Direct naar artikelinhoud
InterviewAnn Van den Broeck

Ann Van den Broeck na de kanker: ‘Ik was bang dat de diagnose me het laatste duwtje richting burn-out of depressie zou geven’

Ann Van den Broeck na de kanker: ‘Ik ga er nog steeds van uit dat ik dik in de negentig zal worden.’Beeld Saskia Vanderstichele

O, ironie. Eind juni postte Ann Van den Broeck (46), de partner van Stany Crets, een foto op Instagram waarop ze haar lange haren liet afknippen om aan borstkankerorganisatie Think Pink te schenken. Vier weken later bleek ze zelf borstkanker te hebben. ‘Ik ga de strijd aan tegen deze ongenode motherfucker’, schreef ze. En zie, minder dan een jaar later staat ze er weer: haar kinderboek ligt in de rekken, en ze zit vol plannen voor nieuwe musicals en zelfs een naaktkalender. ‘Ik ga er nog steeds van uit dat ik dik in de negentig zal worden.’

Annie Pannie, zo heet Anns boek – niet toevallig de bijnaam die ze zelf als kind kreeg. Het gaat over een broertje en een zusje, Billie en Pepper, en hun pop: Annie Pannie.

Waar vond je de inspiratie voor dit boek?

Ann Van den Broeck: “Mijn petekindje Pepper is geboren op 13 maart 2020, net voor België een eerste keer in lockdown ging. Ik kon haar dus niet gaan knuffelen of bezoeken. Dus kocht ik een teddybeer met een ingebouwde speaker, waarop ik zelf een slaapliedje inzong, zodat ze mijn stem toch geregeld zou horen. De lockdown bleef duren, dus schreef ik nog een paar liedjes, en dan een verhaaltje… Ik had er echt plezier in. Zo groeide het idee voor mijn boek.”

Het boek bevat naast verhalen ook liedjes.

(knikt) “Mijn slaapliedje voor Pepper zit erin. Ik wilde graag iets meer dan een ‘gewoon’ kinderboek, dus staan ook de akkoorden van de liedjes erbij. Die zijn heel eenvoudig: iedereen zou ze moeiteloos moeten kunnen meespelen op piano, gitaar of ukelele. Ik hoop dat mensen dankzij mijn boek leuke momenten zullen beleven met hun kinderen: samen voorlezen en muziek maken… Dat zijn vaak de mooiste herinneringen.”

‘Musicals krijgen geen subsidies. Maar het dansgezelschap van Jan Fabre mag vijf maanden betaald repeteren. Onbegrijpelijk.’Beeld Saskia Vanderstichele

Annelies Vandenbosch maakte de tekeningen.

“Ik ben gaan snuisteren in boeken, op zoek naar wat ik mooi vond, en haar naam keerde telkens terug. Annelies’ stijl is exact wat ik zocht: lief, rustig, een beetje vintage.

“Het moeilijke voor haar was dat het helemaal moest kloppen met hoe ik alles in mijn hoofd heb. Ik wil van het verhaal ook een theatershow maken, dus moest alles – de kleertjes, het kinderbed, de pop – precies getekend worden zodat het straks op het podium herkenbaar is.”

Heel leuk! Maar je maakt het jezelf niet makkelijk. Boeken en theater zijn niet de eenvoudigste manieren om een groot publiek te bereiken.

“Nee (lachje). Het is investeren: de eerste jaren ga ik er niets aan verdienen. Maar ik doe het graag, en dat is het belangrijkste. De inspiratie blijft borrelen. Ik ga sowieso nog een vervolg maken. Ik heb al een aantal liedjes klaar – ik blééf maar nummers maken, tot Stany zei: ‘Zou je niet eens stoppen met creatief zijn en eerst verpatsen wat je al hebt?’ (lacht) Wie weet komt er ook ooit een tv-reeks. Plannen genoeg!”

En dat terwijl je vorig jaar vreselijk nieuws kreeg: de diagnose van borstkanker.

“Het kwam zo onverwacht. Ik controleer geregeld mijn borsten. Op een dag voelde ik een bol van bijna 3 op 3 centimeter. Heel bizar, ik had die nog niet eerder opgemerkt. Ik vergelijk het met zo’n haar op je kin van 2 centimeter: plots staat het daar. Ik wist meteen dat het geen goed nieuws was, de bol was te groot.

