Ben jij mee met verandering?
Denk jij vooruit, aan de toekomst van morgen.
Business AM is jouw leidraad doorheen verandering.
Hol niet achter de feiten aan en kies voor één van onze abonnementsformules.
door Niels Saelens gepubliceerd op om • 3 min lezen
Wil je op de hoogte blijven van alles wat er zich afspeelt in de financiële wereld? Niels Saelens, een journalist met een passie voor financiën, volgt alles op de voet op. Via deze link kan je je inschrijven op zijn wekelijkse nieuwsbrief.
Het Hof van Cassatie heeft in een recent arrest geoordeeld dat de fiscus niet zomaar alle niet-aangegeven belastingen mag terugvorderen tijdens de fraudetermijn. Dat schrijft De Tijd.
Waarom is dit belangrijk?
De belastingdienst heeft drie jaar de tijd om een belastingaangifte te controleren en eventueel te corrigeren. Indien er sprake is van fraude kan fiscus tot zeven jaar teruggaan in de tijd om niet-aangegeven inkomsten te belasten.
In het nieuws: Wat is het oordeel van het Hof van Cassatie?
In het arrest staat dat de fiscus enkel zeven jaar terug in de tijd mag gaan om uitsluitend frauduleuze inkomsten te belasten. Tot nu toe maakte de fiscus van die fraudetermijn ook gebruik om alle niet-aangegeven inkomsten (dus ook die die niet aan fraude gelinkt zijn), zoals vergetelheden, te belasten. Volgens het arrest mag dat dus niet langer.
Filip Smet, een advocaat bij Deloitte Legal Lawyers, zegt tegenover De Tijd dat de belastingdienst door het arrest telkens afzonderlijk zal moeten aantonen dat er sprake is van fraude. “Die moet dat doen voor elk inkomstenbestanddeel dat hij bij een controle wil belasten buiten de driejarige aanslagtermijn en binnen de fraudetermijn. Als de fiscus dat niet aantoont, kan hij de bestanddelen niet meenemen in zijn rechtzetting”, klinkt het.
Opgelet: Vincent Van Peteghem (CD&V), minister van Financiën, heeft recent de fraudetermijn met drie jaar verlengd, waardoor de belastingdienst frauduleuze inkomsten tot tien jaar terug kan belasten. Die uitbreiding is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2023.
De basistermijn blijft ongewijzigd op drie jaar. Voor aangiftes die te laat of niet ingediend zijn, bedraagt de termijn vier jaar.
Daarnaast gelden er vanaf dit aanslagjaar controle- en aanslagtermijnen van zes en tien jaar voor semi-complexe en complexe aangiften.
