Direct naar artikelinhoud
InterviewRechter Hartoch en ex-gedetineerde De Mey

Deelnemers ‘Recht naar de gevangenis’: ‘Het is veel makkelijker om iemand op te sluiten dan om die persoon een kans te geven’

Rechter Peter Hartoch (l.) en ex-gedetineerde Wilfried De Mey gingen voor het programma ‘Recht naar de gevangenis’ enkele dagen de cel in.Beeld Damon De Backer

Als assisenvoorzitter spreekt Peter Hartoch de zwaarste straffen uit. Wilfried De Mey zat in zijn leven in totaal twintig jaar vast. Ze lieten zich voor het tv-programma Recht naar de gevangenis vier dagen opsluiten. ‘Ik kan iedereen die ik veroordeeld heb recht in de ogen kijken.’

“Ik kan het niet te laat maken”, zegt Wilfried De Mey (52). “Ik moet morgenvroeg een huis leeghalen.”

“Met toestemming, mag ik hopen”, antwoordt Peter Hartoch (56) als hij binnenkomt in het restaurant in Dendermonde waar we hebben afgesproken.

De Mey grinnikt. Als ex-gedetineerde werkt hij in de Kringwinkel in Hamme. Begin 2020 kwam hij vrij, nadat hij in totaal twintig jaar achter de tralies doorbracht wegens inbraken, gewapende overvallen en geweld. “Ik heb een klik kunnen maken. Anders had ik allicht voor een assisenhof gestaan als dader.”

Peter Hartoch spreekt als assisenvoorzitter in Vlaams-Brabant de zwaarste straffen uit. Eind vorig jaar lieten de twee zich vier dagen opsluiten in de gevangenis van Haren voor het tv-programma van Tess Uytterhoeven, Recht naar de gevangenis.

Had u ook met iemand opgesloten willen worden die u zelf veroordeeld hebt?

Peter Hartoch: “Dat zou moeilijk zijn, omdat er automatisch een moment zou komen waarop ik mijn beslissing moet verantwoorden. Geheel hypothetisch zou het kunnen dat die persoon zou zeggen: ‘Goed gedaan, ik had die straf echt verdiend.’ Maar allicht zou het erop uitdraaien dat ik verantwoording zou gaan afleggen voor een beslissing, en dat mogen rechters om deontologische redenen niet. Het zou nochtans een interessante oefening zijn.”

Als u iemand tegenkomt die u jaren geleden veroordeeld hebt, kunt u die dan recht in de ogen kijken?

Hartoch: “Ik vermoed dat ik het moeilijker zou hebben met burgerlijke partijen. Zij zijn vaak pas tevreden als een dader half murw geslagen wordt. Als een jury daar niet in meegaat, blijf je achter met mensen die zich onbegrepen voelen. Er zijn slachtoffers die ik niet graag zou tegenkomen. Maar mensen die ik ooit veroordeeld heb, kan ik recht in de ogen kijken. En als ik me vergist heb, zal ik dat ook toegeven.”

Hebt u zich soms vergist?

Hartoch: “Dat kan moeilijk anders.”

Twijfelt u vaak als rechter?

Hartoch: “Als rechter sta je altijd tegenover mensen van wie er een bepaald risico uitgaat, maar je moet ook rekening houden met die persoon. Het is moeilijk om daar een evenwicht in te vinden. Het is veel makkelijker om iemand op te sluiten dan om die persoon een kans te geven. Het is een heel moeilijke spiraal om te doorbreken, zeker als de goegemeente moord en brand schreeuwt als het dan eens misloopt.”

Meneer De Mey, had u opgesloten willen worden met de rechters die u veroordeeld hebben?

Wilfried De Mey: “In mijn ogen waren de veroordelingen die ik heb opgelopen allemaal terecht. Uitgezonderd de laatste: in 2005 heb ik boven op mijn straf tien jaar terbeschikkingstelling gekregen, omdat ik mijn meubelen kapot had geslagen en mijn auto in brand had gestoken. Daarvan heb ik negen jaar uitgezeten. Die rechter wil ik liever niet meer tegenkomen.”

