proces aanslagen Brussel

Eerste jurylid gewraakt op terreurproces wegens partijdigheid

Advocate Delphine Paci en Salah Abdeslam.© BELGA

Volgens de ­advocate van Abdeslam toonde een plaatsvervangend jurylid zich partijdig door in een vraag te verwijzen naar de ‘operationele cel’ in Vorst die kort voor de aanslagen werd gevonden. Het jurylid mag niet meer zetelen.

Mark Eeckhaut

De jury op het proces over de aanslagen van Brussel en Zaventem van 22 maart 2016 volgt zeer aandachtig de debatten. Zo ook donderdag toen de adjunct-administrateur-generaal van de Staats­veiligheid, Pascal Pétry, en de voormalige Ocad-directeur, Paul Van Tigchelt, als vertegenwoordigers van de veiligheidsdiensten getuigden op het proces. Achteraf was er zoals ­altijd ruimte voor vragen.

Het zeventiende plaatsvervangende jurylid wilde weten wat de veiligheidsdiensten dachten toen er op 15 maart in de Driesstraat in Vorst een ‘operationele cel’ gevonden werd. Het jurylid verwees met die opmerking naar de schietpartij waarbij een vermoedelijke terrorist gedood werd en de twee anderen – onder wie Salah Abdeslam – ontsnapten. Zes dagen later ontploften de bommen in Zaventem en Brussel.

Volgens Delphine Paci, de ­advocate van Abdeslam, maakte het jurylid zo een partijdige opmerking, want haar ­theorie is net dat Abdeslam en co. géén operationele cel waren en ook niets te maken hadden met de voorbereiding van de aanslagen in Brussel. De opmerking van het jurylid zou betekenen dat hij zich nu al een mening heeft gevormd terwijl de debatten nog niet afgelopen zijn, en dat mag niet. Paci vroeg daarom aan het hof van assisen om het jurylid te verwijderen. De rechters gingen daar na beraad op in.

Er blijven nog twaalf juryleden en achttien plaatsvervangers over. De man in kwestie is het eerste ­jurylid sinds 12 december ­vorig jaar dat de jury verlaat.

Op de vlakte

Zowel de jury als de rechtbank had de rest van de dag heel wat vragen voor de vertegen­woordigers van de veiligheidsdiensten, maar ze bleven grotendeels op hun honger zitten. Van Tigchelt en Pétry verwezen vaak naar hun verklaringen aan de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen, of zeiden gebonden te zijn door hun plicht tot geheimhouding.

Ook op de talrijke vragen die gesteld werden over het vermoedelijke brein van de aanslagen, Oussama Atar, bleef Pascal Pétry van de Staatsveiligheid op de vlakte. ‘Wat ik kan communiceren, zit in het dossier’, zei Pétry, verwijzend naar drie nota’s van de Staatsveiligheid over Atar.

Er bestaat bij veel nabestaanden ­onbegrip over het feit dat Atar – een neef van de El Bakraoui’s, die zichzelf opbliezen ­tijdens de aanslagen – in 2012 uit een Iraakse ­gevangenis naar ons land werd ­teruggehaald. Een jaar later verdween hij naar Syrië.