Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenKlimaatverandering

‘Ik raakte echt in paniek toen ik de Belgische kaart van de Aziatische hoornaar zag. Wat staat ons deze zomer te wachten?’

‘De natuur zal zich wel aanpassen, maar om de mens maak ik me zorgen.’Beeld Koen Keppens

Alleen draconische maatregelen kunnen nog voorkomen dat de wereld onder de 1,5 graad opwarming blijft. Dat stelde het VN-klimaatpanel in hun rapport, eerder deze week. Maar steeds meer landgenoten ondervinden de opwarming van de aarde nu al in hun dagelijkse beroepsbezigheden. Deze Belgen veranderen nu al radicaal van aanpak.

De vzw Klimaatzaak lanceerde eind 2022 een oproep: vertel ons hoe jouw leven vandaag al wordt beïnvloed door de klimaatverandering. Uit hun achterban – vooral mede-eisers in de rechtszaak die ze hebben aangespannen (én gewonnen) tegen verschillende Belgische overheden wegens nalatig klimaatbeleid – kwamen honderden reacties. Het leverde uiteenlopende verhalen op die ze zeker zullen vertellen voor het hof van beroep, waar ze in september hun strijd voortzetten: een oceanograaf ziet de ene diersoort na de andere verdwijnen, een zeilinstructeur moet tijdens de hete zomers steeds vaker cursisten met een zonneslag van het water plukken, een bierbrouwer merkt dat het brouwproces van zijn lambiek zonder strenge winters verstoord raakt, een boswachter ziet met lede ogen aan hoe de reeën veel te vroeg op het jaar jongen krijgen. We spraken met een reeks ervaringsdeskundigen.

DE IMKER: ‘GEEN BIJ, GEEN TOEKOMST’

Aan de toekomst durft imker Luce Buschman (56) zelfs niet te denken. De moed zonk haar vorige zomer in de schoenen toen de Belgische kaart van Vespa-Watch, waarop vrijwilligers nauwkeurig bijhouden waar de Aziatische hoornaar is gespot, volledig zwart kleurde.

Luce Buschman: “Ik raakte toen echt in paniek. Wat staat ons deze zomer te wachten?”

Die exoot uit Azië heeft het op onze bijen gemunt.

Buschman: “Hij is via een Franse haven Europa binnengekomen en heeft zich razendsnel verspreid. Een paar jaar geleden overleefde amper 20 procent onze winters, maar met de huidige zachte temperaturen mogen we daar niet meer op rekenen. Vorige zomer hadden we in Lier vijf nesten. Slechts drie ervan hebben we kunnen vernietigen. Als je weet dat elk nest in september tussen de vijftig en de zevenhonderd koninginnen uitstuurt, dan weet je: dit jaar zitten we met een héél groot probleem. Dat is een heel tastbaar gevolg van de opwarming van de aarde.”

Wat doet zo’n hoornaar met onze bijen?

Buschman: “In tegenstelling tot de Europese hoornaar, een heel nuttig insect, is de Aziatische hoornaar een moordmachine. Ze gaan voor een bijenkast hangen en pakken elke bij die naar buiten vliegt. Op den duur durven die bijen hun kast niet meer uit, kunnen ze niet meer uitvliegen om voedsel te zoeken, en stort de hele kast in.

“Aziatische bijen weten hoe ze zo’n hoornaar moeten aanpakken: ze gaan er met een hele hoop op liggen, zodat hij oververhit raakt. Onze bijen kennen die techniek niet. Ze steken wel, maar dat doet die hoornaar niks.”

De hoornaar is niet de enige uitdaging voor de bijen.

Buschman: “Ze hebben het al een tijd moeilijk. Tot 2016 werkte ik samen met mijn man in zijn bouwbedrijf, maar ik voelde al lang dat ik iets voor het klimaat wilde doen. Toen ben ik met een opleiding tot imker begonnen. Nu werk ik voor een bedrijf in Boechout dat kasten plaatst bij firma’s die de biodiversiteit willen ondersteunen. Ik onderhoud zo’n veertig à vijftig kasten.

“Door de klimaatverandering vinden bijen steeds moeilijker voldoende voedsel. Bij zware regens spoelt het stuifmeel gewoon weg. Is het te warm, dan geven de bloemen geen nectar meer af. Tegenwoordig geef ik stuifmeel bij aan mijn kasten, en tijdens een hittegolf zet ik water. Maar eigenlijk zou dat niet nodig mogen zijn. De bij weet het al eeuwen te redden zonder tussenkomst van de mens, nu lukt dat haar niet meer.

