Direct naar artikelinhoud
InterviewRoos en Billie Verbruggen

Dochters van Herman Verbruggen: ‘Met mama en papa als voorbeeld ligt de lat voor de liefde hoog. Ze vullen elkaar perfect aan, al schelen ze 16 jaar’

Roos en Billie, de dochters van Herman Verbruggen: ‘Wij zijn allebei grote fan van ‘F.C. De Kampioenen’. Ik kan nog altijd lachen met elke mop.’Beeld Koen Bauters

Vader Herman Verbruggen mag in De Wonderjaren aan Siska Schoeters uitleggen hoe hij het spook van woke aanpakt in de opvoeding van zijn dochters. Roos en Billie, stadskinderen met een heerlijk nuchtere blik op de wereld – de jongste studeert fotografie, de oudste lager onderwijs – geven hún ongecensureerde versie van de feiten. ‘Ik ben ook voor verandering, maar sommigen zien alles meteen als een aanval.’

Eerst even over dat andere programma waarin jullie vader onverwachts zijn opwachting maakte. Voor jullie was het geen verrassing toen hij in The Masked Singer uit het Skiwi-pak tevoorschijn kwam.

Billie Verbruggen: “We wisten het al even. Papa had ons advies gevraagd voor hij toezegde: ‘Is dat wel iets voor mij?’”

Roos Verbruggen: “Persoonlijk vind ik The Masked Singer een beetje belachelijk.”

Billie (knikt): “Ik kijk ook niet. Al dat zingen en zoeken duurt me te lang. Ik ben er te ongeduldig voor.”

Roos: “Maar toen ze papa vroegen, dacht ik: waarom niet? Er kijken ontzettend veel mensen en voor hem was het een fijne ervaring. Ik zat de dag van zijn aflevering net in Parijs. Ik ben een café binnengestapt en heb daar op mijn telefoon gekeken. Hij deed het goed, ik was trots.”

Wel mooi dat hij het eerst bij jullie aftoetste. ‘Mijn dochters behoeden me voor stommiteiten’, zei hij.

Billie: “Hij vraagt ons ook kledingadvies. Laatst zag hij een hippe outfit in een winkel, met een broek en een bijpassend hemdje. ‘Ben ik daar niet te oud voor?’ vroeg hij. Hij vindt het belangrijk dat wij het ook mooi vinden.”

Roos: “Jij helpt papa ook met zijn Instagram-account. Zijn kennis van social media is nogal rudimentair.”

Billie: “Hij vraagt me vaak om zijn filmpjes te maken en er een tekst onder te verzinnen. Als we hem lieten doen, zouden de mensen denken: huh, wat is hier de bedoeling van? Hij spreekt niet echt de taal van een digital native.”

Hij was zwaar teleurgesteld toen hij na één aflevering al werd ontmaskerd. Hebben jullie hem moeten troosten?

Billie: “Papa praat niet graag over zijn emoties. Hij is erg gevoelig, maar als hij zich gekwetst voelt, is hij liever even alleen.”

Roos: “Ik heb hem nog maar bij twee programma’s emotioneel gezien: nu, bij The Masked Singer, en bij 2 Sterren Restaurant, waarin hij een kookduo vormde met Jacques Vermeire. Hij had verwacht dat het helemaal anders zou lopen.”

Billie: “Papa geeft zich altijd voor de volle honderd procent. Hij wil alles zo graag goed doen.”

Roos: “En dat was bij The Masked Singer extra moeilijk: hij ís geen zanger of danser. Eigenlijk heb ik hem nog maar één keer zien zingen op een podium: toen hij meespeelde in de Ketnet-musical Unidamu. Ik weet nog dat ik toen dacht: hoezo kun jij zingen en dansen?”

Deed hij dat voor jullie?

Roos: “We hadden toen net de Ketnet-leeftijd. We vonden het zo cool dat we achter de schermen mochten.

“Eigenlijk ben ik nog altijd een Ketnet-mens. Het is mijn guilty pleasure. Ik mag dan al 18 zijn, ik kijk nog altijd naar #LikeMe.”

Zou je zelf aan zo’n Ketnet-reeks willen meedoen?

Roos: “Nee. Ik heb echt niks met tv.”

Billie (fronst): “Heb jij niet ooit iets gedaan voor Ketnet?”

Roos: “Juist! Ik heb me een keer ingeschreven toen ze een nieuwe wrapper zochten. We hadden met het hele gezin aan mijn filmpje gewerkt, maar ik mocht niet eens naar de volgende ronde. Misschien maar goed ook: een tv-carrière zegt me niks. Ik ken de nadelen te goed. Op straat wordt papa voortdurend herkend.”

Billie: “In de lagere school viel het nog mee met de aandacht.”

Roos: “Maar daarna kwamen we op een heel grote middelbare school terecht, Pius X in Antwerpen, en opeens leek iedereen te weten wie papa was. Ik had het gevoel dat sommige mensen alleen met mij bevriend wilden zijn omdat papa bekend is. Voor een 12-jarige is zoiets heel verwarrend. Dan zit je met iemand te praten en roept die opeens: ‘Maar jij bent de dochter van Marcske!’ Nee, ik ben Róós. Voor mij is de sfeer dan om zeep.”

Denken veel mensen dat hij samenvalt met zijn personage?

Roos: “O ja. ‘Is hij in het echt ook zo onhandig?’”

Billie: “‘Drinkt hij thuis ook zoveel chocomelk?’ ‘Is hij bij jullie ook zo grappig?’ En dan denken ze dat ze de origineelste vraag stellen die we ooit gehoord hebben.

“Pas op: wij zijn allebei grote fan van F.C. De Kampioenen, hè. Ik kan nog altijd lachen met elke mop, ook al heb ik de aflevering al duizend keer gezien.”

Hebben jullie een favoriete aflevering?

Roos: “Die waarin Pascale jonger wordt (‘Jonger dan je denkt’, seizoen 11, red.).”

Billie: “Ja! Daar moest ik ook meteen aan denken. Opeens loopt Pascale met een jonge gast aan haar arm en een stuk kauwgom in haar mond. Zo grappig.

“Danni (Heylen, red.) is als een oma voor ons. Op mijn lentefeest hebben we haar dat zelfs officieel gevraagd. Sindsdien hoort ze bij de familie.”

Jij hebt drie keer meegespeeld in een F.C. De Kampioenen-film. Heel diep hoefde je niet te graven voor je personage: je speelde de dochter van je vader.

Billie: “Ik was nog heel jong – een jaar of 6 de eerste keer – maar ik kijk er met trots op terug. Het was vooral leuk dat ik het met papa kon delen. We oefenden samen onze tekst in.”

Roos: “Ik heb vroeger even toneellessen gevolgd bij Jong Wild, de jeugdwerking van De Studio, maar ik vond het veel te abstract. Het was Theater met een grote T, terwijl ik gewoon toneeltje wilde spelen.”

Liever een deurenkomedie dan een stuk van Guy Cassiers?

Roos: “Ja. Zolang er maar humor in zit. We zijn niet opgegroeid met dat doorwrochte theater. Met papa en mama gaan we naar de voorstellingen van Sven De Ridder kijken: dat is toch iets anders.”

Billie (links): ‘Ik woog 900 gram bij mijn geboorte, ik heb hard moeten vechten. Dat vechtertje zit nog altijd in mij.’Beeld Koen Bauters

FOUTLOOS OP BORD

Billie: “Ik denk niet dat ik het nu nog leuk zou vinden om te acteren. In de spotlight staan is niks voor mij. Het geeft me te veel stress. Papa heeft het talent om te freewheelen met zijn tekst, ik ben daar te perfectionistisch voor.”