“Ik heb de maanden nadien het hele traject doorlopen. Eerst chemo, dan een operatie, en dan bestralingen.”

Hoe gaat het nu met jou?

“Al bij al mag ik echt zeggen dat het goed gaat. Op dit moment heb ik even een terugval: ik ben snel moe. Misschien is dat het gevolg van de hormoontherapie die ik momenteel volg. Maar het kan net zo goed de mentale weerslag van de voorbije maanden zijn.”

Is het zwaar geweest?

“Er waren goeie en slechte dagen. Ik moet wel zeggen: onlangs scrolde ik op mijn gsm door de foto’s van de voorbije maanden, en ben ik een paar keer hard geschrokken. Ik zag er op een bepaald moment echt wel ziek uit. Op het moment zelf had ik dat niet door. Ik leefde van chemo naar chemo en hield de moed erin. Pas nu besef ik hoe zwaar het eigenlijk was.”

Valt de hormoontherapie mee?

“Tot nu toe wel. Je hoort er wisselende verhalen over. Ik ken mensen die ermee zijn gestopt, omdat hun levenskwaliteit er te veel onder leed. Maar ik mag niet klagen, op die vermoeidheid en wat stramme spieren na. Sowieso zijn de eerste drie maanden het pittigst, daarna zou het moeten beteren. We zullen zien. Ik moet die pillen zeven jaar nemen, dus ik hoop op het beste.

“Ik probeer vooral mild te zijn voor mezelf. Als het een dag niet lukt, is dat oké. Ik volg onco-revalidatiefitness in het UZA, en daar zie ik hoe lotgenoten de ene keer voluit gaan, en de andere keer na een kwartier moeten vertrekken. De artsen hebben me van in het begin gezegd dat het anderhalf jaar kan duren vooraleer ik me weer helemaal fit voel. Ik merk wel dat ik al sneller recupereer dan een paar weken geleden, dus ik blijf vooruitgang boeken. Dat is het belangrijkste.”

Je besloot om geen pruik meer te dragen. Heel eerlijk: dat korte kopje staat je geweldig.

(lachje) “Ik krijg goeie reacties, mensen zeggen dat het me goed afgaat. Maar het is toch wennen, ik zie mezelf nog niet als ik in de spiegel kijk.

“Pas op, ik wil niet klagen, hoor. Ik ben tien maanden door een dalletje gegaan, maar ik heb een toekomst. De kanker is weg. Ik heb evenveel kans om weer kanker te krijgen als om het even wie. Ja, ik heb nog last van bijwerkingen: de vermoeidheid, mijn haar... Maar dan denk ik: als het dat maar is. Twee vroegere klasgenoten uit het middelbaar hebben ook kanker gekregen. Een van hen is twee maanden geleden gestorven. De andere is terminaal (stil).”

Je deelde geregeld updates over je ziekte op sociale media.

“Normaal doe ik dat niet zo makkelijk, maar ik wist dat sommige mensen er iets aan konden hebben. Weet je, ik heb de laatste jaren veel stress gehad: ik was aanvankelijk bang dat deze diagnose me het laatste duwtje richting burn-out of depressie zou geven. Ik ben blij dat dat niet is gebeurd: ik ben altijd positief gebleven. Af en toe kreeg ik de opmerking dat ik niet altijd sterk moest zijn, dat ik ook eens mocht huilen of klagen, maar ik heb me nooit beter voorgedaan dan ik me voelde. Al is het natuurlijk zo dat ik op de belabberdste momenten niet op sociale media zat en niet naar buiten ging, dus dan zagen mensen me niet.”

Ben je bang geweest?

“De diagnose was hard schrikken. Ik was 45, ik had het niet verwacht. Mijn grootmoeders zijn 96 en 97 jaar geworden, mijn grootvader net geen 102. Als ik hun genen heb, zit ik nog niet in de helft van mijn leven.”

Je mama heeft ook borstkanker gehad.

“Ja, maar dat was een totaal andere soort kanker. Het ene heeft niets te maken met het andere.

“Dat ik kanker kreeg, was brute pech. Ik denk dat ik te veel stress heb gehad, dat ik te vaak over mijn grenzen ben gegaan. Als je zo diep gaat, verzwakt je immuniteit en is het moeilijker om te vechten tegen slechte cellen. Dat is veranderd, denk ik: ik luister nu wel naar mijn lichaam. Ik wil nooit meer in het rood gaan.”