“En dan moet je weten dat 80 procent van onze bijen solitaire bijen zijn, die niet in een kolonie leven: metselbijen, zandbijen… Die kúnnen we niet helpen. Vermoedelijk is 65 procent van dat solitaire bijenbestand in gevaar. Sommige solitaire bijen vliegen naar één bepaalde bloem: verdwijnt die bloem, dan verdwijnt ook de bij, en vice versa.”

Ik denk dat ik pas nog een bij zag vliegen. Hoort die geen winterslaap te houden?

Buschman: “In de winter zouden bijen drie maanden in rust moeten zijn, maar door de zachte temperaturen hebben mijn bijen tot midden november gevlogen. Daarna hebben ze amper drie weken gerust, en eind december waren ze alweer uit de kast. Gisteren waren ze aan het vliegen alsof het lente is. Een bij die niet rust, is gedoemd te verzwakken. Ze proberen zich zo goed mogelijk aan te passen aan de verstoorde seizoenen, maar naar mijn gevoel is het vechten tegen de bierkaai.”

Voor de klimaatverandering zijn de bijen de kanarie in de kolenmijn. Zijn mensen zich bewust van de gevolgen als ze verdwijnen?

Buschman: “Nee. Ze lachen het nog altijd weg, en vinden groene maatregelen trucs om geld uit je zakken te kloppen. Ik ben dat riedeltje zo beu: ‘De zomer van 1976 was ook warm.’ Ja, maar nu beleven we al vijf jaar op rij zo’n zomer van 1976. Ik vind het ook heel beangstigend dat mensen maar blíjven vliegen: ‘Ik werk het hele jaar hard. Als ik vijf keer per jaar het vliegtuig wil nemen, is dat mijn recht!’ Zwijg me van ecorealisme en argumenten als: ‘De transitie moet haalbaar en betaalbaar blijven.’ Dat is goed om naar de kiezer te stappen, maar het gaat voorbij aan de hoogdringendheid. Je hoeft nochtans geen expert te zijn om te zien dat het fout gaat. Als je vroeger naar het Zuiden reed, plakte je voorruit vol met insecten. Nu is het al veel als je er vijf verzamelt.”

Heb jij je leven aangepast aan die nieuwe realiteit?

Buschman: “Ja. We hebben ons huis verbouwd tot een passiefwoning, we gebruiken onze auto zo weinig mogelijk, laten onze tuin verwilderen voor de insecten en maken hem hittebestendig met bomen en een wadi – een groene greppel waar het water langzaam in kan sijpelen.

“Ik lig nog altijd wakker van de toekomst. Ik heb kinderen en kleinkinderen. Ik wil hun graag een leefbare wereld nalaten, maar zonder bijen of biodiversiteit zal dat niet gaan. Het gedoe met de Aziatische hoornaar gaf me vorig jaar zoveel stress dat ik even heb gedacht: ik stop ermee. Maar als alle imkers zo denken, is het helemaal gedaan. Er zit niks anders op dan moedig voort te ploeteren.

“Mag ik nog een oproep doen? Zie je deze zomer een Aziatische hoornaar, meld het dan op vespawatch.be. We hebben alle hulp nodig om die nesten te spotten en te vernietigen. Dan slaap ik volgende zomer misschien iets beter.”

DE PSYCHOLOOG: ‘KLIMAATDEPRESSIE’

Doorgaans komen studenten bij Claire (43) op gesprek omdat hun studie niet vlot of omdat ze worstelen met een persoonlijke kwestie. Maar tegenwoordig moet de studentenpsycholoog van de Université Catholique de Louvain steeds vaker aan de slag met angsten en mentale klachten rond het klimaat.

DE PSYCHOLOOG: ‘KLIMAATDEPRESSIE’
Beeld Koen Keppens

Claire Joassart: “Het is begonnen na de klimaatmarsen van 2018. Voordien was klimaatangst me nooit opgevallen bij mijn studenten. Maar ik begrijp hen heel goed: ik heb zelf met klimaatangst geworsteld.”

Wanneer was dat?

Joassart: “Dat was nog vóór de klimaatmarsen. Ik weet het nog goed: ik ging naar een lezing van Jean-Pascal van Ypersele op de universiteit. Het was alsof de hemel op mijn hoofd viel. Toen ik weer buiten stond, wist ik zelfs niet meer hoe ik heette (lacht).

