Direct naar artikelinhoud
Interview‘Restaurant Misverstand’

‘Mensen met jongdementie krijgen wel vaker eerst de diagnose van burn-out of depressie’

‘Restaurant Misverstand’.Beeld © VRT

Het tweede seizoen van Restaurant Misverstand is op zijn eind, tot grote spijt van de acht werkkrachten met jongdementie: na weken oefenen en herhalen begonnen ze hun takenpakket in het pop-uprestaurant van Seppe Nobels net in de vingers te krijgen. Nu het laatste servet is gevouwen en de ultieme ‘Welkom in Restaurant Misverstand!’ heeft weerklonken, dreigt dan de vergetelheid? Niet als het van Noëlla en Maurice afhangt. ‘Op termijn zullen we elkaar kwijtraken, maar niet nu.’

Het interview vindt plaats in een café in Westmalle, gekozen door Dieter Coppens (45), die ook dit seizoen weer op de payroll staat als zaalverantwoordelijke slash zorgverlener. Als Noëlla (52) en Maurice (67) binnenwandelen, herkennen we de aarzeling in hun tred: alzheimer zet graag zijn tanden in het zelfvertrouwen van al wie ermee te maken krijgt. Een interview geven is niet eenvoudig als je geheugen blinde vlekken vertoont en de juiste woorden onvindbaar blijken. Maar de twee zijn goed omringd: Noëlla heeft haar dochter Fien (25) meegebracht, Maurice zijn vrouw Leen (58). Zij vullen aan, hebben een zakdoek paraat als Noëlla’s zachtblauwe ogen zich met verdriet vullen, en lachen hartelijk mee met elke mop en elk misverstand.

Lachen doen Noëlla en Maurice sowieso liever dan huilen. Niet alleen omdat humor een veilige vluchtheuvel is, maar ook omdat de tijd die hun rest, veel te kostbaar is om die te verspillen aan tranen. Hij loopt bovendien ongenadig verder: uitgerekend vandaag komt er bij Maurice weer een jaartje bij.

Gefeliciteerd met je verjaardag.

Dieter Coppens: “Ben jij jarig, Maurice? Dat wist ik niet. (Begint te zingen) Lang zal hij leven… Hoe oud ben je geworden?”

Maurice Hendrickx: “Hoe jóng zul je bedoelen. Ik weet alleen dat ik van 1956 ben. Reken maar uit, ik zou het niet kunnen zeggen.”

Dieter: “Dat had ik vorig seizoen al gemerkt: mensen met dementie kennen hun bouwjaar nog wel, maar een getal onthouden dat elk jaar verandert, is te moeilijk.”

Maurice: “Ik heb dat ook met geld: vraag me niks over euro’s of centiemen. Gelukkig moest ik me in het restaurant niet met de centen bezighouden.”

Dieter: “Ik durfde alleen aan Marc te vragen of hij zich om de rekeningen van de gasten wilde bekommeren. Hij heeft er ervaring mee: hij doet nog vrijwilligerswerk in een Oxfam-winkel. Maar ook bij hem veroorzaakte het veel stress en onzekerheid. Ik bleef altijd bij hem staan en we rekenden samen alles uit.

“Van de anderen wist ik al vooraf dat ze nee zouden zeggen. Het antwoord van Maurice kon ik zo raden: ‘Zijt gij zot?!’”

Maurice (lacht): “Klopt. Daar begin ik niet aan.”

Dieter: “Jij gaf heel duidelijk aan welke taken je te confronterend vond.”

Maurice: “Ik had het al moeilijk genoeg met bestek leggen. Jij moest me altijd komen helpen, Dieter. Verschrikkelijk! Ik werd er zelfs ’s nachts wakker van: moet het mes nu links of rechts van je bord? (Tot ons) Weet jij het?”

Niet uit het blote hoofd.

Maurice (lacht): “Ik was toen niet de enige met stress: de helft van het restaurant had geen mes en vork, terwijl de keukenploeg de borden al kwam brengen.”