Hartoch: “Wilfried is het voorbeeld van hoe het binnen ons systeem helemaal fout kan lopen. Het is nooit de bedoeling dat een terbeschikkingstelling wordt uitgevoerd in de gevangenis. Maar het probleem is – dat is het belangrijkste dat ik geleerd heb uit mijn gesprekken met Wilfried en de andere ex-gedetineerden – dat voorwaarden zodanig streng geformuleerd worden dat mensen gedemotiveerd raken.”

De Mey: “Op een gegeven moment had ik 36 voorwaarden. Het waren er zoveel dat ik ze niet eens kon onthouden.”

In september vorig jaar werd u vier dagen opgesloten in de gevangenis van Haren. Hoe kijkt u erop terug?

De Mey: “Voor mij was dat een beetje als thuiskomen. Opgesloten zijn geeft mij een heel veilig gevoel. Thuis doe ik ook altijd de deur op slot. Maar ik was uiteraard ook blij dat het gedaan was.”

Voor u leek het iets ongemakkelijker.

Hartoch: “Ik had het vooral moeilijk met de isoleercel. Niet zozeer om er zelf te zitten: ik wist ook wel dat het niet lang zou duren, dat zou tamelijk saaie televisie opleveren. Maar ik ben ervan geschrokken dat een isoleercel nog altijd op dezelfde manier wordt ingericht: met een ijzeren autopsietafel als bed en een sanitair blok in metaal waar een drankfonteintje boven de toiletpot is geplaatst. Als je binnenkomt, verlies je elke notie van tijd.

“Gedetineerden zitten soms negen dagen in het cachot. Het enige wat ze mogen doen, is lezen. Het is niet denigrerend bedoeld, maar daar zitten weinig lezers. Wat kun je daar anders doen behalve keihard met je kop tegen de muur lopen?”

Is Haren de modelgevangenis die ze genoemd wordt?

De Mey: “Ik heb in zes gevangenissen gezeten en Haren is in ieder geval de beste die ik al gezien heb.”

Hartoch: “ Haren is het antwoord op een systeem zoals dat vandaag werkt, maar in mijn ogen heeft opsluiting voor de helft van de gedetineerden geen zin. Niet alleen kosten de bewaking en de infrastructuur massa’s geld, ook de menselijke schade is enorm. Je wordt geen beter mens door achter een metershoge muur met prikkeldraad te zitten.”

Straffen we in België te streng?

Hartoch: “Er bestaat een tendens om strenger te straffen. Anderzijds hebben we voor moord een heel breed spectrum: de wettelijke marge ligt tussen drie jaar en levenslang. Dat laat toe om op maat te werken. Soms zijn straffen heel zwaar, op andere momenten niet.”

De Mey: “Ik ken veel gedetineerden die zeggen: ‘Als ik buiten kom, zal de maatschappij boeten voor wat ze mij heeft aangedaan.’ Dat heeft niet alleen met de strenge straffen te maken, maar ook met de situatie in de gevangenis. Ik heb zes maanden in een eenpersoonscel gezeten die we met drie moesten delen. Dan kun je bijna niet anders dan een haat krijgen tegen dat systeem.”

U kwam drie jaar geleden vrij. Aan het eind van dat jaar vertelde u in Humo hoe moeilijk u het had. Hoe gaat het vandaag?

De Mey: “Ik ben vrijgekomen in de moeilijkst denkbare periode, vlak voor corona uitbrak. Ik heb toen een jaar zonder adres gezeten. Ik sliep bij vrienden op de bank. Vandaag heb ik een appartement, maar ik voel me er alsof ik in een grote cel zit. Ik sta alle dagen op om naar mijn werk te gaan, maar verder is er niet veel verschil met mijn opsluiting.

