Direct naar artikelinhoud
De vragen van ProustMarleen Temmerman

‘We denken dat met #MeToo alles is opgelost. Maar hoeveel verkrachtingen in eigen land resulteren in een rechtszaak?’

Marleen Temmerman: ‘Meewerken aan maatschappelijke vooruitgang, dat is wat mij drijft.’Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Drieëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: gynaecologe, hoogleraar en vrouwenrechtenactiviste Marleen temmerman (70). Wie is zij in het diepst van haar gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Ik voel me mijn leeftijd. Niet meer piepjong, maar ook niet stokoud. Eigenlijk sta ik daar niet bij stil, hoor. Het interesseert mij ook niet. Als ik mensen hoor zagen en klagen over oud worden, denk ik : al degenen die er niet over kunnen klagen, zijn er niet meer.

“Ik ben ook helemaal niet bezig met de toekomst of met hoelang ik deze job nog zal kunnen uitoefenen. Ik heb daar gewoon geen tijd voor. (lacht) Ik zie wel wat er komt. Als er in Afrika iemand op hoge leeftijd sterft, zeggen ze: Let’s celebrate the life he had. Het hangt er dus allemaal vanaf hoe je het bekijkt.”

2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Passie. Als ik voor iets ga, ga ik er écht voor. Passie gaat voor mij gepaard met verwondering, verontwaardiging en verantwoordelijkheid. Dat zijn de drie v’s die ik als kind heb meegekregen. In plaats van aan de kant te gaan staan en te roepen hoe onrechtvaardig het is, zal ik proberen er iets aan te doen. Ik zal ook altijd op zoek gaan naar het waarom van dingen. Waarom is die situatie zo gegroeid en hoe kunnen we ze verbeteren? En dan vooral op het vlak van vrouwenrechten, -gezondheid en -ontwikkeling.”

3. Wat drijft u?

“Wat mij drijft, is resultaat zien. Bijvoorbeeld, toen ik in de jaren tachtig op verzoek van professor Peter Piot van het Tropisch Instituut voor Geneeskunde naar Kenia werd gestuurd. Ik moest er onderzoek gaan doen naar de impact van hiv op zwangere vrouwen en op de gezondheid van het kind. Ik belandde in een materniteit in een sloppenwijk in Kenia, met zo’n honderd bevallingen per dag. We hadden een tekort aan alles. Tekort aan dokters, tekort aan vroedvrouwen, tekort aan materiaal. Een enorme moedersterfte en veel doodgeboren baby’s, omdat we geen middelen hadden om hen te redden. Initieel was ik daar als onderzoeker, maar ik ben onmiddellijk gaan meewerken als gynaecoloog en opleidingen gaan geven. Overal ging ik aanklopen om te investeren in materiaal. Zo heb ik in dat ziekenhuis het eerste echotoestel binnengebracht, zodat we konden zien hoe de moederkoek lag en tijdig konden ingrijpen zodat de vrouw niet doodbloedde. Dankzij schenkingen hebben we de operatiezaal kunnen verbeteren en zijn we erin geslaagd om de moeder- en kindersterfte te doen dalen.

“Op het moment dat ik mijn universitair onderzoeksteam moest samenstellen, waren er in Kenia weinig jonge vrouwen die voldoende Engels spraken en voldoende opgeleid waren. Er werd hoofdzakelijk geïnvesteerd in jongens. Meisjes dienden om kinderen te krijgen en voor het gezin te zorgen. In veertig jaar tijd is er een enorme vooruitgang geboekt. Vijftien jaar geleden werd in Kenia het onderwijs verplicht voor jongens en meisjes. Iedereen moest voortaan naar de lagere school. Ze zaten daar toen misschien met honderd kinderen in een klasje, maar de kentering was er. Meisjes doen het echt goed. Op alle niveaus heb je nu goed opgeleide jonge vrouwen, die weten waarover het gaat, intelligent zijn, van hun oren maken, niet meer onder de sloef liggen, die zeer vocaal en verbaal zijn, hun plaats opeisen en de fakkel overnemen. Fantastisch vind ik dat.

“Meewerken aan maatschappelijke vooruitgang, dat is dus wat mij drijft.”

4. Vindt u het leven een cadeau?

“Ja, ik bekijk het leven positief. Er zijn natuurlijk moeilijkere periodes geweest. Ik heb zelf kanker gehad, aan de stembanden. Je hoort het nog altijd. Ik zal het nooit vergeten: op een bepaald moment ontmoette ik iemand met wie ik al veel conference calls gevoerd had. ‘Oh,’ zei hij, ‘you must be Marleen. I’m happy to see you now, I recognise your sexy voice.’ (lacht) ‘That is my past radiotherapy voice.’ Oei, slik. Die hese stem is het gevolg van de bestraling. Ik vind het altijd grappig als iemand daar een compliment over maakt.”

5. Wat vond u de moeilijkste periode in uw leven?

“De periode waarover ik net sprak, toen ik kanker had, in 2008. Ik had dat totaal niet zien aankomen, want op dat moment had ik echt een zot leven. Ik was terug van Kenia, was hier in de politiek gestapt (bij de sp.a, AJ), combineerde een klinische praktijk met universitaire opdrachten en daarnaast heel veel voordrachten geven. Ik was regelmatig eens hees, maar ja, je zou voor minder hé. Lesgeven, al dat babbelen met patiënten, vergaderingen, lezingen. In het weekend ging dat wat beter, dus ik dacht: we nemen een tijdje vakantie en dat gaat wel over. Maar het ging niet over en bleek uiteindelijk een kwaadaardig poliepje te zijn. Was dat twintig jaar eerder voorgevallen, dan zat ik hier nu met een stent. Gelukkig was het in het beginstadium en met het weg te nemen, met radiotherapie is het goed gekomen. Maar dan sta je wel eventjes stil. En het vervelendste was: ik kon niet babbelen. Ik moest thuis met briefjes communiceren. Mijn man en zoon vonden dat soms grappig. ‘Amai, het is hier stil aan tafel.’ (lacht)

“Ik heb toen weleens gevloekt. Wat als ik mijn stem voorgoed kwijt was geweest, dan moest ik mijn hele leven heroriënteren. Ik dacht daar wel over na, maar ook niet te veel, want uiteindelijk moet je het toch nemen zoals het komt. Ik was dan weer blij dat het eigenlijk allemaal nog meeviel. Kanker valt nooit mee, maar het kon nog erger.”

Marleen Temmerman: ‘We denken dat met #MeToo alles is opgelost. Maar hoeveel verkrachtingen in eigen land resulteren in een rechtszaak? Nog altijd zeer weinig.’Beeld © Stefaan Temmerman

6. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?

“Iedere vrijdagavond met mijn man uit gaan eten. Dat is een kleine gewoonte waar ik telkens weer naar uitkijk. Ook: het kunnen terugvallen op familie en vrienden. Ook al leven we ver weg, die band blijft wel hecht.

“In de dagelijkse routine: vroeg opstaan en een uur of twee voor mezelf hebben. Zodat ik ongestoord kan lezen en denken, terwijl de rest nog slaapt en ik vanuit mijn venster de zon zie opkomen. En dan ’s avonds nog wat genieten van de dag die verdwijnt. Vroeger had ik elke avond wel iets te doen, een voordracht, een lezing, een uitnodiging bij vrienden, maar nu is dat fel verminderd. Nu kijken we een filmpje of lezen we een boek.”

7. Wat biedt u troost?

“De periode waarin ik troost nodig had, was toen mijn vader overleden is. Ondertussen is dat 25 jaar geleden. Als je in een rouwproces zit, wil je vooral een luisterend oor. Ik denk dat ik aan mijn omgeving wel tien keer verteld heb hoe mijn vader gestorven is. Altijd maar hetzelfde herhalen. Ik ging ook letterlijk uitwaaien op het strand. Maar de grootste troost vond ik toch weer in het leven zelf, in de routine van alledag.

“Ik heb in mijn leven ongeveer 18.000 bevallingen gedaan, het precieze aantal weet ik niet, en nieuw leven is meestal een bron van vreugde en geluk, maar het kan ook fout gaan. Ik heb 72 jonge vrouwen weten sterven als gevolg van zwangerschap, en dat moet stoppen! Inzetten op vermindering van moedersterfte en ook resultaat zien, is een troost op zichzelf.”

8. Wat is uw zwakte?

“Niet nee kunnen zeggen. Niet omdat ik mij gedwongen voel, maar omdat het leven zo boeiend is. Er zijn nog zoveel uitdagingen. Neem nu op het gebied van vrouwenrechten. In 1994 werd er wereldwijd een consensus bereikt over reproductive rights. Wat inhield dat een vrouw of meisje voortaan het recht had om zelf te beslissen hoeveel kinderen ze wilde, wanneer en met wie. Fantastisch. Hoe is de situatie nu, dertig jaar later? Bij ons is er vooruitgang geboekt. Gelijke lonen voor mannen en vrouwen, gelijke toegang tot onderwijs, gelijke kansen, enzovoort. Maar als je het wereldwijd bekijkt, is er nog heel veel werk aan de winkel. In 1994 hebben we een belangrijke stap vooruit gezet, maar we vallen in slaap. We nemen onze verworvenheden te vaak for granted. Er zijn in de maatschappij krachten werkzaam die sterk antivrouw zijn. Kijk naar het Hooggerechtshof in de VS dat ‘Roe vs Wade’ heeft teruggedraaid nadat Trump drie conservatieve rechters had benoemd.

“We moeten waakzaam blijven. Ook bij ons. Ik vind het teleurstellend dat er in het Westen zo weinig aandacht is voor systemen die vrouwen nog altijd onderdrukken. We denken dat met #MeToo alles is opgelost. Maar hoeveel verkrachtingen in eigen land resulteren in een rechtszaak? Nog altijd zeer weinig. Dus dat is een strijd die continu voortgezet moet worden.”

9. Waar hebt u spijt van?

“Niets fundamenteels. Dat mag ook hé, geen spijt hebben van dingen.”

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik denk toen mijn vader overleden is. Ik huil niet snel. Er is sindsdien ook niet echt iets triestigs gebeurd.”

BIO • Geboren in Lokeren op 24 maart 1953 • Gynaecologe en hoogleraar • Politiek actief tussen 2001 en 2012, onder meer als senator voor sp.a • Tussen 2012 en 2015 departementshoofd Reproductieve Gezondheid WHO • Medeoprichter en ex-directeur International Centre for Reproductive Health • Directeur Faculteit Vrouwengezond­heid aan Aga Khan University in Nairobi • Ontving verschillende onderscheidingen voor haar werk • Is getrouwd en heeft een zoon  

11. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?

“Nooit, denk ik. Want als ik mij opwind, als ik kwaad word, heb ik de automatische reflex om te relativeren. Niet dat ik niet kwaad word, hé. Bijvoorbeeld, we hebben bedrog meegemaakt van medewerkers, flagrante leugens, diefstallen, mensen die profiteerden van de situatie, en dan schrik ik, maar al snel denk ik: is dit de moeite? Laten we dit snel afhandelen en het leven gaat verder. Er zijn veel te veel leuke dingen om lang kwaad te blijven.

“Hoe ik als moeder was? Soms niet streng genoeg, te begrijpend, te meegaand. Maar gelukkig was de vader daar. Ik probeerde altijd alles uit te leggen. En dat is niet goed. Te weinig autoriteit denk ik. Maar goed, je compenseert elkaar. Wat is de ideale moeder of de ideale vader? Belangrijk is een sterke relatie met je kind, en dat zit goed.”

12. Hoe was uw kindertijd?

“Goed. We hadden het niet breed, maar we hadden ook geen miserie. Ik was de oudste van vier kinderen. Drie broers. Een warm gezin. Onze ouders hebben alles gedaan om ons te laten studeren. Een stuk grond gehuurd, waarop mijn vader voor en na zijn uren samen met mijn moeder in het seizoen aardbeien ging plukken. En dan naar de vroegmarkt in Beervelde om ze te verkopen. Zo hadden ze een extra inkomen. Voor mij was het ‘strawberry fields forever’. (lacht) Je moet het toch maar doen hé, met vier kinderen.

“Op school zat ik tussen kinderen van de gegoede klasse. Zij hadden mooie kleren, centrale verwarming in huis, een badkamer. Wij hadden een Leuvense stoof, wasten ons in de keuken. Ons ma legde een hete steen met een handdoek errond in ons bed. We hadden geen comfort, maar iedereen vond het heel gezellig bij ons thuis. Iedereen was altijd welkom. Ik heb er nooit bij stilgestaan dat er zo’n groot klassenverschil was.

“Ik zat in de Latijn-Griekse op Onze-Lieve-Vrouw ten Doorn in Eeklo. Een goede school, maar naar mijn gevoel te belerend, te weinig vrijdenkend. Als tiener was ik al bezig met de revolutie, met het verbeteren van de wereld en dat stond niet meteen hoog op de agenda van de school. Dus ik wou daar weg. Ik wou naar het atheneum, maar mijn vader zei: no way. Dus begon ik me te informeren over de middenjury. Ik dacht: ik doe mijn examens van de lagere en de hogere humaniora, sla het laatste jaar over en ik ben weg. Ik vroeg uitleg aan de leraars en begon notities en cursussen te verzamelen van oudere leerlingen. En ineens wilde de helft van onze klas meedoen. (lacht) Een opstand. De hele school in rep en roer!

“Mijn vader werd op het matje geroepen bij moeder-overste, dat het gedaan moest zijn met die onzin. Mijn vader boos op mij, want hij was enorm gezagsgetrouw. Dus studeerde ik verder in het geheim, ’s avonds en tijdens de weekends. Tegen de zin van mijn ouders ben ik die zomer naar Brussel getrokken, naar de centrale examencommissie, en ik was geslaagd. Ik mocht naar de universiteit.

“Omdat ik alsmaar aan het fulmineren was, tegen de kerk, tegen dogma’s, tegen het establishment, enzovoort, heb ik lang lijnrecht tegenover mijn vader gestaan. Die mens heeft serieus afgezien met mij. Daar heb ik toch wel een beetje spijt van. Maar ja, achteraf zijn we zeer goede vrienden geworden. Zodra ik mijn studies had afgewerkt, was hij heel trots op mij.”

13. Wat is uw vroegste herinnering?

“Ik herinner mij dat er in het eerste leerjaar een man met een wit kleed en een lange baard kwam spreken over de arme kindjes in Congo. Ik weet ook nog dat we zilverpapier van chocoladerepen verzamelden om op te sturen naar de missies. En ik had ook begrepen dat we mee konden naar Congo. Dus ik zagen thuis om mee te gaan met die missionaris. Op een bepaald moment zei mijn moeder, terwijl ze de bedden opmaakte: ‘Voilà kind, ga maar.’ Ik kreeg mijn hoofdkussen en mijn laken mee. (lacht) Een valies hadden we niet. Dat was mijn eerste grote ontgoocheling in de kerk. Een half uur later stond ik weer thuis, op school lachten ze mij uit.”

Marleen Temmerman: ‘Mijn vader heeft serieus afgezien met mij.’Beeld © Stefaan Temmerman

14. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Neen. Behalve dat ik als kind mijn jongere broertje een paar keer uit zijn bed heb gesleurd om mee te gaan naar de mis. (lacht) Maar dat was snel over. Toen ik wat ouder werd en begon na te denken over de hypocrisie van de kerk, was ik snel van mijn geloof genezen.”

15. Wat hing er in uw tienerkamer?

“Woodstock, Che Guevara, Fidel Castro, Lou Reed, Gandhi, Janis Joplin: ‘Freedom is just another word for nothing left to lose’, marxisten.