Dieter: “Dan voelde jij gêne: wat zijn wij hier aan het doen?! Als je Noëlla zag dwalen door de zaal, vond je dat héél erg. Terwijl ik wist: Noëlla trekt zich dat niet aan.”

Noëlla Borghlevens: “Dat is zo.”

Maurice: “In mijn hoofd kon het niet dat zij daar vrede mee had, als ze niet eens wist aan welke tafel ze haar borden kwijt moest.”

Leen Op de Beeck: “Dat komt omdat jij heel empathisch bent. Als je nog maar dénkt dat een ander zich ongelukkig voelt, word je al ongelukkig.”

Een soort plaatsvervangende schaamte?

Maurice: “Zoiets, ja. Als Seppe aan de toog stond te brullen tegen de mensen in de keuken…”

Dieter: “Maar hij was niet aan het brullen.”

Leen: “Maurice vult dat in voor de anderen. Hij dacht dat Eddy en Suz van de keukenploeg ongelukkig werden als Seppe ze instructies stond te geven. Hij maakte zich zorgen over hen, terwijl zij daar geen problemen mee hadden.”

Dieter: “In Restaurant Misverstand mógen fouten gemaakt worden. Dat is net de opzet van het programma. Door ons werden jullie niet afgestraft als er eens iets fout ging: als iets niet lukte, dan werden jullie kwaad op jezelf. Jij had dat in het begin heel erg, hè, Noëlla?”

Noëlla: “Het was soms confronterend. Ik dacht van bepaalde dingen: het zal nog wel gaan. Opeens bleken die toch niet te lukken. Ik merkte in het restaurant dat ik achteruit was gegaan.

“Het spijtige is: wij kúnnen nog wel iets. Maar als je zegt dat je jongdementie hebt, dan beginnen mensen je dingen uit handen te nemen. Dat is niet oké. Ze moeten ons wat meer ruimte geven.”

Zoveel mogelijk zelf blijven doen is voor jullie ook de enige manier om het niet te verleren.

Dieter: “Daarom zei ik in het restaurant vaak zo lief mogelijk: ‘Doe het maar zelf.’ Dat is misschien confronterend, maar eigenlijk deed ik het ook op vraag van jullie: laat ons proberen.”

Noëlla: ‘Ik merkte in het restaurant dat ik achteruit was gegaan. Het was soms confronterend. Ik dacht van bepaalde dingen: het zal nog wel gaan. Opeens bleken die toch niet te lukken.’ (Foto: met Dieter Coppens in ‘Restaurant Misverstand’.)Beeld HUMO

AUTO KAPOTGEREDEN

Behalve Stefaan, die nog altijd aan de slag is in de drukkerij waar hij al dertig jaar werkt, zijn alle medewerkers van Restaurant Misverstand hun job kwijtgeraakt.

Noëlla: “Wij móchten niet meer werken! Zot, hè. Ik mis mijn job wel.”

Jij was kinesist. Hoe ben jij gestopt?

Noëlla: “Tja, hoe is dat gegaan?”

Fien Horsten: “Het ging heel geleidelijk. Mama werkte in de thuisbegeleiding voor kinderen met een beperking. Op den duur had ze een leidinggevende functie, maar in zo’n functie valt het natuurlijk op als het niet meer wil vlotten. Daarna volgde een ontslag, en zo had mama de ene job na de andere.”

Noëlla: “Het is niet plezant om ontslagen te worden. Als dat nog eens gebeurt, en nog eens, dan sta je stil.”

Fien: “Op een bepaald moment heeft ze een half jaar thuisgezeten met een burn-out.”

Noëlla: “Maar het wás geen burn-out.”

Dieter: “Mensen met jongdementie krijgen wel vaker eerst de diagnose van burn-out of depressie. Kris, uit het vorige seizoen, heeft maar liefst vijf jaar gezocht naar wat er aan de hand was. Bij hem dachten ze ook eerst aan een burn-out. Toen het eindelijk duidelijk was, hebben hij en zijn vrouw een fles cava opengetrokken.”

Hoe merkte je dat er iets aan de hand was, Fien?

Fien: “Wat mij het meest opviel, was dat autorijden niet meer lukte. Mijn mama heeft meer dan één versnellingsbak kapotgereden. Ze vertrok in derde versnelling of reed met 70 km per uur in tweede. Op den duur werd het echt gevaarlijk. Dat had je zelf ook wel door, hè.”

Noëlla: “Ja, maar tegelijk wilde ik het niet zien. Ik dacht: ik ben nog jong. Dat was een heel moeilijke tijd.”

In die periode liep ook je huwelijk spaak.

Noëlla: “Ook daar zat die ziekte voor iets tussen. Ik belde mijn man op: ‘Ik wil scheiden.’ Ik wilde gewoon… (denkt na) wérken.”

Fien: “Omdat er dingen fout liepen, ontstond er ruzie tussen mama en papa. Dat is logisch. Mama voelde zich slecht. Ze dacht: misschien gaat het na een scheiding en met een nieuwe job wel beter.”

Dieter (tot Noëlla): “Wilde je de focus weer op jezelf leggen?”

Noëlla: “Dat denk ik wel.”

Volgens de huisarts was er niets aan de hand.

Fien: “Omdat papa bij de scheiding had geopperd dat er misschien toch een medisch probleem was, had de notaris mama naar de huisarts gestuurd. Ze kwam terug met een attest waarop stond dat ze een burn-out en een depressie had, verder niks. Van een depressie kun je ook geheugenproblemen krijgen, dus zo gek was dat niet.”

Dieter: “Huisartsen zijn ook maar mensen. Een medische kwaal ontdekken, zeker als het probleem in het hoofd zit, is niet altijd eenvoudig.”

Fien: “Ik drong geregeld bij mama aan om de huisarts over haar geheugenproblemen te vertellen, maar ze wilde er zelf nooit over beginnen. Dat begrijp ik: je wílt het niet zien.”

Noëlla: “Ik werd er opstandig van. Ik wilde het wegduwen.”

Fien: “Je hebt toen zelf een nieuwe huisarts gezocht. Papa en ik zijn achter de rug van mama met die vrouw gaan praten. Ze schrok van ons verhaal en heeft haar naar een psychiatrisch ziekenhuis gestuurd. In de eerste plaats om haar depressie te behandelen, maar ze zagen meteen dat er meer aan de hand was. Mama kon haar weg niet vinden in die nieuwe omgeving, ze liep er verloren. Ze hebben een MRI en een PET-scan uitgevoerd, maar aan haar hersenen was nog niets te zien. Daarna volgde een ruggenprik.”

Noëlla: “En toen wisten we het.”

Hoe voelde dat?

Noëlla: “Ik wist toen al wat er zat aan te komen.”

Fien: “Je bent niet erg geschrokken van de diagnose. Het heeft een paar maanden geduurd voor we de uitslagen van alle testen kregen. Toen konden we openlijk praten over de mogelijkheid van jongdementie. Eerder liet je dat niet toe.”

Noëlla: “Op zich vind ik het wel goed dat het is gebeurd zoals het is gebeurd. Het is wat het is. En daarna moet je iets nieuws opbouwen. Ik ga door met mijn leven, de pijn neem ik erbij.”

Leen: ‘We moeten allemaal dood, maar ik ben vooral bang voor de dag dat we niet meer kunnen communiceren met elkaar, dat ik mijn klankbord zal kwijt zijn.’ (Foto: met Maurice.)Beeld Saskia Vanderstichele

WOORDEN ZOEKEN

Dieter: “Hoe is het bij jou gegaan, Maurice?”

Maurice: “Wij zijn direct bij de juiste dokter beland.”

Leen: “Ja, maar jij hebt een andere vorm van de ziekte, schat. Wat jij hebt, heet PCA (posterieure corticale atrofie, red.). Dat uit zich op een andere manier. Ik merkte het in het verkeer: hij ging bijvoorbeeld op de linkerrijstrook staan, terwijl hij rechtdoor moest. Thuis kon hij ’s nachts het toilet niet meer vinden. Vooral visueel schortte er iets. We zijn snel bij de juiste neuroloog terechtgekomen, die meteen een punctie van het ruggenmerg heeft uitgevoerd.”