“Ik voel me vaak eenzaam. Het ergste is het gemis van mijn kinderen. Mijn ex heeft alle contact tussen ons verbroken toen ik in de gevangenis zat. Onlangs ben ik te weten gekomen dat ik grootvader word. Toen drong tot me door dat ik ook mijn kleinkinderen niet zal zien. Dat snijdt.”

Experts twijfelen aan het nut van jarenlange opsluiting. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat vrienden en familie gemiddeld na acht jaar beginnen af te haken, wat re-integratie bemoeilijkt. Hoe was dat bij u?

De Mey: “Ik heb de laatste vijf jaar in de gevangenis nooit bezoek gehad. Vrienden mochten niet, die zaten allemaal in het criminele milieu. Mijn familie kwam ook niet. Dat was extra pijnlijk omdat ze vlak bij de gevangenis wonen. Ze hadden een paar keer beloofd om te komen, maar kwamen dan niet opdagen. Op den duur heb ik al hun namen van de lijst geschrapt om mezelf te beschermen tegen de teleurstelling.”

Hebt u het er als rechter moeilijk mee om iemand tot een jarenlange straf te veroordelen?

Hartoch: “Op veertig dossiers voor het assisenhof is er eentje waar ik letterlijk ziek van ben geweest. Ik ga niet in detail treden, maar voor mij was het er los over. Ik kan mij heus neerleggen bij een meerderheid, maar in die zaak vond ik de uitkomst zo erg, dat ik even gedacht heb om te stoppen.”

U hebt al op heel jonge leeftijd het criminele pad gekozen. Hoe had dat anders kunnen lopen?

De Mey: “Ik ben ervan overtuigd dat ik in het verkeerde gezin geboren ben. Als kind heb ik meer slagen dan boterhammen gekregen. Hoewel ik allergisch ben aan katten en honden, liep heel ons huis vol. Nadat ik twee keer in het ziekenhuis was beland met een astma-aanval, stuurde de dokter mij naar het Zeepreventorium (een revalidatiecentrum voor jongeren, EB). In het weekend werd iedereen er opgehaald, maar ik bleef achter. Ik moest bij de kleine kindjes zitten die te ziek waren om naar huis te gaan.

“Ik kreeg nooit zakgeld voor de activiteit in de week. Ik ben jaren boos geweest op de Sint, omdat die mij ook altijd oversloeg. Toen ik na twee jaar Zeepreventorium weer thuiskwam, bleek mijn familie verhuisd. Ik ben bij mijn grootouders moeten gaan vragen waar iedereen was. In het nieuwe huis lag een baby’tje. Het bleek mijn broer, maar niemand had mij iets verteld.

“Toen ik ouder werd, werd het alleen maar erger. Als ik gestraft werd, mocht ik niet meer binnen in plaats van niet meer buiten. ’s Avonds sloeg ik een ruitje kapot in de serre waar onze buurman tomatenplantjes had, om daar te gaan slapen. Op mijn zestiende moest ik gaan werken, maar al het geld was voor mijn stiefvader. Toen ben ik begonnen met inbreken.”

Hoe is het uw broers en zussen vergaan?

De Mey: “Mijn oudste zus heeft mijn broertje doodgeschoten. Het was een schietongeval, waar mijn ouders mij de schuld van gaven, omdat ik mijn broertje die dag naar huis had gestuurd. Met mijn zussen heb ik geen contact meer. Mijn twee broers zie ik wel nog. Eén zit in de gevangenis. De andere is vrij, we zien elkaar regelmatig en hebben een goede band.”

U hebt een verleden als jeugdrechter. Hoe kijkt u naar zijn verhaal?

Hartoch: “Het is erg om te zeggen, maar de jeugdrechtbank kan in zo'n geval alleen maar oplapwerk verrichten. In een ideale wereld zou de jeugdrechter moeten proberen een netwerk te voorzien. Maar dat is heel moeilijk te organiseren. Een pleeggezin zou een oplossing kunnen zijn, maar op je achttiende verjaardag stopt die opvang in principe ook.

“Het gebrek aan een netwerk maakt de situatie van Wilfried ook vandaag nog fragiel. Het maakt dat bepaalde mensen in situaties terecht kunnen komen die hen heel snel kunnen doen ontsporen.”