“Ik ben me als een gek beginnen te informeren. Ik wist wel dat klimaatverandering bestond, maar ik was me helemaal niet bewust van de nood waarin we verkeren. Ik zat in allerlei Facebookgroepen over het klimaat, volgde de berichtgeving op de voet. Op een bepaald moment heb ik mezelf daar een tijdje tegen moeten beschermen, om mijn evenwicht terug te vinden. Ook mijn kinderen hebben me daarbij geholpen. Mijn jongste zei: ‘Mama, je doet jezelf pijn en je valt ons ermee lastig. Stop ermee.’ (lacht) Zij is ook heel goed op de hoogte van de problematiek, maar ze heeft sneller dan ik een manier gevonden om ermee om te gaan.

“Wat me ook heeft geholpen, is iets heel concreets doen voor een ander. Ik weet dat ik onze politici niet zo ver zal krijgen dat ze écht iets doen voor het klimaat. In plaats daarvan help ik nu migranten: een halve dag per week vang ik ze op met thee, koffie en een babbel. Dat leek me wel gepast, aangezien ons door de klimaatverandering een gigantische migratiecrisis te wachten staat. Het geeft me het gevoel dat ik toch wat controle terugneem. Ik voel me niet meer compleet machteloos.”

Door uw angst kon u de studenten wellicht beter helpen?

Joassart: “Ik luister zonder twijfel met meer aandacht als studenten over hun angst vertellen, ik heb er extra voelsprieten voor. Eén studente was een slachtoffer van de overstromingen van de zomer van 2021. Ze had het water plots zien opkomen en was ternauwernood ontsnapt. Ook de dagen nadien was ze enorm angstig. Het was een overduidelijk geval van posttraumatische stress, sinds de overstromingen voelde ze zich niet meer veilig. Ze had het gevoel: het kan zó opnieuw gebeuren, de kans dat ik sterf aan de klimaatverandering is reëel. Toen ze bij mij aanklopte, ging het zo slecht dat haar studie in het gedrang kwam.

“Gelukkig vormt zij een uitzondering. Veruit de grootste groep van studenten die ik zie, zit met algemene angst voor de toekomst. Ze maken zich zorgen over het klimaat, maar ook over de pandemie, de oorlog in Oekraïne, de energiecrisis… Ze vragen zich af hoe hun toekomst eruit zal zien, of het nog wel verantwoord is kinderen op de wereld te zetten, en of ze niet beter iets met hun handen zouden doen dan met hun neus in de boeken te zitten. Ze trekken alles in twijfel: heeft het allemaal nog wel zin? Die verzuchting hoorde ik vroeger nooit.”

Wat voor jongeren vallen ten prooi aan klimaatangst?

Joassart: “Doorgaans zijn ze erg goed geïnformeerd: studenten bio-ingenieur, geografie, biologie… Vaak zijn ze ook heel geëngageerd, doen ze zelf hun best om de klimaatverandering tegen te gaan, maar hebben ze het moeilijk met de kloof tussen wat zou móéten gebeuren en wat politici daadwerkelijk doen. Op een bepaald moment krijgt de angst de overhand en belanden ze in een crisis.”

Een klimaatdepressie?

Joassart: “Zo zou je het kunnen noemen. Het zijn niet zomaar wat angstjes. Ze komen hun bed niet meer uit, surfen alleen nog op het internet: overstroming hier, natuurramp daar, hongersnood in Afrika… Het neemt hun hele denken over. Ze storten in, zitten de hele dag te huilen, vragen zich af waarom ze nog zouden doorgaan: ‘We gaan er toch allemaal aan!’

“In hun omgeving kunnen ze hun zorgen vaak niet kwijt. Hun ouders en grootouders zeggen: ‘Je bent nog jong, de wereld ligt aan je voeten!’ Maar die generatie is in een totaal andere wereld opgegroeid, na de oorlog leek alles mogelijk. Terwijl de jongeren natuurlijk denken: ‘Maar jullie hebben ons een wereld nagelaten die naar de knoppen is.’ Zo is er in hun familie veel onbegrip. Als ze bij mij belanden, voelen die jongeren zich eenzaam en verloren.”

In de jaren 80 hadden we zure regen en een gat in de ozonlaag, maar toen sprak niemand over klimaatangst.

Joassart: “Het valt niet te ontkennen dat het sindsdien alleen maar is achteruitgegaan met het klimaat. De temperatuur op aarde stijgt. We wéten dat onze CO2-uitstoot naar beneden moet, maar in plaats daarvan stoten we alleen méér uit. Daar zijn die studenten zich erg van bewust.

“Covid zit er wellicht ook voor iets tussen. Het heeft de vraag ‘Waar gaat het met de wereld naartoe?’ alleen maar urgenter gemaakt. We zijn nog altijd jongeren aan het oprapen die door corona zijn onderuitgegaan.”

Hoe helpt u de studenten over hun klimaatangst? U kunt niet zeggen dat het wel goed komt.

Joassart: “O nee! Ik zal hen nooit tegen beter weten in geruststellen, dat zou respectloos zijn. Ik probeer vooral te luisteren naar wat ze me vertellen – ik weet best dat ze gelijk hebben – en hun gevoelens zeker niet te minimaliseren. Dat krijgen ze al genoeg te horen.

“Studenten komen bij mij voor een kort traject van een drietal gesprekken. Merk ik dat ze meer nodig hebben, dan verwijs ik hen door naar specifieke therapie. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan bij de studente met posttraumatische stress. Maar meestal gaat het na een paar gesprekken merkbaar beter. Dat vind ik geruststellend: ze nemen hun lot weer zelf in handen, liggen niet meer de hele dag in bed naar filmpjes te kijken over hoe catastrofaal het met de wereld gesteld is.”

Raadt u hun aan het nieuws helemaal af te zweren?

Joassart: “Zo direct zal ik het nooit stellen. Ik zeg hun wel dat ze het recht hebben om zich een tijdje af te schermen van die klimaatberichten, om zichzelf weer op de rails te krijgen. Zij denken vooral: ‘Ik mag de strijd niet opgeven, want dan is alles verloren.’ Maar het heeft geen zin om zorg te dragen voor de planeet als je jezelf niet verzorgt.

“Ik leg hun uit hoe onze psyche werkt, en dat wat ze voelen heel normaal is. Vaak hebben ze het gevoel helemaal anders te zijn dan de rest, maar ik zou bijna zeggen dat de ánderen in ontkenning leven (lachje). Vervolgens leg ik hun de verschillende fases van rouw uit.”

Is klimaatangst dan een vorm van rouwen?

Joassart: “Helemaal. Die jongeren zijn een bepaalde blik op de wereld kwijt en die krijgen ze nooit meer terug. Dat gaat gepaard met een gevoel van rouw.

“Ik zou kunnen zeggen: klimaatangst is een angststoornis als alle andere, en zo behandel ik ze ook. Maar dat klopt niet, een angststoornis heeft vaak een totaal irrationele kant. Denk aan een spinnenfobie: die is niet rationeel, want het gemiddelde spinnetje kan je niks maken. Het bijzondere aan klimaatangst is dat net de best geïnformeerden eraan ten prooi vallen.

“Het rouwproces doorloopt verschillende fasen: ontkenning, verdriet, woede… Ik probeer mijn studenten te laten inzien dat wat ze nu voelen een fase is, dat er straks ook weer iets anders komt. Woede is al een veel betere fase om door te maken dan verdriet. Vanuit die woede stappen sommigen over naar activisme. Dan verliezen ze zich tenminste niet in een depressie.

“De laatste fase van rouw is aanvaarding, maar daarmee bedoel ik niet dat ze zich moeten neerleggen bij de situatie zoals ze is. Die situatie ís onaanvaardbaar. Het gaat er eerder om dat je aanvaardt dat het oké is om geraakt te worden door dingen die de mensheid en onze aarde in gevaar brengen. Vroeger werkte ik met studenten met een fysieke beperking of een chronische ziekte. Ik begeleidde bijvoorbeeld een meisje met terminale kanker: zelfs zo’n jong en totaal onrechtvaardig einde hoeft je er niet van te weerhouden het leven ten volle te leiden. Niemand weet wat de toekomst brengt, maar zolang er leven is, is er hoop, en kun je er alles uithalen wat erin zit.

“Wat me als psycholoog opvalt, is dat die klimaatangst zo dichtbij komt. De vragen waarmee die jongeren zitten, stel ik mezelf ook. Als zo’n student me vraagt of het nog wel verantwoord is om kinderen op de wereld te zetten, dan verplicht dat me om naar mezelf te kijken: ik heb ook twee kinderen. Terwijl ik die studente met posttraumatische stress begeleidde, zat ik thuis zelf met een ondergelopen kelder. De grens tussen privé en professioneel vervaagt op een manier die niet aan de orde is als ik iemand begeleid met anorexia of zelfmoordgedachten.”

Maakt dat uw job moeilijker?

Joassart: “Moeilijker zou ik niet zeggen. Misschien maakt het me vooral empathischer.”