Maurice: “Dan begin je wel na te denken: waar liep het de voorbije jaren al fout? Ik richtte interieurs in. Voor een groot deel van mijn job had ik ruimtelijk inzicht nodig, maar het werd steeds moeilijker om dingen juist op te meten. Hoe zorgvuldig ik ook probeerde te zijn, als ik de op maat gemaakte gordijnen uit de doos haalde, zagen ze eruit als een parallellepipedum (lacht). Als ik 100 vierkante meter tapijttegels moest leggen, en de eerste lag al verkeerd, waar denk je dan dat de honderdste komt te liggen? Op den duur begon mijn broer, met wie ik samen een zaak had, kwaad te worden: ‘Wat ben jij eigenlijk aan het doen?’ Ik liet het steeds vaker aan hem over. Dat heeft drie jaar geduurd.”

Tot de neuroloog met de diagnose kwam. Weet je nog wat er op dat moment door je heen ging?

Maurice: “Van zijn precieze uitleg herinner ik me niks meer. Ik had de diagnose maar te aanvaarden. Ertegen vechten haalt toch niks uit.”

Leen: “Op de scan van zijn hersenen waren duidelijk witte vlekken te zien. Bij alzheimer zitten die vlekken meestal aan de zijkant, maar bij Maurice zitten ze achteraan, waar het visuele centrum zit.”

Begon hij opeens tegen deuren te lopen?

Maurice: “Pas in een later stadium. Toen ik de diagnose kreeg, begon ik met opzet tegen deuren te lopen als bewijs (schatert). Nee, serieus: ik zie alles nog, maar de verwerking in mijn hersenen loopt vertraging op. Ik zie een deur, maar het duurt een fractie van een seconde langer voor mijn hersenen die ook registreren. Dan bots ik er natuurlijk knal tegen.”

Dieter: “Alzheimer is veel méér dan alleen je geheugen verliezen. Je hersenen besturen alles en de ziekte kan zich overal in die hersenen vastzetten. Bij Stefaan heeft het bijvoorbeeld vooral een invloed op zijn taal: hij kan de woorden niet meer vinden. Maurice komt nog altijd gevat uit de hoek.”

Maurice: “Ja, maar mijn geheugen brokkelt toch af.”

Was er sprake van een erfelijke factor?

Fien: “Ze hebben bij mama testen gedaan om te kijken of er een mutatie zit in de drie genen waarvan ze nu al weten dat die een rol spelen bij dementie. Voor zover we weten, is er geen genetische factor.”

Noëlla: “Dat was voor mij een grote opluchting.”

Dieter: “In de meeste gevallen is dementie niet erfelijk.”

Leen: “Ook bij Maurice is er geen erfelijke factor. We weten niet waarom hij het heeft gekregen, maar hij heeft wel altijd met solventen gewerkt, waarvan nu wordt beweerd dat ze neurologische schade kunnen toebrengen.”

Maurice: “Ach, toen wisten we niet beter. Ik hing vaak met mijn hoofd in de spuitcabine. In die tijd was er amper sprake van veiligheid of maskers.”

Dieter: “Ben je niet boos op de fabrikanten? Zij weten wellicht al veel langer dat hun producten niet zonder risico’s zijn.”

Maurice: “Nee. Als ik me daar ook nog mee moet bezighouden… Plus: zij hebben meer geld voor een advocaat dan ik (lachje).”

Maurice woont nog thuis. Jij verblijft in Huis Lotus, Noëlla.

Noëlla: “Het is er fijn wonen. Ik woon in een ziekenhuis.”

Fien: “Het is niet echt een ziekenhuis. Het is een speciale afdeling naast een ziekenhuis, waar acht mensen met jongdementie kunnen wonen. We waren heel blij toen we die plek hadden gevonden: de meeste mensen met jongdementie komen in een gewoon woonzorgcentrum terecht. Kijk naar Suz.”

Zij foeterde in het restaurant weleens over het peekeshuis en de oudjes die haar nachtrust verstoren.

Dieter: “Suz is de hele dag aan het karren: omdat ze de jongste bewoner is, rijdt ze met de andere bewoners rond in een rolstoel. Ik denk dat ze daar een heel goede werkkracht aan haar hebben.”

Fien: “Er zijn heel weinig opties voor iemand met jongdementie. In Huis Lotus is het net fijn dat mama tussen lotgenoten zit.”

Noëlla: “Ik ben er nog altijd de jongste. Straks komt er een nieuwe bewoner. Het is afwachten of die jonger zal zijn dan ik.

“Het fijnste vind ik dat ze zoveel met ons doen.”

Fien: “Ze maken vaak uitstapjes. Laatst zijn ze naar een optreden van Brigitte Kaandorp geweest.”

Noëlla: “Schitterend was dat! Er is nog zoveel dat ik wil doen. Ik hou erg van concerten en muziek. We zijn pas nog naar Eros Ramazzotti in Vorst Nationaal gaan kijken.”

Kun je zijn liedjes nog meezingen?

Noëlla: “Ja. Die zitten er nog in.”

Dieter (neuriet de melodie van ‘Se bastasse una canzone’): “Ik ken de tekst niet.”

Noëlla: “Vroeger speelde ik zelf ook muziek: eerst bugel, later fagot. Maar dat lukt nu niet meer: mijn fijne motoriek laat het afweten.”

Lees ook

Laat ons hopen dat ‘Restaurant Misverstand’ ervoor zorgt dat mensen massaal de zijlijn inruilen voor het veld

Dementie haalde onlangs nog het nieuws, toen de 75-jarige Emilietta vermist raakte. De zoekactie leverde niets op: pas een week later hebben ze haar lichaam in het bos bij haar huis gevonden.

Fien: “Dat nieuws kwam hard binnen. Vroeger, vóór mama in Huis Lotus woonde, gebeurde het weleens dat ze me in paniek opbelde: ‘Ik weet niet meer waar mijn auto geparkeerd staat.’ Dan raakte ik natuurlijk ook in paniek, maar ik kon niks doen: ik zat op kot in Leuven. Dat waren enge momenten.

“Nu draagt ze altijd een armband en als ze in de buurt van haar eigen kamer komt, gaat de deur automatisch open. Voor de andere bewoners blijft die dicht. Voor ons is dat een hele geruststelling. En de buitendeuren van Huis Lotus kan ze niet zomaar openen.”

Leen: “Ik vond het verhaal van Emilietta heel confronterend. Zeker als je bedenkt dat die vrouw gewoon het vuilnis ging buitenzetten. Gelukkig is er bij ons geen bos in de buurt, was mijn eerste reactie. Sinds Restaurant Misverstand weet heel Kontich hoe het met Maurice gaat. Dat is een extra veiligheid, naast de tracker die ik op zijn telefoon heb geïnstalleerd.”

Overkomt het Maurice weleens dat hij de weg naar huis niet meer vindt?

Leen: “Jawel. Onlangs wilde hij naar zijn dochter. Ze woont bij ons in de buurt, maar hij wist niet meer waar.”

Fien: “Mama is een keer naar Mechelen gefietst. Ze ging naar een inloophuis voor mensen met jongdementie kijken, maar ze moet een afslag gemist hebben en is blijven fietsen. Toen ze ons lieten weten dat ze daar niet was aangekomen, was er even paniek. Uiteindelijk is ze op eigen houtje teruggekeerd. Dat is zo’n moment waarop je moet afwegen of ze nog wel alleen kan fietsen. Je wilt haar dat niet afnemen.”

Leen: “Ik vind het heel moeilijk om te beslissen wanneer ik het overneem. Hoe hard laat ik hem knoeien vóór ik hem help? We moeten ons constant aanpassen aan een nieuwe realiteit. Gelukkig kunnen Maurice en ik er goed over praten.”

