Met amper 14 ‘gebuisde’ gemeenten op een totaal van 308, scoort Vlaanderen bijzonder goed op de nieuwste Gemeentetest van Het Nieuwsblad. “Een mooie score”, vindt ook Jeroen Scheerder, professor Sportbeleid aan de KU Leuven. “Maar het gedrag van de sportende Vlaming verandert wel snel.”

“De goede scores tonen aan dat er heel wat infrastructuur aanwezig is in Vlaanderen”, zegt professor Scheerder. De meeste sportzalen zijn wel bijna volgeboekt door sportclubs die er hun vaste trainingsmomenten hebben. “Een begrijpelijke zet van de sportdiensten. Sportclubs bieden zekerheid: de zaal wordt gebruikt en er wordt voor betaald.”

Flexibele openingsuren

Professor Scheerder merkt wel op dat het gedrag van de sportende Vlaming aan het veranderen is. “Groepjes collega’s, vrienden of buren beslissen meer en meer samen een uurtje te gaan sporten, los van een sportclub”, zegt hij. “Een uurtje volleyballen met de buren, of gaan tennissen met je beste vrienden.”

Het komt er volgens Scheerder op aan de bestaande infrastructuur flexibeler beschikbaar te stellen. “Mensen willen vandaag ook vóór ze aan de werkdag beginnen een uurtje gaan sporten”, zegt hij. “In Denemarken zijn veel sporthallen al open vanaf 6 uur ’s ochtends.”

“Ook de vergrijzing kan een stimulans zijn”, zegt hij. “Die groep mensen wil maar al te graag een uurtje beweging met leeftijdsgenoten, ’s ochtends of overdag.”

Niet per se meer personeel

Meer openingsuren, dus meer ambtenaren die de zalen openhouden? “Dat is niet altijd nodig”, zegt Scheerder. “Kleine aanpassingen zijn vaak voldoende. Fietsroutes en wandelpaden aanduiden, een finse piste of een petanquepleintje aanleggen, meer moet het soms niet zijn.”

“En het onderhoud kan op termijn door de gebruikers zélf gedaan worden”, klinkt het. “In Nederland zijn er gemeenten die het beheer en het onderhoud van een zwembad volledig in handen leggen van de gebruikers”, zegt de professor. “Sportclubs hebben ook een eigen bestuur en voorzitter, dus waarom kan dat niet met bepaalde vormen van infrastructuur?”

Juist investeren

Op een juiste manier investeren is dus aan de orde. Volgens de professor Sportbeleid is het belangrijker dat de bewoners populaire sporten lokaal kunnen uitoefenen. “Niet elke gemeente moet een zwembad, klimzaal én duiktank hebben”, klinkt het.

Zo verliep onze test:

Om de sportinfrastructuur van een gemeente te testen, hebben we rekening gehouden met verschillende aspecten. Zo zijn we nagegaan of er infrastructuur is voor de meest beoefende sporten in Vlaanderen. Alleen fietsen, lopen en fitnessen zijn niet meegerekend. Fietsen en lopen kunnen immers in principe overal en fitnesszaken zijn doorgaans private initiatieven waar het gemeentebestuur geen zeggenschap over heeft.

Daarnaast hebben we via een representatieve iVox-enquête gepolst hoe tevreden de inwoners zijn over de sportinfrastructuur in hun gemeente. Ook houden we rekening met hoeveel sportclubs er zijn per 1.000 inwoners.

Tot slot zijn we nagegaan of de bestaande sportinfrastructuur ook beschikbaar is voor particulieren en niet alleen voor sportclubs. Concreet hebben we een maand op voorhand gepolst of we op een weekavond een zaal konden afhuren voor een voetbalmatch. Dat alles levert een score op tien op.