Men zegt weleens: de laatste minuut zonder kanker is de minuut vóór je de diagnose krijgt, zelfs als je volledig geneest.

“Ik heb een levensbedreigende ziekte gehad, dat spook haal je niet zomaar weg uit je hoofd. Dat moet slijten, denk ik. Ik let op alles wat ik eet: veel vezels, groenten en fruit, en weinig vlees. Charcuterie eet ik niet meer. Ik heb nog steeds geen alcohol gedronken, en ik snoep nauwelijks, omdat ik weet dat suikers een kanker kunnen voeden. Nu, ik leefde vroeger ook al redelijk gezond, en toch is het me overkomen. Dat is wat ik bedoel met die ‘brute pech’. Kanker zit in feite in ieders DNA, je kunt alleen maar proberen de kans op kanker te verkleinen door gezond te leven. Maar goed, ik blijf niet hangen in de somberheid. Ik ga er nog steeds van uit dat ik dik in de negentig zal worden.”

Je wilde in dit gesprek graag het belang van zelfonderzoek benadrukken, zei je vooraf.

(knikt) “Ik was me ervan bewust hoe belangrijk dat is, dankzij de kanker van mijn moeder. Ik wil er nu ook zelf mensen op wijzen. Let op knobbeltjes, op verkleuringen, op dingen zoals een lekkende tepel. Voel ook eens onder je oksel. Als je elke maand een zelfonderzoek doet, leer je je lichaam goed kennen. Dan merk je sneller een verandering op en kun je die in de gaten houden. Is een knobbeltje na een paar dagen weg, dan was het waarschijnlijk een klier. Twijfel je, ga dan naar je arts. Je gaat beter een keer te veel dan te weinig.

“Ik ben onlangs meter geworden van Stichting Tegen Kanker, dus ik zal die boodschap blijven herhalen. Telkens als ik erover praat in een interview, krijg ik achteraf reacties van mensen die na zo’n zelfonderzoek iets voelden en nu in behandeling zijn. Iemand stuurde me dat de artsen hadden gezegd: ‘Was je een halfjaar later gekomen, hadden we niets meer voor jou kunnen doen.’ Kanker treft zoveel mensen: een vrouw op de negen krijgt borstkanker, in Antwerpen zelfs een op de acht – geen idee waarom dat cijfer daar hoger ligt. Kanker in het algemeen treft een op de drie mannen, en een op de vier vrouwen. Elk geval dat we vroegtijdig opsporen, is meegenomen.”

Met haar partner Stany Crets. ‘Toen ik maar nummers blééf schrijven voor ‘Annie Pannie’ zei hij: ‘Zou je niet eens stoppen met creatief zijn en eerst verpatsen wat je al hebt?’’Beeld Kristof Ghyselinck

GESLOTEN ZALEN

Jij hebt, door de therapie, een eventuele kinderwens moeten opbergen. Was dat lastig?

(aarzelend) “Die was bij mij al geklasseerd. Maar daar heb ik het liever niet over.”

Je praat niet graag over je privéleven, hè?

“Nee. Ik gooi dat niet graag te grabbel. Niet iedereen hoeft alles van mij te weten. Ook omdat elke uitspraak 100.000 meningen uitlokt. Dat vermijd ik liever. Mijn vel is niet dik genoeg (lacht).”

Voor je ziek werd, kreeg je het professioneel hard te verduren: corona legde de hele cultuursector plat.

“Ja, het mag eens gaan stoppen (lachje). En het erge is: de cultuursector was zo goed bezig. Na een moeilijke periode hadden de mensen net weer de weg naar de theaters gevonden. Alleen al in Antwerpen zaten de zalen elk weekend vol: Elckerlyc, de Stadsschouwburg, de Arenberg... Maar toen kwam corona en moest alles plots sluiten. Het is nog steeds niet helemaal oké. Mensen kopen wel opnieuw tickets, maar ze doen dat veel later, alsof ze nog steeds bang zijn dat de zalen weer zullen sluiten. Dat maakt het voor producenten moeilijk om in te schatten of ze een show zullen kunnen verlengen, wat het voor ons, de acteurs, weer moeilijk maakt om agenda’s te plannen. Ik doe mijn petje af voor de producenten, want ze nemen elke keer een risico. Musicals worden niet gesubsidieerd, dus als ze niet genoeg tickets verkopen, komen ze al snel in de problemen.”