Roos: “Jij bent dat écht, niet normaal! Ik word er soms gek van hoe gefixeerd jij kunt zijn op bepaalde dingen.”

Billie: “Zeker bij schoolopdrachten speelt het me parten.”

Roos (tot ons): “Ze studeert fotografie. Ze vroeg me een keer model te staan, maar ik had net examens. ‘Tien minuutjes’, zei ze, maar natúúrlijk duurde het veel langer. En achteraf vond ze de foto niet goed, dus moest het helemaal opnieuw.

“Nu ja, bij fotografie is dat perfectionisme misschien ook nodig. Straks, als Billie uit de puberteit is en wat minder onzeker wordt, zie ik haar nog wel een rolletje in een film spelen.”

Dat zei jullie vader ook: ‘Billie heeft een mysterieus kantje. Die zou ons nog kunnen verrassen.’

Billie: “Misschien. Vroeger was ik heel gesloten. Ook op de scouts was ik de stille, degene die altijd de groep volgde.”

Roos: “Nu val je al wat meer op. Ik zie dat. (Trots) Je bent aan het ontpoppen.”

Wat maakt dat je die onzekerheid wat van je af kunt schudden?

Billie: “Mijn nieuwe school, denk ik. Op mijn vorige school heb ik me nooit echt thuis gevoeld. Ik volgde sociaal-technische wetenschappen in Lier. Mijn hoofdvakken waren natuurwetenschappen en wiskunde, maar ik kreeg ook koken.”

Roos: “Je zat altijd met je neus in de schoolboeken.”

Billie: “Ik deed niks anders dan studeren. Het niveau op die school was best hoog, dat ging echt niet meer. Roos en ik hebben allebei leerstoornissen.”

Roos: “Ik heb dyscalculie en dysorthografie. Vooral schrijven vind ik moeilijk.”

Billie: “Ik heb alleen problemen met wiskunde.”

Roos: “Ik heb er twee en Billie maar eentje, maar haar dyscalculie is wel dubbel zo erg als de mijne. Zo zijn we toch in balans (lacht).

“Ik zou het er moeilijker mee hebben als Billie het niet had. Ik ben geen afgunstig persoon, maar soms kan ik zó jaloers zijn op mensen zonder leerstoornis.”

Heeft het jullie schoolcarrière erg beïnvloed?

Roos: “Ik heb er trauma’s aan overgehouden. Ik herinner me een Kangoeroe-wedstrijd voor wiskunde in het vijfde leerjaar. Voor elke leerling die meedeed, moest de school 2 euro neertellen. Ik wilde zo graag meedoen, maar de leerkrachten zeiden: ‘Wij zien jou dat echt niet doen, Roos.’ Ik ben huilend naar huis gegaan, waarop mama naar school is gemarcheerd om het te fiksen – met mama moet je niet fucken. Ze wilde desnoods die 2 euro zelf betalen.”

Jij wilde gewoon niet behandeld worden als een buitenbeentje.

Roos: “Ik wist ook wel dat ik nooit zou winnen. Ik heb niet eens de tweede ronde gehaald, maar dat maakte me niet uit: ik wilde erbij zijn.

“In het middelbaar volgde ik humane wetenschappen. Aso, dus. Daar ben ik heel trots op. Ik moest keihard studeren, maar ik ben nooit blijven zitten. Vooral in talen ben ik verschrikkelijk. Ik denk niet dat ik ooit geslaagd ben voor een examen Frans. Dat ik het toch heb gehaald, heb ik te danken aan mijn motivatie. Ik deed altijd zo hard mijn best in de klas.

“Nu studeer ik voor leerkracht lager onderwijs. Toen ik me ging inschrijven, vroegen ze: ‘Zul jij wel foutloos kunnen schrijven op het bord?’ Ik begrijp dat ze dat vragen, maar toch denk ik: laat me het gewoon proberen!”

Want jij denkt: ik zál dat kunnen?

Roos: “Echt wel. Ik wil later een leerkracht zijn die oog heeft voor leerlingen met een leerstoornis. Ik wéét hoe het is. Dan kunnen ze aan mij een voorbeeld nemen: ik heb het niet opgegeven, dus waarom zouden zij dat doen?”

Jullie waren vast niet de enigen in de klas met een leerstoornis.

Roos: “En toch had ik het gevoel dat ik de domste van de klas was.”

Billie: “Bij wiskunde heb ik dat nog altijd. Anderen moeten de leerstof gewoon eens lezen om ze te begrijpen, maar als ik vandaag iets nieuws leer, dan ben ik het morgen weer vergeten. Zo frustrerend.”

Roos: “We hebben het geluk dat onze ouders bijlessen kunnen betalen. Ik wil niet weten hoeveel geld ze er al aan hebben besteed.

“Ik krijg nu opnieuw wiskunde. Het is rekenen op het niveau van de lagere school, en toch vind ik het moeilijk, zeker zonder rekenmachine. Ik schaam me daarvoor, dus nu wil ik ook weer bijlessen. Het is gewoon handig om het een keer individueel uitgelegd te krijgen.

“Ergens weet ik ook wel dat ik niet dom ben. Dat merk ik in discussies over de actualiteit: daar weet ik veel meer over dan de rest van de klas. Maar tijdens de les wiskunde steekt de negativiteit weer de kop op, en dat negatieve blijft altijd veel langer hangen dan al het positieve bij mekaar.”

Roos (links): ‘In Antwerpen word je als meisje vaak aangesproken of nagefloten. Als ik zelf op de fiets zit en zij zijn te voet, dan kunnen ze me niet pakken en doe ik: ták (steekt haar middelvinger in de lucht).’Beeld Koen Bauters

GESTROOPT KONIJNTJE

Je was dit schooljaar eerst aan een andere studie begonnen.

Roos: “Ik volgde sociaal werk. Ik dacht dat ik het leuk zou vinden, maar ik vond het verschrikkelijk. Opeens ging ik niet graag meer naar school. Dat had ik nog nooit gevoeld.

“Ik ben altijd al sociaal voelend geweest. Dat merk ik ook in de scouts, waar ik leidster ben bij de Kapoentjes, de allerkleinsten. Maar die studie was veel minder praktijkgericht dan ik had verwacht. Ik dacht al snel: oei, dit gaat niet lukken.”

Volgens je vader had het ook te maken met het milieu waarin je terechtkwam.

Roos: “Ik had wel een paar toffe mensen in mijn klas, maar ik merkte dat ik anders dacht dan zij. De meesten waren nogal woke-woke, als je begrijpt wat ik bedoel. Ik ben ook voor verandering, maar zij zagen alles meteen als een aanval en reageerden dan heel heftig, ook al had ik het niet zo bedoeld.”

Hoezo?

Roos: “Eén voorbeeld: toen Marokko tegen België speelde op het WK voetbal, zag ik op het nieuws dat veel Marokkaanse bewoners in Borgerhout, waar we jarenlang hebben gewoond, de politie hielpen om de orde te herstellen. Ik vond het fijn om te zien dat er zoveel goede mensen bestaan, en dat dat ook het nieuws haalde. Waarop mijn klasgenoten: ‘Dat mag je niet zeggen!’”

Waarom niet?

Roos: “Ik begreep het ook niet. Je kunt toch ook zeggen dat er goede witte mensen zijn?”

Billie: “Je mag geen onderscheid maken tussen goede en slechte mensen, want dan suggereer je dat er goede en slechte Marokkanen zijn.”

Jullie zijn opgegroeid in Borgerhout.

Roos: “Voilà, ze moeten echt niet doen alsof ik niks ken van diversiteit. Onze lagere school was heel divers. Het heeft ertoe geleid dat wij geen onderscheid maken tussen mensen. Daar ben ik blij om.”