Fien: “In de buurt van waar mama woont, is er een park. Ze gaat er altijd naartoe met een begeleider, maar het is de bedoeling dat ze het straks ook alleen kan. Dat is leuk voor haar. We willen haar zoveel mogelijk de kans geven om buiten te zijn.”

Fien: ‘Ik kan moeilijk zeggen: ‘Ik ga nu al aan kinderen beginnen’, gewoon omdat mama die kleinkinderen dan nog zou leren kennen. Je kunt het leven niet afhaspelen.’ (Foto: met mama Noëlla.)Beeld Saskia Vanderstichele

VRIJHEID KWIJT

Maurice, jij mag voorlopig nog met de auto rijden.

Maurice: “Toch niet. Die vrijheid hebben ze me vorige week ontnomen. Ik mocht nog in een straal van 15 kilometer rijden, maar elk jaar moest ik mijn rijexamen opnieuw afleggen. Drie keer ben ik geslaagd, maar de vierde keer lukte het niet meer. Toen de brief met de uitslag in de bus viel, ben ik er een dag niet goed van geweest. (Snel) Maar de tweede dag ging het al beter. Nu ga ik naar de winkel met de fiets.”

Dat lukt nog wel?

Maurice: “Ja. Ik ken het onderscheid nog tussen rood en groen.”

Dieter: “Hij mag alleen niet door deuren fietsen.”

Maurice (lacht): “Het is onvermijdelijk: er wordt keer op keer aan mijn vrijheid geknabbeld.”

Leen: “Laatst weer. Ik dacht dat Maurice nog de was kon ophangen, tot ik onlangs thuiskwam: je had het moeten zien!”

Maurice: “Ja, maar die broeken hadden net zeven pijpen!”

Leen: “We hebben er samen eens goed om gelachen. ‘Zo droogt het toch ook?’ zei hij. Maar ik weet: dat moet ook op het lijstje van dingen die misschien niet meer lukken.”

Noëlla: “Ik zeg altijd: bij elke stap voel je je een beetje minder mens. Het klinkt hard, maar het is zo.”

Fien: “Maar omdat het zo geleidelijk gaat, hebben we wel de tijd om erin te groeien. Het is niet zo dat ik haar opeens alleen nog moet verzorgen.”

Jij hebt niet het gevoel dat de rollen al zijn omgedraaid?

Fien: “Nee. Ze is nog altijd mijn mama. Als we haar in Huis Lotus bezoeken, hebben we het niet over belastingbrieven invullen of rekeningen betalen. Dan doen we leuke dingen: we wandelen, shoppen, kijken samen naar Restaurant Misverstand…”

Leen: “De vrouw van Stefaan verwoordde het heel mooi: dat is niet zorgen, dat is liefde.”

Fien: “Zo is het. Je stelt er geen vragen bij. Mijn broer en ik vinden niet dat we mama aan het verliezen zijn. Jij bent daar wel heel bang voor, hè.”

Noëlla (krijgt het moeilijk)

Ligt dat het gevoeligst?

Noëlla: “Ja. Het zijn mijn kinderen. Ze doen het allebei heel goed, maar ooit stopt het.”

Fien (troostend): “Je bent een beetje bang om dingen te missen. Maar we weten niet hoe het zal gaan.”

Heb jij nu de neiging wat meer vaart te maken in je leven?

Fien: “Moeilijke vraag. Ik denk het wel, ja. Mijn broer trouwt binnenkort, dat is een fijn vooruitzicht. Maar ik kan moeilijk zeggen: ‘Ik ga nu al aan kinderen beginnen’, gewoon omdat mama die kleinkinderen dan nog zou leren kennen. Je kunt het leven niet afhaspelen. En wie weet, blijft ze nog twintig jaar stabiel.”

Dieter: “Het mag je leven niet gaan beheersen. Je moet je eigen tempo volgen.”