Waarom worden musicals niet gesubsidieerd?

“Geen idee. Omdat het een populair genre is, denk ik. Men gaat ervan uit dat musicals zichzelf verkopen, maar dat is onzin. Daarom zetten productiehuizen zo vaak in op de populaire musicals: in de hoop zo volle zalen te trekken.

“Opera- en balletvoorstellingen krijgen wel subsidies. Als ik hoor dat dansgezelschappen zoals dat van Jan Fabre vijf maanden kunnen repeteren, en daar ook voor betaald worden, valt mijn mond open. Onbegrijpelijk. Wij moeten een musical in drie à vier weken in elkaar steken. Meer tijd is er niet, omdat er geen budget is. Ik zou ook weleens maandenlang willen repeteren, alle puntjes op de i zetten. Helaas.”

Er lijkt niet meteen beterschap in zicht. Antwerps schepen voor Cultuur Nabilla Ait Daoud (N-VA) schrapt projectsubsidies voor de komende drie jaar. ‘Als jonge kunstenaar zou ik werken voor mijn centen, zoals iedereen’, zei ze.

(rolt met de ogen) “Tja... Pas op, ik kan nog begrijpen dat mensen ons werk niet als een job zien. Het lijkt allemaal fun, en het ís ook fun, maar het is wel hard werken. We maken lange dagen, en we moeten er altijd staan. De achtste show moet net zo goed zijn als de eerste. Het is niet dat het allemaal vanzelf gaat. En ja, er zullen misschien profiteurs tussen zitten, zoals overal. Maar als ik rond me kijk, zie ik toch vooral collega’s die heel hard werken, en dan komen zulke uitspraken echt niet goed binnen.”

Ook je vriend Stany werkt in de sector. Zijn jullie nooit bang om zonder inkomen te vallen?

“Als je in Vlaanderen in de creatieve sector zit, moet je zelf ondernemen. Ik heb dat altijd gedaan. Dan zitten er nog weleens een paar weken of maanden tussen producties, maar daar leer je mee omgaan. In het begin vond ik dat lastig, als ik een rol had kon ik er niet ten volle van genieten, omdat ik me al afvroeg wat ik daarna zou doen. Op den duur weet je dat je iets waard bent, en dat er wel weer iets komt. Dan gebruik je de tijd tussenin om je bij te scholen, of om dingen in elkaar te steken. Je moet dus niet op werk zitten wachten.”

Kom je uit een muzikaal nest?

“Mijn moeder kan goed zingen, mijn grootmoeder ook. Ze hebben er professioneel nooit iets mee gedaan, maar ze hebben in hun vrije tijd altijd bij een koor gezongen. Mijn vader speelde bij de plaatselijke harmonie. Mijn ene broer is dj, mijn andere broer drumt. En ik zong samen met mijn nicht in het kinderkoor.”

Was het snel duidelijk dat jij er wel je job van wilde maken?

“Na het middelbaar heb ik eerst nog logopedie gestudeerd, maar uiteindelijk werd het toch het conservatorium. Pas daar heb ik echt leren zingen, daarvoor had ik geen enkele techniek. Ik heb ook daar pas mijn mogelijkheden ontdekt.”

Je studeerde dramatische kunst.

(knikt) “De fantastische Veerle Baetens zat bij mij in de klas. Een echte musicalopleiding bestond toen nog niet, dus volgde ik dramatische kunst met de optie musical, zodat ik naast een theateropleiding nog extra uren piano, notenleer en zang kreeg. Ik vond dat geweldig. Ik had nog even getwijfeld om kleinkunst te volgen op Studio Herman Teirlinck, maar ik voelde dat dat te eng zou zijn voor mij. Je kunt mij niet in één hokje steken, ik heb te veel interesses. Op het conservatorium konden we van alles proeven. Ik ben dat nadien ook blijven doen, ik schreef me in voor audities voor musicals, voor theater en voor televisie. Ik kon – en kan – niet kiezen. Op tv kun je realistisch en klein spelen, voor theater mag het al wat groter zijn, en voor musical wordt het heel groot, en komt er soms dans bij. Ik doe het allemaal even graag. Ik heb ooit een gesprek gehad met Bob Savenberg, over mijn droom om zangeres te worden. Maar dan moest ik een stijl kiezen, en dat kon ik niet.”