DE BOSBEHEERDER: ‘WATERVALEFFECT’

Als een boom omvalt in het bos en er is niemand in de buurt om het te horen, maakt dat dan geluid? Er wordt vast druk over gefilosofeerd, maar als die boom ergens in een Antwerps bos tegen de vlakte gaat, is de kans groot dat Simon De Smedt (33) hem heeft horen vallen. Als bosbeheerder bij de Bosgroep Antwerpse Gordel vzw ziet hij steeds meer kale plekken verschijnen in de bossen.

DE BOSBEHEERDER: ‘WATERVALEFFECT’
Beeld Koen Keppens

Simon De Smedt: “Een van de meest tastbare gevolgen van de klimaatopwarming is de massale sterfte van de fijnspar, beter bekend als de kerstboom. Hij is ooit naar hier gehaald vanuit Noord- en Oost-Europa omdat hij snel groeit en goed hout oplevert. Maar nu blijkt hij totaal niet bestand tegen de nieuwe, droge omstandigheden.

“Door de lange, hete zomers verzwakken de fijnsparren, wat nog wordt verergerd door de letterzetter, een kever van een halve centimeter die onder de schors gangetjes graaft om zijn eitjes achter te laten. Ze worden actief zodra de temperatuur boven de 15 graden stijgt. Door de lange zomers hebben ze vrij spel en worden ze steeds talrijker. Voor veel verzwakte bomen betekenen ze de doodsteek.

“Soms gaat het over enkele bomen in een heel bos, maar in productiebossen – daar zijn er bij ons helaas veel van – staat maar één boomsoort, netjes in rijen aangeplant op vele hectaren. In zo’n monocultuur kunnen ziektes en kevers makkelijk van de ene boom naar de andere overspringen, en valt het natuurlijk wel op als in een paar jaar tijd hele rijen kerngezonde bomen ziek worden en verdwijnen.”

De fijnspar is vast niet de enige boom die kreunt onder de klimaatverandering.

De Smedt: “Ook andere bomen zien af. Het jaar 2018 was een kantelpunt: sindsdien hebben we nog maar één natte zomer gehad, die van 2021.

“Door de droge zomers neemt de verjonging van onze bossen sterk af. Omdat de wortels van jonge bomen dicht onder de oppervlakte zitten, maken ze minder kans om te overleven in de hitte. Maar ook de oudste bomen kunnen door het steeds dieper wegzakkende grondwater niet meer genoeg water opzuigen. Dan zakt die boom stilletjes in elkaar. Normaal is dat een proces van tientallen jaren, maar door de extreme droogte gaat het nu razendsnel. Zo dreigen de bossen zowel hun oudste als hun jongste generatie te verliezen.”

Raakt het je als zo’n oude boom het begeeft?

De Smedt: “Dat doet pijn, ja. Zo’n twee jaar voor hij definitief de geest geeft, is een boom op z’n waardevolst. Hij draagt dan een maximale hoeveelheid leven: hij zit vol holtes voor dieren, is begroeid met mossen en paddenstoelen en produceert enorm veel zaden – de toekomstige bomen. Als oude bomen versneld en massaal afsterven, komt het hele microklimaat in het gedrang. Omdat een bos een ecosysteem op zich vormt, veroorzaakt dat een watervaleffect voor tal van organismen die afhankelijk zijn van dat gesloten bosklimaat.

“Ik werk nu zeven jaar in het bosbeheer. In die korte tijd heb ik drastische veranderingen gezien in bossen die al honderden jaren bestaan.”

En het was al niet zo best gesteld met ons bosbestand.

De Smedt: “Het bosbezit in Vlaanderen is enorm versnipperd. Ongeveer 60 procent van onze bossen is in privébezit. Vaak gaat het om kleine stukjes bos in iemands tuin of geërfde lappen bos die generaties geleden zijn aangekocht.

“Als een boseigenaar contact opneemt met onze Bosgroep, helpen wij met het beheer. Onze missie is duurzaam, klimaatvriendelijk en ecologisch verantwoord bosbeheer. Een eerste stap is de boseigenaars te leren hoe dat moet.”

Hebben ze daar oren naar?

De Smedt: “De meesten kennen weinig van bosbeheer. Maar als ik uitleg hoe het in hun voordeel kan werken, zijn ze meestal snel enthousiast. Weinigen zeggen: ‘Mijn bos moet geld opbrengen.’ Een bos zou eigenlijk zichzelf moeten betalen. Idealiter dekt de houtopbrengst de kosten van het beheer.”

Dus kappen is niet uit den boze? Ook niet nu er zoveel bomen sneuvelen door droogte en ziekte?

De Smedt: “Als je strategisch en met oog voor ecologie ingrijpt, kan dat helpen om je bos gezonder te maken. Je kapt dan bepaalde bomen ten voordele van andere, die daardoor een betere kans maken om uit te groeien en de volgende generatie voort te brengen.”

Moeten we onze inheemse soorten vaarwel zeggen en kiezen voor uitheemse bomen die wél klimaatrobuust zijn?

De Smedt: “In theorie kunnen we dat doen, maar dan verliezen we enorm veel andere dieren- en plantensoorten die niks aan die exoten hebben. In een bos met alleen maar Amerikaanse vogelkers – die is nú al verschillende inheemse soorten aan het wegconcurreren – zul je geen reeën meer vinden: die lusten de Amerikaanse vogelkers niet. Dan zou je net zo goed alleen nog palmbomen kunnen planten, die wel tegen de droogte kunnen. Dan heb je bomen, maar het zal nooit een bos worden dat zichzelf in stand houdt.

“Alles in een bos is met elkaar verweven. Op welke manier je ook ingrijpt, het zal een hele reeks effecten hebben. Voeg daar een factor als de klimaatverandering aan toe en het wordt zéér moeilijk om nog voorspellingen te doen.”

Jij had zeven jaar geleden vast niet kunnen voorspellen met wat voor uitdagingen je te maken zou krijgen.

De Smedt: “Nee, maar ik zie ook kansen in mijn job. Het geeft me hoop als eigenaars die eerst niet veel van bosbeheer kennen, al snel de mouwen opstropen als ze geconfronteerd worden met stervende bomen. Dat ze het in hun eigen achtertuin zien gebeuren, helpt mensen om te beseffen: de klimaatverandering vindt hier en nu plaats.

“Met kleine ingrepen kunnen ze al een verschil maken. Inheemse soorten aanplanten, bijvoorbeeld. Of een bosrand aanleggen. Zo’n buffer van struiken helpt niet alleen om het effect van de wind op een bos te breken, het voegt ook leven toe: dieren, insecten… De sleutel is variatie. Hoe meer genen een bos telt, des te groter de kans dat iets zich zal aanpassen aan de klimaatverandering. Dat klinkt misschien berekenend en droog, maar daar komt het wel op neer.”

Jij trekt nog elke dag fluitend naar je werk?

De Smedt: “Op sommige dagen denk ik: wat zijn we met de Bosgroep in godsnaam aan het proberen? Maar mijn job blijft de boeiendste ter wereld. Na mijn diploma biologie had ik ook onderzoek kunnen gaan doen, maar ik wilde liever rechtstreeks bijdragen aan de oplossing.”

Door je laarzen aan te trekken en bomen te planten.

De Smedt: “Het zijn drukke tijden, we zitten aan het einde van het plantseizoen. Ook daarop heeft de opwarming een effect: door de zachte winters gaan de bomen veel later in rust en wordt de periode waarin we kunnen planten korter. Als het in november nog 20 graden is, heeft het geen zin om bomen in de grond te stoppen.

“Ik besef heel goed dat mijn werk maar een microscopisch kleine druppel is op een steeds warmer wordende plaat. Maar als we die plaat met z’n allen blijven besprenkelen, kunnen we een impact hebben. Dat is de boodschap die ik probeer mee te geven: elke druppel helpt.”

DE ALPINIST: ‘ALLES GESMOLTEN’

Tist Liekens (21) was 17 toen hij met zijn schooldirectrice een deal sloot: hij mocht tien weken lang elke donderdag spijbelen voor het klimaat.

DE ALPINIST: ‘ALLES GESMOLTEN’
Beeld Koen Keppens

Tist Liekens: “Ik heb meegelopen in bijna elke klimaatmars. Dat had wel een impact op hoe ik me voelde, op den duur sliep ik er niet van. Eén keer heb ik zelfs gedroomd over de klimaatverandering, en in mijn droom werd ik wakker met de gedachte: oef, het was maar een droom. De mensheid zou zichzelf toch nooit zo kapotmaken? Ik kan je verzekeren, het was behoorlijk pijnlijk toen ik daarna écht wakker werd en tot het besef kwam: fuck, de klimaatverandering is écht (lacht). Nu kan ik dat gevoel al veel makkelijker van me afzetten.”

Zit je studie biologie daar voor iets tussen?

Liekens: “Ik wist al sinds de lagere school dat ik biologie wilde studeren, maar wellicht heeft mijn bezorgdheid om het klimaat wel meegespeeld. Als ik mijn steentje kan bijdragen, dan wel met biologie.

“Nu zit ik in mijn eerste masterjaar. De klimaatverandering komt in bijna elk vak ter sprake: wat wetenschappers weten over de mogelijke impact, of wat ze dénken te weten, want zo eenvoudig zijn die voorspellingen niet.”

In je hobby is de impact wel duidelijk: jij doet aan alpinisme.

Liekens: “Al van jongs af ga ik elk jaar met mijn ouders naar de Oostenrijkse bergen. Enkele zomers geleden heb ik me ingeschreven voor een cursus alpinisme. Ik kan moeilijk beschrijven hoe het voelde toen ik voor het eerst op een gletsjer stond: kilometers in de omtrek niks dan ijs, en onder je voeten water dat al duizenden jaren is bevroren. Je voelt dat dat ijs lééft. Af en toe is er een trilling en dan weet je: er is weer een stuk afgebroken en naar beneden gevallen.”

Nu leg je de vinger op de wonde.

Liekens: “Precies. Toen ik een paar jaar geleden aan die cursus deelnam, was er een ijsmuur van een meter of tien aan de voet van de gletsjer. Die moest je beklimmen voor je verder kon. Vorig jaar was die muur opeens verdwenen: alles was gesmolten. Dat was heel confronterend.

“Ik ben nu instructeur en neem beginnende alpinisten mee de gletsjer op, maar zij krijgen daar lang niet hetzelfde te zien als ik een paar jaar geleden. Vorig jaar raakten we niet eens meer op de verste toppen: er lag gewoon niet genoeg sneeuw, ook al zit je daar op meer dan 2.800 meter hoogte.”

De lokale overheid probeert het smelten van de gletsjers af te remmen.

Liekens: “Ze proberen het ijs ’s zomers te beschermen door witte doeken over de gletsjer te leggen, maar volgens mij brengt dat weinig zoden aan de dijk. Mijn grootste vrees is dat ik tot de laatste generatie alpinisten behoor. Na ons is het gedaan.”

Dat klinkt gek uit de mond van een 21-jarige.

Liekens: “De bergen zijn mijn leven, maar ik besef dat ik mijn passie niet zal kunnen doorgeven aan mijn kinderen. Het gaat gewoon te snel. Gaan we tegen het einde van de eeuw naar een opwarming van meer dan 2 graden, dan blijft er in de hele Alpen geen gletsjer meer over om te beklimmen. Het is triest, maar het is zo.”

En toch klink je niet helemaal moedeloos.

Liekens: “Ik probeer te doen wat ik kan. Misschien vallen de gletsjers niet te redden, maar ik leg me niet zomaar neer bij de klimaatverandering.”

Weet je al wat je wilt doen met je diploma biologie?

Liekens: “Ik denk dat ik het in de richting van natuurbeheer ga zoeken. Er zit veel potentieel in moerassen en veengebieden. Bij ons zijn die erg beschadigd, maar als we erin slagen ze te herstellen, dan kunnen ze méér koolstofdioxide opslaan dan onze bossen.

“Ik ben van mening dat we alles moeten proberen wat in onze macht ligt. Ik ben vegetariër, gebruik zo vaak mogelijk het openbaar vervoer en vlieg niet. Binnenkort moet ik voor mijn masterproef naar Zweden – ik doe onderzoek naar de verspreiding van invasieve plantensoorten langs wandelpaadjes. Mijn medestudenten en promotor gaan met het vliegtuig, ik neem de trein.”

DE HOVENIER: ‘MISLUKTE HORTENSIA’S’

Thomas Boudry (44) begon zijn carrière in het vluchtelingenwerk, maar in 2007 maakte hij de overstap van de sociale naar de grasgroene sector.

Thomas Boudry: “Wat me opvalt als hovenier, is dat ik nu al een paar winters na elkaar goed kan blijven doorwerken. Vroeger was ik door de vrieskou elk jaar wel enkele weken kwijt, nu gebeurt dat zelden en duurt het hooguit een week.”

DE HOVENIER: ‘MISLUKTE HORTENSIA’S’
Beeld Koen Keppens

Heb je ’s zomers ook meer last van de hitte?

Boudry: “Afgelopen zomer heb ik een paar dagen niet kunnen werken omdat het té heet was. Ik kan wel vroeger op de dag beginnen, maar als het kwik boven de 35 graden stijgt, haalt dat weinig uit.

“Ik zie dat meer en meer hoveniers zich ’s zomers insmeren. Vroeger gingen we ervan uit dat we bestand waren tegen de zon, omdat we altijd buiten werken. Daar zijn de meesten nu van afgestapt.

“Hoveniers praten onder elkaar vaak over het weer. Iedereen is het erover eens: er zijn langere periodes van extreme droogte, afgewisseld met dagen waarop je weinig kunt doen omdat het te nat is. België is al lang niet meer het land van de druilerige dagen. Als het nu regent, is het kort en krachtig. Dat maakt het moeilijker om een planning te maken, tussen de periodes van extreme droogte en nattigheid door. Een haag scheren in volle hittegolf, dat doe je niet graag voor jezelf, maar ook niet voor de plant. De droogte wordt de komende jaren de grootste uitdaging voor onze tuinen. Hoe loodsen we de planten daardoorheen? Hoe verhinderen we dat tuinen in dorre woestijnen veranderen?”

Welke planten hebben het nu al moeilijk?

Boudry: “Hier in de regio rond Leuven zijn er veel tuinen met mooie, grote rododendrons. Daar zijn er de voorbije zomer heel wat van gesneuveld. Je zou ze drastisch kunnen snoeien om ze te beschermen tegen de droogte, maar mooi is dat niet.

“Ook de hortensia krijgt het moeilijk. De tuinen van onze grootouders stonden er vol van, maar door de hogere temperaturen lopen ze vroeger uit dan normaal. Volgt er alsnog een periode van vorst, dan krijg je in de zomer mislukte bloemen.

“Sommige planten redden het wel nog zonder dat je ernaar hoeft om te kijken. Geraniums, bijvoorbeeld: die blijven het goed doen.”

Maar die vinden we niet hip en sexy in onze tuin.

Boudry: “Ik vind geraniums best waardevol, maar het is waar: het zijn niet de meest trendy planten.

“Het is moeilijk om te voorspellen welke planten en bomen bestand zijn tegen de toenemende droogte. De kwekers kunnen van alles beweren, maar vaak is het een kwestie van uittesten. Tuinieren doe je proefondervindelijk en dat neemt jaren in beslag.

“Vroeger kreeg je het vak mee van generatie op generatie, nu moet je veel sneller schakelen. Hoe bestrijd ik de buxusmot? Die kennis heb ik niet van mijn vader meegekregen: in zijn tijd hádden we hier nog geen buxusmottenplaag. Het wordt daardoor ook meer en meer specialistenwerk.”

Staan je klanten erop bepaalde planten in hun tuin te zetten, ook al weet jij: die overleven de droge zomers nooit?

Boudry: “Ik geef geen garantie. Andere hoveniers doen dat wel, maar het is de laatste jaren erg moeilijk geworden. Als er planten sterven door de droge zomers, krijg je discussies: zijn ze slecht aangeplant of hebben ze niet genoeg water gekregen? Ik ben wel bereid een garantie op papier te zetten, maar dan wil ik ook de volledige controle. Ik koppel er dan een onderhoudscontract aan: ik kom de planten zelf verzorgen, en daar hangt een prijskaartje aan.”

Alvast niet bestand tegen de hete zomers is het klassieke gazon. Nemen je klanten daar zonder morren afscheid van?

Boudry: “Meer en meer mensen zien de schoonheid van een wilde tuin. Je hebt nu zelfs kwekers die wilde plantjes verkopen: handig om je gazon diverser te maken en niet te eindigen met alleen maar wat paardenbloemen in je gras.

“Ik help klanten de overstap te maken van een groen, kort getrimd gazon naar een wildere, minder arbeidsintensieve tuin, die de droge zomers overleeft zonder extra sproeibeurten. De raad die ik mijn klanten geef, is: maak een keuze. Wil je een proper gazon, dan zul je moeten investeren. Ben je bereid het los te laten, geef je tuin dan vrij spel en geniet ervan. Maar blijf niet tussen de twee hangen. Anders wordt je gazon een bron van ergernis.”

Bezorgen al die aanpassingen in je vak je kopzorgen?

Boudry: “Er zijn minder zekerheden dan vroeger en ik vloek weleens op de veranderde weersomstandigheden. We hebben dit jaar wéér geen winter gehad, dus ik weet nu al: de hortensia’s worden misbaksels. Maar voorlopig probeer ik het vooral als een uitdaging te zien. De natuur zal zich wel aanpassen, het is de mens waar ik me zorgen om maak.”

© Humo