Hoe slaagt u er vandaag in om op het rechte pad te blijven?

De Mey: “Het is niet makkelijk. Als ex-gedetineerde heb je een stempel. Ik word vaak gepest. Er worden punaises op mijn deurmat gelegd. Mijn banden worden kapotgestoken. Enkele weken geleden heeft iemand een maxicosi met een pop aan mijn deur gezet, en werd ik beschuldigd van kindermisbruik. Er stonden ineens zes agenten voor mijn deur. Ze hebben me een nacht opgesloten. Ik was woedend en dan kun je gekke dingen doen. Maar bij mij overweegt de drang om vrij te zijn.”

Ook u hebt privé al moeilijke tijden beleefd. Was u bang om daardoor te verharden in uw job als rechter?

Hartoch: “Als je zelf een groot verdriet meemaakt, dan kunnen bepaalde excuses van beklaagden – het verhaal van Wilfried is uiteraard buiten categorie – heel flauw klinken. Maar ik heb altijd geprobeerd om me daartegen te verzetten. Als ik één ding geleerd heb in mijn job, is het dat iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Sommige mensen zijn door kleine tegenslagen even hard uit hun lood geslagen als anderen die ogenschijnlijk ergere dingen meemaken. Ik had een enorm netwerk om op terug te vallen toen mijn echtgenote elf en een half jaar geleden stierf. Dat is iets wat Wilfried nooit gehad heeft.”

U bent blijven werken toen. Kon u het verdriet loslaten?

Hartoch: “Ik heb in die periode heel veel assisenzaken gedaan. In mijn omgeving wisten ze dat ik dan dag en nacht bezig was. De kinderen werden opgevangen. Ik moest geen eten maken. Ik kon thuiskomen en mijn dossier lezen. Het was een soort vlucht. Als ik aan het werk ben, denk ik zelden aan mijn thuissituatie.”

De N-VA zette onlangs de aanval in op activistische rechters die hun engagement willen doordrukken. Hoe staat u daarin als rechter?

Hartoch: “Ik ben het in grote lijnen eens met die kritiek. Het Europees Hof voor de Rechten van de mens – dat voor alle duidelijkheid bestaat uit zeer bekwame magistraten – oordeelt slechts geval per geval. Het is geen parlement dat zegt: we gaan ons daar of daar eens mee bezighouden. Ze moeten wachten tot een onderwerp op hun bord komt en kunnen niet voorzien in overgangsmaatregelen. Dat houdt risico’s in.

“Neem nu het Salduz-arrest (geveld door het EHRM in 2008, EB), dat er is gekomen naar aanleiding van een politiek proces in Turkije. Tot die dag was er unanimiteit dat het recht op een eerlijk proces niet geschonden werd doordat de gearresteerde verdachte bij zijn ­eerste verhoor geen beroep kon doen op de bijstand van een advocaat. Na de uitspraak van het Salduz-arrest was dat plots wel het geval. De gevolgen waren catastrofaal. Alle zaken die op dat moment in onderzoek waren, vielen als een kaartenhuis in elkaar. Vooral in zedenzaken – dossiers waar het doorgaans woord tegen woord is – zijn een heleboel vrijspraken gevolgd. Als een verdachte tijdens zijn verhoor tegen de politie toegegeven had wat er gebeurd was, kwam een gewiekste advocaat op het proces zeggen: ‘Dat telt niet meer.’

“In de VS is de situatie compleet ontspoord en dat moeten we koste wat het kost vermijden. Wij zijn er niet om grote maatschappelijke problemen op te lossen. Wij maken deel uit van een staatsmacht die als doel heeft de twee andere machten in toom te houden. Als rechters zijn we niet democratisch verkozen. Wij hebben een diploma en weten hoe de rechtsregels in elkaar zitten. Meer is het niet.”

Recht naar de gevangenis, elke dinsdag om 21 uur op Play4 en op GoPlay.