Billie: “Ik vond het zalig om op te groeien in Borgerhout: altijd veel mensen, leuke sfeer.”

Roos: “Zeker nu, met de ramadan. Dan heerst er zo’n gezellige drukte op straat.”

Borgerhout heeft geen al te best imago.

Roos: “Er gebeuren ook erge dingen. Mensen zijn bang om ’s nachts naar huis te lopen. Ik heb dat niet, omdat ik het er zo goed ken. Er zijn altijd nog wel mensen op straat, dus redeneer ik: er zal wel iemand tussen zitten die me komt redden.”

Billie: “Twee jaar geleden zijn we naar Deurne verhuisd. Hier vind ik het veel enger ’s avonds. Als ik langs het park terugfiets van een feestje, dan is er niemand.”

Roos: “Sinds ik op kot zit in Gent, valt me op hoe vaak je in Antwerpen als meisje wordt aangesproken of nagefloten. In Gent overkomt me dat nooit.”

Hoe reageer je dan?

Roos: “Als ik zelf op de fiets zit en zij zijn te voet, dan weet ik dat ze me niet kunnen pakken. Dan doe ik: ták (steekt haar middelvinger in de lucht).”

Billie (lacht): “Ik kijk eens kwaad en loop snel door. Meer durf ik echt niet.”

Roos: “Vroeger zei ik ook niks, maar nu ben ik het beu. Dan sta ik met mijn fiets aan een rood licht te wachten met mijn koptelefoon op, en beginnen ze tegen me te praten: ‘Hé meisje, wil je mij jouw Snap geven?’ Euh, nee. Ik ben zelfs al een keer beginnen te schreeuwen tegen een groep jonge gasten. Tegen oudere mannen durf ik dat niet.”

Billie: “Als je iets terugzegt, dan schrikken ze. Ze verwachten geen weerwerk.”

Jij zei net al dat je nieuwe school je assertiever heeft gemaakt.

Billie (knikt): “Ik zit op Kunstkaai. Voor het vak fotografie moet ik soms de straat op om mensen te vragen of ik hun foto mag nemen. In het begin durfde ik niet goed, maar het gaat steeds makkelijker. Ik ben al niet meer zo snel geïntimideerd.

“Het is een heel vrije school: je mag dragen en doen wat je wilt. De focus ligt op jezelf leren kennen, minder op leerdoelen of regels. Vooraf hadden mensen me schrik aangejaagd: ‘Die school is marginaal.’ Mama en papa dachten dat ik na zes maanden met een gekleurd kapsel naar huis zou komen, maar kijk: mijn haar is nog altijd niet blauw.”

Roos: “Ik had ook een fout beeld van die school, maar nu zie ik hoe leuk Billie het er heeft. Ze mag heel dure fototoestellen meenemen naar huis.”

Billie: “Papa is heel enthousiast. Ik denk dat hij het zelf ook leuk had gevonden op die school. Hij heeft ooit het toelatingsexamen gedaan op Studio Herman Teirlinck, maar hij was niet geslaagd. Misschien ben ik nu zijn creatieve droom aan het waarmaken.”

Roos: “Jij bent echt wel creatief. Ook in hoe je eruitziet.”

Billie: “Ik vind mijn voorkomen belangrijk. Ik sta heel lang voor de kast om de perfecte outfit uit te kiezen. Alles moet bij elkaar passen.”

Roos: “Mama en ik denken dat Billie model wordt. Geef haar nog vijf jaar.”

Billie (bloost): “Ik ben op de tram al een keer aangesproken door iemand van een modellenbureau. Maar met mijn 1 meter 71 ben ik net te klein – je moet minstens 1 meter 75 zijn. Zou je nog groeien na je 16de?”

Geen idee. Ik moet nu vooral denken aan wat voor weg je hebt afgelegd: je kwam drie maanden te vroeg op de wereld, net levensvatbaar. Volgens je ouders zag je er die eerste maanden op neonatologie uit als een gestroopt konijntje.

