“Thuiswerken is des duivels”

Thuiswerken is het nieuwe nec plus ultra van het moderne werknemerschap. Jullie willen het allemaal om ter hardst: zelfs één op de drie ambtenaren zit nu al thuis achter zijn computer in plaats van op kantoor. Zowel aan werkgevers- als aan werknemerskant worden de voordelen gepredikt van het thuiswerk-walhalla (Minder files! Minder infrastructuur nodig! Betere focus! Grotere flexibiliteit! Efficiëntere tijdsbesteding!) maar ik heb vastgesteld: ik vind het des duivels.

Greet Vanderhoeven

De hel begint al bij het ontbreken van een normaal ochtendritueel. Het lijkt mooi meegenomen, een beetje rock-and-roll zelfs, dat men zich niet per se in zeven haasten hoeft te douchen, aan te kleden, haren te kammen en al van dat om zo snel mogelijk in de wagen te springen. Nee hoor, ik vlieg er direct in om kwart na acht, met vettige haren en al. Ik blijf nog even in dat slaapshirt zitten – dan kan ik straks gelijk mijn sportkleren aantrekken om tijdens de middagpauze wat energie op te doen en een toertje te gaan lopen, toch?

En daar zit ik dan. Op mijn hoge, veel te harde kinderstoel – lang niet zo comfortabel als dat professionele exemplaar op de redactie. Maar de andere stoelen zijn te laag om aan mijn tafel op mijn laptop te kunnen werken. Als ik na een uur of wat stekende rugpijn heb opgelopen, zit er niets anders op dan in de zetel te gaan voortdoen. Maar dat is buiten mijn jaloerse katten gerekend. Wanneer ik een telefoontje krijg van een collega, gaat het helemaal mis. Ze probeert mij wat wetenswaardigheden over Jani te ontfutselen voor een groot interview, maar intussen krijg ik tot tweemaal toe een hartinfarct omdat ik vrees dat een van de katten – door een gezwinde parade over mijn toetsenbord – al onze magazinebestanden heeft gewist. Mijn tienerdochter – ik had er ten volste op gerekend dat ze net zoals altijd geen enkele interesse aan de dag zou leggen voor mijn activiteiten en haar aandacht volledig op haar gsm, de televisie of eventueel wat jong volk buiten zou richten – loopt terzelfdertijd door het huis de landen te scanderen waar al haar vrienden en vriendinnen op vakantie zitten. Thailand, Oostenrijk, Frankrijk, Italië, en zij zit godbetert in een gehucht aan de Schelde opgescheept met een doodsaaie moeder die zit te telewerken.

Daar zit ik dan, met het véél te kleine scherm van mijn laptop, een overvolle mailbox en een oor dat pijn doet van de telefoontjes. Met uitzicht op een hoop rommel in huis waarvan ik anders – uit het oog is uit het hart – het bestaan makkelijk kan negeren. En, o ja, met een volle koelkast die ik op gelijk wel dood momentje kan gaan leegeten (als ik veel zou thuiswerken, ben ik binnen de kortste keren tien kilo dikker).

Van dat toertje lopen tijdens de middagpauze komt uiteraard niets in huis, ha nee, we blijven in de buurt zodat we bereikbaar zijn. Gevolg is dat ik ‘s avonds nog steeds in dat afgeleefde slaapshirt zit, en me raprap moeten gaan omkleden om de winkel te halen vóór sluitingstijd. Het toertje lopen doe ik uit balorigheid toch nog, veel te laat, na negen uur ‘s avonds. En terwijl de zuurstof binnenstroomt neem ik me voor: ik ga voortaan zo weinig mogelijk thuiswerken. Ik ben nochtans geen rabiate tegenstander: als andere mensen het willen doen en thuis het nodige werk kunnen verzetten (ze hebben ongetwijfeld heel brave of géén tienerkinderen, géén laptopkatten, een perfect huis, een goeie bureaustoel en misschien wonen ze erg ver of hebben ze obstructieve collega’s) dan mag dat best van mij. Maar zelf heb ik niets van die twee werelden, werken en thuis, deftig kunnen beleven en waarmaken op zo’n dag.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen