsubsidies wil schrappen. ‘Als jonge kunstenaar zou ik werken voor mijn centen, zoals iedereen’, zei ze. De Acteursgilde nam haar die uitspraak zeer kwalijk.

(ongemakkelijk) “Technisch gezien zijn het kunstenaarsstatuut en subsidies twee verschillende kwesties. Nu, ik begrijp heel goed dat het sommige hardwerkende mensen frustreert dat acteurs tussen twee projecten een uitkering krijgen. Maar als ik voor mezelf spreek: ik heb, nadat ik was afgestudeerd, een tijd in een fabriek gewerkt. Ik vond dat wel fijn, maar voelde ook dat het me nooit echt gelukkig ging maken. En dan moet je op zoek naar iets dat je wél gelukkig maakt, vind ik. Het kunstenaarsstatuut gaf me die kans. Voor mij gaat het daarover, niet over het al dan niet willen werken.

“Ik ga graag uit van de goedheid van mensen, net zoals in De meeste mensen deugen, het boek van Rutger Bregman. De meeste mensen willen werken. Niemand wordt gelukkig van de hele dag thuis te zitten niksen. Er zijn altijd uitzonderingen, maar in elke branche zitten rotte appels en het is nooit goed om daarop te focussen.”

Je zegt dat allemaal heel voorzichtig.

“Ik volg de actualiteit en heb daar een uitgesproken mening over. Ik weet alleen niet zeker of ik die als acteur ook moet delen. Ik wil een onbeschreven blad blijven. Als ik nu te veel praat over mijn voorkeuren of overtuigingen, gaat het volgende keer alleen maar daarover, en dat wil ik niet. (Denkt na) Tegelijk vind ik dat zwak van mezelf. Ik zoek naar een balans. Tot die tijd blijf ik liever op de vlakte. Ook over de liefde praat ik liever niet te veel.”

‘Ik begrijp dat het sommige mensen frustreert dat acteurs tussen twee projecten door een uitkering krijgen. Maar het heeft me wel de kans geboden om echt gelukkig te worden.’Beeld Johan Jacobs

MET PAARD EN ZWAARD

Wat doe je om te ontspannen?

“Ik doe veel aan sport, ik ben graag met mijn lichaam bezig. Maar ik zou nog meer willen doen. De voorbije twee jaar ben ik intensief bezig geweest met mijn ontwikkeling als acteur, nu wil ik weer tijd investeren in mezelf. Ik volg bijvoorbeeld Franse les in Brussel. Ik zou op termijn graag een rol spelen in het Frans. Ik wil mezelf blijven uitdagen.”

Je kunt moeilijk stilzitten?

“Heel moeilijk. Ik ben graag bezig. Al betrap ik mezelf wel op een zekere dualiteit. Ik ben heel energiek en extravert, maar ik kan ook plots stilvallen. Ik zou wat meer aan energy management moeten doen. Leren doseren. Op de set heb ik dat ook. Ik vergeet soms dat ik aan het spelen ben, dat ik mijn vuist niet echt in de muur moet planten, dat ik ook kan doen alsof.

“Nog zo’n dualiteit: ik kan niet stilzitten, maar ik hou wel enorm van lezen. Ik ben nu bezig in Reizen zonder John van Geert Mak, over de reis van schrijver John Steinbeck door Amerika. Onlangs las ik De tempeliers van de Britse historicus Dan Jones, over de bloei en de ondergang van de kruisvaarders. (Op dreef) Het begin van alles van David Graeber en David Wengrow, is ook een aanrader. Zij leggen uit dat we op een andere manier naar de prehistorie moeten kijken. Dat we helemaal geen achterlijke halve apen waren, maar dat we eigenlijk al duizenden jaren aan het experimenteren zijn met systemen als democratie. Ik vind dat geweldig. Ik zei het al, geschiedenis boeit me enorm. Ik zou supergraag eens in een historische film of serie spelen. Als ridder, bijvoorbeeld. Zo’n rol waarvoor ik op een paard mag zitten en met een zwaard mag zwaaien: het zou een kinderdroom zijn die uitkomt.”

Zit er, naast een lezer, ook een schrijver in jou?

“Ik ben daar wel een beetje mee bezig, ja. Ik schrijf graag mijn gevoelens van me af. In monologen, vooral. Schrijven vanuit mezelf vind ik moeilijk, ik verplaats dat liever naar een personage.

“Ik vind dat we als acteurs eigenlijk net te laat bij het proces betrokken worden. We hebben wel enige inbreng, maar om echt nog dingen aan het scenario te veranderen, is er vaak niet genoeg ruimte. Begrijpelijk, want de locaties zijn al gezocht en de hele machine is al in gang gezet. Het moet fijn zijn om tijdens het schrijven wel nog echt te kunnen bijsturen. Dus wie weet, ooit. Het liefst wel in een team, dan. Ik werk graag met mensen samen.”

Zijn er nog andere dingen die de toekomst je mag brengen?

“Ik zou bijna zeggen: meer van hetzelfde. In alle mogelijke richtingen, van humoristisch tot extreem dramatisch. Ik word graag uitgedaagd en ik wil alles proberen.”

Maar het liefst toch die Franstalige ridder?

“Dat sowieso. Laat maar komen (lacht).”

‘1985’, zondag om 20.50 uur op Eén

© Humo