Billie: “Ik woog 900 gram bij mijn geboorte. Je hebt baby’s van vier kilo, en dan had je mij: nog niet eens een pak suiker.”

Roos: “In ons vorige huis hing een foto van jou op mama’s borst. Een fragiel minimensje.”

Billie: “Ik mag er niet te veel bij stilstaan dat het net zo goed anders had kunnen aflopen. Mama vertelt er weleens over. Dan wordt ze nog altijd emotioneel.”

Ze schreef er ook een boek over: Mag het iets meer zijn?

Billie: “Ik heb het nog altijd niet gelezen. Echt erg, ik weet het. Ik ben er wel benieuwd naar, maar ik ben geen lezer. Ooit wil ik er mijn tijd voor nemen.”

Het was een half mirakel dat je er zo ongeschonden bent uitgekomen. Of heb je er toch iets aan overgehouden?

Billie: “Alleen een panische angst voor spuitjes – die moet daar volgens mij iets mee te maken hebben. Als ik weet dat ik een spuitje moet krijgen, dan begin ik een week op voorhand al te panikeren. Ik spreek mezelf dan streng toe: ‘Billie, zet je erover.’ Maar dat gaat niet.”

Roos: “Die hele ervaring heeft mama ook angstiger gemaakt. Als ze Billie zou betrappen op roken, dan zou ze veel bozer zijn dan op mij, omdat zij zo hard gevochten heeft voor haar leven.”

Billie: “Dat zegt ze vaak: ‘Jij bent een vechter.’ Ze is daar trots op.

“Dat vechtertje zit nog altijd in mij. Ik word niet snel boos, maar als ik het op mijn heupen krijg, dan kan ik echt agressief zijn.”

Roos: “Je zou het niet zeggen, maar Billie kan hard slaan. We maken nooit ruzie, maar als kind plaagden we elkaar af en toe. Deed ik haar pijn, bij een spelletje of zo, dan sloeg ze altijd tien keer zo hard terug. Daar ben ik nog altijd niet goed van.”

Billie (lacht): “Jij durfde nooit door te meppen. Daar maakte ik misbruik van.”

‘Met mama en papa als voorbeeld ligt de lat voor de liefde hoog.’Beeld Koen Bauters

VOORNAAMWOORDEN

Voor De wonderjaren werden jullie ook kort geïnterviewd. Om te polsen naar jullie wokegehalte?

Roos: “Moeilijk te zeggen of ik woke ben of niet. Ik vind mezelf wel open-minded. Onlangs had ik op school nog een discussie over Zwarte Piet. Zelf vind ik het niet meer dan normaal dat we hem de deur hebben gewezen. Voor kinderen maakt het toch niks uit: die zijn na een paar weken al vergeten dat hij ooit heeft bestaan. Ik ben nog geen enkel kind tegengekomen dat zei: ‘Ik wil zó hard dat Zwarte Piet terugkomt.’ Het zijn de volwassenen die er zo’n gedoe van maken. Vooral in de dorpen blijven ze daar nog aan vasthouden. In onze stedelijke bubbel is het al een uitgemaakte zaak.”

Jij behoort dus niet tot het bevolkingssegment dat vindt dat de slinger te ver doorslaat, en te pas en te onpas uitroept: ‘Mogen we dan níks meer?’

Roos: “Nee, maar soms vind ik het wel ingewikkeld. Ik was een keer een sinterklaaslied aan het zingen bij de scouts. Bij het woordje ‘knecht’ reageerden de kinderen ontsteld: ‘Dat mag je écht niet meer zeggen.’ Hoezo niet? Zij hebben hun woordenschat al aangepast, maar ik weet soms niet meer wat wél mag en wat niet.”

Billie: “Er zou een lijst moeten komen: dit woord mag nog, dat niet. Ik wil er echt wel op letten.”

Alleen zouden we het nooit eens worden over zo’n lijst.

Roos: “Ook waar. Het zou zalig zijn als iedereen gelijk behandeld werd, als we rekening konden houden met ieders gevoelens. Maar hoe doe je dat?

“We zitten in een meisjesscoutsgroep. Onlangs zei iemand: ‘Eigenlijk is dat discriminatie.’ Ik begrijp het wel, maar tegelijk is het zo leuk om geen jongens in de groep te hebben. Alles is zoveel rustiger en er wordt lang niet zoveel gedronken. Plus: er zijn nog twaalf andere scoutsgroepen in het district Antwerpen. Als je echt niet in een meisjesgroep wilt zitten, dan kun je toch daarheen?

“Maar we passen ons wel aan, hoor. Traditioneel doen we af en toe een prinsessenvergadering. Nu kwam daar reactie op van ouders: hun dochter haat het om zich als prinses te verkleden. Omdat we niet willen dat kinderen zich uitgesloten voelen, hebben we er een genderneutrale vergadering van gemaakt. Nu mag je ook komen als prins.”

Of als kikker?

Roos: “Ook goed. Wij doen niet aan hokjes.”

Billie: “Ik zou best iemand in mijn vriendenkring willen die andere voornaamwoorden gebruikt. Dan kan ik alvast wat oefenen.”

Roos: “Ja. Nu ben ik bang dat ik per ongeluk iets fouts zeg. Ik kan er niet tegen als mensen kwaad op me worden. Soms begin ik zelfs te huilen door een kleine opmerking die helemaal niet kwetsend bedoeld was.”

Billie: “Wij zijn allebei heel gevoelig, net zoals papa. Onlangs hadden we een groepsweekend met de Kapoentjes. Ik had blauwe mascara op. Eén kind zei plots: ‘Wat heb jíj nu aan je ogen?’ Ik was helemaal ondersteboven. Aangevallen worden door een klein kind!”

Roos: “Ik heb ook het gevoel dat wij vroeger veel onderdaniger waren. De kinderen van tegenwoordig: geen greintje respect (lacht).”

BIERWALM

Zijn jullie streng opgevoed?

Roos: “Strenger dan andere kinderen, denk ik. Toch zeker als het op uitgaan aankomt. Voor Billie zijn mama en papa milder: zij mag tot halfdrie naar feestjes. Toen ik 16 was, mocht ik hooguit tot één.”

Zijn ze milder omdat zij de jongste is?

Roos: “Omdat zij de brave is (lacht). Ik heb meer de neiging om te experimenteren. Ik heb mama of papa nog nooit horen zeggen: ‘Amai, Billie stonk echt naar bier toen ze thuiskwam.’ Bij mij zeggen ze dat bij het minste! Terwijl ik helemaal niet zoveel drink.”

Drink jij dan niet, Billie?

Billie: “Jawel, maar met mate. Ik denk dat Roos er gewoon vroeger mee begonnen is.”

Jongeren gebruiken steeds minder alcohol, tabak en drugs, blijkt uit recent onderzoek.

Billie: “Ik heb niet die indruk. Ik ben de enige van mijn klas die niet rookt. Ik heb het vroeger wel een keer geprobeerd.”

Roos: “Pas op wat je zegt, Billie. Mama en papa lezen mee.”

Billie: “Mama weet dat. Die sigaret zei me niks.”

Roos: “Ik rook wel. Ik ben er niet trots op – mama en papa al zéker niet. Op feestjes drink ik weleens een pint, maar als ik gewoon gezellig op café ga met vrienden, dan neem ik liever een cola, een icetea of een thee. Eigenlijk vind ik bier helemaal niet zo lekker. Ik drink wel graag een wijntje, maar op café is dat te duur.”

Kunnen jullie thuis over al die dingen praten? Jullie vader vertelde dat jullie veel opener zijn dan hij ooit is geweest tegen zijn ouders: ‘Ik zit soms met verbazing te luisteren naar de gesprekken aan de keukentafel.’

