Direct naar artikelinhoud
InterviewKoen Schoors

‘De overheid heeft van de uitzondering de regel gemaakt’: amper vijf procent betaalde vorig jaar veel meer voor energie

Econoom Koen Schoors.Beeld Thomas Sweertvaegher

Onderzoekers aan de UGent becijferden op basis van de facturen van 930.000 gezinnen dat de energiefactuur van een gemiddeld gezin in crisisjaar 2022 gemiddeld slechts 17 procent duurder was dan in 2018. ‘Nochtans ging het in de index over 81 procent, een groot verschil’, zegt economieprofessor Koen Schoors, die meewerkte aan het onderzoek.

Waarom zijn jullie met dit onderzoek gestart?

“Het was de Nationale Bank in ons land opgevallen dat de index een overschatting gaf van de energieprijzen. Bij deze index wordt er enkel rekening gehouden met nieuwe contracten, terwijl veel mensen in de zomer van vorig jaar – toen de gasprijs zo hoog lag – nog konden profiteren van een vast contract. Zij hebben niks gemerkt van die forse prijsstijgingen. Dus leek het ons interessant om eens te bekijken hoeveel de energieprijzen vorig jaar echt gestegen zijn.”

Hoe hebben jullie dat aangepakt?

“Wij hebben op basis van de facturen van 930.000 gezinnen berekend hoeveel zij vorig jaar gemiddeld betaald hebben – dat waren trouwens volledig geanonimiseerde gegevens. Die cijfers hebben we vergeleken met 2018, nog voor de opeenvolgende crisissen. Zo kwamen we tot de vaststelling dat een gemiddeld gezin vorig jaar slechts 17 procent meer betaald heeft dan vier jaar eerder. Als we daar de index naast leggen, dan zien we dat het daar gaat over 81 procent, een verschil van 64 procent. We waren zelf verbaasd dat het zo’n groot verschil was. Vandaar ook de titel van het onderzoek: ‘De energiecrisis die er (bijna) geen was.’ Let wel, het gaat over gemiddelden. Vijf procent van de mensen is wel geconfronteerd met veel hogere facturen, maar voor 47 procent viel die zelfs lager uit dan in 2021.”

Hoe is dat te verklaren?

“Er zijn eigenlijk drie factoren, die ongeveer evenveel bijdragen aan dit verschil. In de eerste plaats is er het feit dat het verbruik een heel stuk lager was dan in 2018, toen de gewichten voor de index zijn vastgelegd. Enerzijds door de transitie naar duurzame energie met onder andere zonnepanelen en warmtepompen en anderzijds omdat veel gezinnen gewoon veel zuiniger zijn gaan leven. Ten tweede heeft dat dus ook te maken met het feit dat er in de index rekening gehouden wordt met nieuwe contracten, met forse prijsschommelingen. En ten derde worden de premies in de index gespreid over twaalf maanden, terwijl we die kortingen allemaal op kortere tijd gekregen hebben.”

Wat betekent dit nu concreet?

“Door de automatische loonindexering in ons land hebben de werknemers zo een overcompensatie gekregen van meer dan drie procent. Hierdoor zijn sommige bedrijven nodeloos in de problemen gekomen: ze moesten veel hogere lonen betalen. Gevolg is nu dat er dit jaar een ondercompensatie zal zijn, wat ook weer problemen met zich kan meebrengen. Wij pleiten er dan ook voor dat er in de index cijfers uit de echte facturen gebruikt worden. Dat benadert veel beter de realiteit. Op langere termijn blijft de compensatie zo helemaal intact, maar sluit ze dichter aan bij de realiteit. Voor telecomfacturen en voedingsprijzen gebeurt dit trouwens al.”

De overheid heeft dus veel te veel maatregelen genomen.

“Inderdaad, ze hebben van de uitzondering de regel gemaakt. Alle sympathie voor de vijf procent mensen voor wie de factuur zeer duur was geworden, maar zij hadden op een meer gerichte manier geholpen moeten worden. Ik wil trouwens geen al te grote steen werpen naar de overheid. Als de prijzen een normaal verloop kennen, maakt die verschillende benadering niks uit. Maar in extreme gevallen zorgt dat voor grote verschillen. Ook de media spelen hier trouwens een rol in. Zij hebben vaak enkel die vijf procent opgevoerd. Dat heeft de politiek verder opgejaagd. Maar goed, laten we nu snel werk maken van een aanpassing van de wetgeving zodat we bij een volgende energiecrisis op een juiste manier compenseren.”