‘Onlangs scrolde ik op mijn gsm door de foto’s van de voorbije maanden, en ben ik een paar keer hard geschrokken. Ik zag er op een bepaald moment echt wel ziek uit.’Beeld Saskia Vanderstichele

BANG OP TV

Je staat intussen bijna 25 jaar op de planken.

“Ik ben afgestudeerd in 2000. De eerste jaren deed ik vooral musicals bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen – in die tijd werden musicals trouwens wel nog gesubsidieerd.

“Als ik erop terugkijk, vind ik het jammer dat ik zo’n laatbloeier ben. Qua zelfvertrouwen, bedoel ik. Ik ben een perfectionist en dat heeft me parten gespeeld, ik was altijd onzeker. Het is de aard van het beestje, volgens mijn moeder wilde ik als klein kind pas praten als ik zeker wist dat ik mijn woordjes perfect kon uitspreken. Ik oefende ze als ik alleen was, als ik dacht dat niemand me kon horen. Door die onzekerheid blokkeerde ik als ik werd uitgenodigd voor een praatprogramma, bang om iets verkeerd te zeggen of om verkeerd over te komen. Om echt de top te bereiken, had ik toen al het zelfvertrouwen moeten hebben om te zeggen: ‘Ik ben hier goed in!’ Nu kan ik dat beter, maar dat heeft lang geduurd.”

Hoe is dat veranderd?

“Door ervaring op te doen, denk ik. Door het leven. En door te proberen om dat perfectionisme een beetje los te laten – al wil ik dat ook niet te veel doen, want je maakt net het verschil door naar het hoogste te streven.”

Wat staat er nu op de agenda?

Calendar Girls, de theaterversie van de Britse filmklassieker met Helen Mirren. Het verhaal gaat over zeven vrouwen die beslissen een naaktkalender te maken om geld in te zamelen voor de kankerafdeling van een ziekenhuis. Het is een leuk project, met een geweldige groep fijne madammen.”

Die kalender gaan jullie ook echt maken.

“De opbrengst gaat naar de Stichting Tegen Kanker, wat ik als meter alleen maar geweldig kan vinden.”

Vind je het vervelend om naakt te poseren?

“Goh, ik heb voor tv ook al semi-naaktscènes gespeeld. Maar ik sta er niet voor te springen. Zeker nu niet, omdat mijn lichaam nog niet is wat het geweest is. Maar in dit geval is het vooral grappig bedoeld, met taartjes voor onze borsten en zo, nooit helemaal naakt. Plus: de shoot is in een studio, het is niet dat er een publiek voor onze neus zit. In dat laatste geval zou ik het niet doen, denk ik. Ik zou te veel stress hebben, en dat probeer ik nog te vermijden.”

Daarna volgt You Are My Sunshine, een musical die je samen met Stany maakte. Hij schreef het scenario, jij de muziek.

“De voorstelling gaat over twee vrouwen van verschillende generaties die elkaar ontmoeten op een bijzondere plek. Stany schreef het scenario oorspronkelijk voor een kortfilm die er door corona niet is gekomen, en heeft het verhaal dan herwerkt tot een musical. Ik heb er de muziek bij gecomponeerd. De opvoeringen zijn voor oktober, en ook de filmrechten zijn al verkocht.

“De agenda is goed gevuld de komende tijd, maar ik probeer toch ook nog tijd vrij te houden om niets te doen, om naar mezelf te luisteren, of eens een reis te maken – dat is intussen ook alweer drie jaar geleden. En ik wil een dezer dagen ook aan het vervolg op Annie Pannie beginnen.”

Tot slot: is er iets dat je zeker nog wilt doen?

“Een soloplaat maken. Iets pop-jazz-rock-achtig. Ik wil ook graag een album opnemen met luisterliedjes. Een aantal jaar geleden heb ik een programma gemaakt rond Barbra Streisand, ik zong haar nummers alleen met een piano. Dat wil ik nog eens doen met een groot orkest. Ik zou ook graag eens in een prestigieuze tv-reeks meespelen. Ik kan nog wel even doorgaan, ik wil nog zoveel. Laat die rollen maar komen! (Denkt na) Zolang het maar niet iemand is die kanker krijgt. Dáár heb ik even genoeg van.”

Ann Van den Broeck, ‘Annie Pannie’, Davidsfonds InfodokBeeld rv

© Humo