Maurice: “Zo is het: je moet de problemen pas aanpakken als ze zich voordoen. Wat als? Daar zijn we niet mee bezig. Je kunt er toch niet tegen vechten, er bestaan geen pillen voor. Ik krijg wel een remmer, maar wie zegt dat die helpt?”

Dieter: “Dat is ook een reden waarom we Restaurant Misverstand maken: er moet veel meer onderzoek naar dementie verricht worden.”

Leen: “Er gaat 26 keer meer geld naar kankeronderzoek dan naar alzheimeronderzoek. De Alzheimer Liga krijgt bijna geen subsidies en moet vooral op vrijwilligers rekenen. Maurice kan nergens terecht om samen met lotgenoten leuke dingen te doen.”

Zijn jullie bang om elkaar kwijt te raken?

Leen: “Op termijn zullen we elkaar kwijtraken, maar niet nu. Als ik daaraan denk, krijg ik het moeilijk (veegt enkele tranen weg).”

Maurice (sussend): “We moeten allemaal dood, schat.”

Leen: “Dat is waar. Ik ben vooral bang voor de dag dat we niet meer kunnen communiceren met elkaar, dat ik mijn klankbord kwijt zal zijn. (Herpakt zich) Maar dat is nu nog niet.”

Ondanks alles is er nog geluk?

Noëlla: “Ja. Elke dag opnieuw sta ik gelukkig op. Om alles wat er nog is. Daarop ligt de focus. Door Restaurant Misverstand zijn er ook nieuwe vriendschappen ontstaan en krijgen we fijne reacties. Het heeft me wat meer zelfvertrouwen gegeven. Ik heb toch maar mooi al die servetten gevouwen (lacht).”

Fien: “Ik vond het zot om mama bezig te zien.”

Leen: “Ik ben ook zo dankbaar dat wij uitverkoren waren om mee te doen. Zo voelt het: er zijn tenslotte maar acht plaatsen in de ploeg.”

Is de selectie streng?

Dieter: “We zijn vooral op zoek naar mensen die hier zin in hebben, die zo’n programma nog aankunnen, en die de nood voelen om de buitenwereld te laten kennismaken met hun ziekte. En uiteraard is het voor ons belangrijk om voor variatie te zorgen in de verhalen. Zo leggen we de puzzel.”

Met de bijkomende onzekerheid dat dementie een degeneratieve aandoening is.

Dieter: “Daarom werken we ontzettend snel. We zijn pas eind oktober gestopt met filmen, en begin februari waren we al op antenne. We willen dat iedereen de uitzendingen nog bij volle bewustzijn kan meemaken. Vorig seizoen is dat maar net gelukt: Ingrid ging opeens snel achteruit. Toen we wisten dat het einde naderde, zijn we naar haar gereden en hebben we haar nog alle afleveringen kunnen laten zien. Daar heeft ze erg van genoten.

“Op dat punt is Restaurant Misverstand anders dan Down the Road: sinds ik samen op reis ben gegaan met die jongvolwassenen, gaat het eigenlijk alleen maar beter met hen. Ze hebben een stukje zelfstandigheid gewonnen, waarmee ze kunnen uitvliegen. Restaurant Misverstand is een ander verhaal. Ingrid was vorig jaar al heel snel niet meer bij ons. Mieke is overleden toen we seizoen twee aan het filmen waren. Dat was een heftige week: eerst was er de begrafenis van Mieke, daarna vertrok ik op weekend met deze ploeg, en vandaar moest ik naar Oostende om te strippen voor Kom op tegen Kanker. Vlak daarna was er de laatste draaidag in het restaurant. Alle familieleden en mantelzorgers waren erbij. Man, daar is wat afgesnotterd! Er waren in het hele restaurant niet genoeg servetten om alle tranen te drogen. Maar ik troost me met de gedachte: het hoort bij televisie die er écht toe doet. Als we nu de samenleving nog zover krijgen dat ze mensen met jongdementie niet zomaar afschrijft, maar laat meedraaien, dan kan ik mijn geluk niet op.”

© Humo