“De enige keer dat ik in de humaniora gebrost heb trouwens, was om naar Ernest Mandel, een marxistisch econoom, te gaan luisteren die een lezing gaf op de Gentse universiteit over de herverdeling van goederen. Ik had dat in de gazet gelezen en dacht: die wil ik horen. Wat niet evident was, want ik had niet veel zakgeld, moest dus in het geheim sparen en dan met de bus van Eeklo naar Gent.”

16. Welk boek heeft een speciale betekenis voor u?

“1984 en Animal Farm van George Orwell, waarmee hij wilde waarschuwen tegen totalitaire regimes, zoals het nazisme en het stalinisme. 1984 gaat over het gevaar van indoctrinatie, het ontstaan van Big Brother en de denkpolitie die mensen opspoort met een afwijkende mening. In Animal Farm worden de dictators verjaagd door de dieren, maar na een tijd blijken de slimste van de dieren, de varkens, nog erger dan de bazen van vroeger. Een fenomeen dat je terugziet in veel voormalige dictaturen. Kijk naar Nicaragua. Samen met velen van mijn generatie ben ik daar destijds na de sandinistische revolutie gratis gaan werken. De sandinisten voerden toen een grootscheepse alfabetiseringscampagne. Prachtig! Vandaag zijn de sandinisten van vroeger de onderdrukkers. Dat is echt Animal Farm in de realiteit.”

17. Hoe definieert u liefde?

“Ik heb het geluk al sinds 1978 samen te zijn met mijn man. Liefde bouw je op en krijgt met de tijd een andere dimensie. Voor mij betekent het samen een weg inslaan, zorgen voor elkaar, heel veel babbelen, elkaar aanvullen, zeer veel begrip hebben voor de ander, je aan elkaar aanpassen, en samen genieten van het leven. Wij zijn heel verschillend, maar ook heel complementair. Liefde is ook willen bij elkaar zijn, het niet als een opgave beschouwen. Maar je moet daar geluk in hebben. Wij hebben de chance dat het lukt.”

18. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed. We gaan wel regelmatig wandelen en zwemmen in Kenia. Ik probeer toch in vorm te blijven.”

19. Wat vindt u erotisch?

“Erotische tekeningen. Toulouse-Lautrec, Félicien Rops.

“Een anekdote: toen ik in Genève bij de Wereldgezondheidsorganisatie werkte, had ik een replica van L’Origine du Monde van Gustave Courbet in mijn bureau gehangen. Een naakte vrouw die haar benen spreidt. Een ode aan de vruchtbaarheid en de seksualiteit van de vrouw.

“Een heel mooi werk vond ik, maar blijkbaar dachten sommigen daar anders over. Bepaalde mensen vonden dat zeer gênant. Toen twee moslima’s mijn bureau binnenkwamen, sloegen ze de ogen neer. Ik had dat nochtans moeten weten, want ik heb lang in andere culturen gewoond en gewerkt. Het was dom van mij om dat werk daar te hangen. Wat erotisch is voor de een, kan het tegenovergestelde effect hebben voor de ander, dus ik heb het weggehaald. Het hangt nu bij mij thuis.” (lacht)

20. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“Op safari, in een groot Keniaans natuurpark. Daar de liefde bedrijven, in een tent, terwijl je allerlei oergeluiden hoort die je niet kan thuisbrengen, dat is super relaxerend.”

21. Hoe zou u willen sterven?

“Vrij plots, zoals mijn vader gestorven is. Ofwel gelukkig uitdoven als een kaarsje, in slaap vallen en niet meer wakker worden.”

22. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Ik eet zeer graag zeevruchten: scampi, garnalen, gamba’s, oesters, kreeft. Met een goed glaasje witte wijn. Voilà, meer moet dat niet zijn.”

23. Welke droom hebt u nog?

“Oh my god! Nog zoveel! (lacht) Eerst en vooral het Fonds Marleen Temmerman verder structureren (opgericht in 2014 aan de UGent, AJ). Zodat op het moment dat iedereen allang vergeten is wie Marleen Temmerman was, de strijd die we voeren voor het welzijn van vrouwen kan worden voortgezet.”