Roos: “We kunnen over veel dingen praten, maar over seks heb ik het nooit met hen. Ze weten ook wel hoe het zit.

“Toen ik pas samen was met mijn vriend, mocht hij hier niet blijven slapen tot ik de pil nam. Dat vond ik een rare redenering: je kunt toch ook overdag seks hebben? (lacht)

Billie: “Ik weet nog hoeveel stress jij had om te vertellen dat je een vriend had.”

Roos: “Ik had het perfecte moment uitgekozen: op weg naar huis in de auto, nadat ik mijn diploma van de middelbare school was gaan halen. Dan is iedereen goedgezind, dacht ik.

“Ze schrokken, maar ze wisten ook wel dat het er ooit van zou komen. Een week later is mijn vriend komen barbecueën en sindsdien is hij de ideale schoonzoon. Ik begrijp hun reactie wel: ik was de eerste. Ik ben hier het pad aan het effenen voor jou, Billie.”

Billie: “Ik ben echt nog niet bezig met de liefde of relaties. Ik wil mezelf eerst beter leren kennen, me de tijd gunnen om nog wat meer open te bloeien.”

Zo volwassen van je.

Billie: “Alles op z’n tijd, het komt wel wanneer het komt. Dat zeggen mama en papa ook. Alleen ligt de lat wel hoog, met hen als voorbeeld: ik ken geen beter koppel dan zij.”

Roos: “Ze vullen elkaar zo goed aan, ook al schelen ze zestien jaar.

“Mama heeft tegenwoordig haar eigen podcast, Frietcast. Voor elke aflevering nodigt ze een andere bekende gast uit: Jef Vermassen, Margriet Hermans… Het gesprek begint altijd met de vraag: ‘Als je naar de frituur gaat, wat bestel je dan?’, om dan te eindigen bij diepe vragen over het leven. Ze verdient er niks mee, maar ze doet het ontzettend graag. Papa steunt haar onvoorwaardelijk, en dat geldt omgekeerd ook. Wat zij hebben, is heel uitzonderlijk.”

Jullie moeder maakte ooit een docureeks over Bart De Wever, die net nog een boek schreef over woke.

Roos: “Heel knap dat ze dat heeft gedaan, maar destijds schaamde ik me er wat voor.”

Billie: “Bart De Wever is een man met veel fans, maar ook veel haters, en in onze linkse omgeving haatte iederéén hem. Onder jongeren heeft hij een niet al te best imago.”

Roos: “Dat vind ik wel zielig voor hem en zijn gezin. We hebben hem een paar keer ontmoet: een vriendelijke man. Je moet de persoon los kunnen zien van zijn politiek.”

Zijn jullie fan van zijn politieke standpunten?

Billie: “Ik weet nog veel te weinig over politiek om er al een mening over te hebben. Het enige wat ik merk, is dat de meest extreme partijen aan rechter- én linkerzijde heel erg aanwezig zijn op TikTok. Dat maakt me wel bang: TikTok beïnvloedt alles.”

Roos: “Het is hallucinant hoeveel fake news de ronde doet. Straks geloven jongeren écht dat de wereld bestuurd wordt door aliens.”

Jij bent 18. Volgend jaar neem je voor het eerst deel aan het democratische proces.

Roos: “Ik weet nu al dat ik grondige research zal doen. Niks zo leuk als verkiezingsdebatten op tv: alsof je naar een speeltuin vol politici zit te kijken. Ik wil voor honderd procent achter mijn keuze staan.

“In onze omgeving denkt iedereen dat de jongeren naar links zullen opschuiven, maar dat is weer onze stedelijke bubbel. Daarbuiten zou een ruk naar rechts me niet verbazen. Ik hoop van niet, maar ik vrees ervoor.”

‘De wonderjaren’ (met Herman Verbruggen), woensdag om 20.40 uur op Eén

© Humo