Direct naar artikelinhoud
InterviewKristien Vermeire

‘We waren op vakantie toen uit het huis van Dutroux twee meisjes werden gered. Alain is meteen teruggekeerd, ik bleef achter met een baby, een kleuter en alle koffers’

Alain Remue en Kristien Vermeire: ‘Op vakantie kan Alain niet langs het water lopen zonder te kijken of er een lijk in ligt.’Beeld Saskia Vanderstichele

Het cliché wil dat politiemannen en een goed huwelijk niet samengaan, maar topspeurder Alain Remue (63) en Kristien Vermeire (60) vormen al 35 jaar een gelukkig en geolied duo. Terwijl hij op zoek gaat naar vermiste kinderen, verdwenen echtgenoten of dolende dementerenden, runt Kristien de boel thuis. Ze bracht de kinderen groot én had een juwelierszaak op het Sint-Baafsplein in Gent. Daar zien we elkaar op een terrasje voor het eerste interview in haar leven, vol lachsalvo’s en ontboezemingen. ‘Alain is een meester in zijn vak, maar thuis vindt hij vaak zijn sleutels niet.’

Alain Remue is dezer dagen te zien in de uitstekende docureeks De Cel Vermiste Personen op VRT 1, waarin Fatma Taspinar de rechercheurs van de federale politie volgt in hun dagelijkse zoektocht naar mensen die overal te lande verdwijnen. Jong en oud, in onrustwekkende of verdachte omstandigheden, nu eens met een gelukkige afloop en dan weer niet. Remue, die de Cel in september 1995 oprichtte, heeft al meer dan dertigduizend verdwijningszaken op de teller, en duizenden interviews.

Toch blijft hij altijd heel naturel voor de camera.

Kristien Vermeire : “Ja. Hij is doordrongen van zijn werk, en dus kan hij er goed over praten.

“Toen we over de overstromingen in Wallonië hoorden, in de zomer van 2021, waren we net op de terugweg van onze vakantie in Zuid-Frankrijk. We hadden nog een weekendje in de Loire uitgestippeld met een bevriend koppel. De hotels waren geboekt, maar er was geen houden aan: we zijn in één ruk naar Brussel gereden, waar zijn dienstauto stond, en hij is onmiddellijk naar het oorlogsgebied vertrokken. Dat verantwoordelijkheidsgevoel vind ik zo mooi. Ik vraag me af: wat zal hij doen als zoiets gebeurt terwijl hij met pensioen is?”

Hij was blij toen ik vroeg of ik jou mocht interviewen.

“Hij kwam enthousiast thuis: ‘Stientje! Na 28 jaar heeft voor het eerst iemand aan me gevraagd: ‘Wie staat er al zo lang naast jou?’’ Ik was er inderdaad bij van in het begin, in die heftige dagen van de zaak-Dutroux. En nu zijn we bijna aan het einde van zijn carrière. Het is bijna niet te vatten wat er in die 28 jaar gebeurd is. Al dat leed en die verschrikkingen, vaak dingen waar je in de media niets over hoort. Het pakkendst vind ik de zelfdodingen van jonge kinderen. Ik denk dat zijn jongste amper 10 was: pure horror.

“Als ze iemand vinden, ben ik de eerste die hij belt. Twee minuten, langer hoeft het niet te duren. ‘Stientje, we hebben hem gevonden.’ Die connectie met de normale wereld heeft hij op zo’n moment nodig – vaak heeft hij net de gruwel in de ogen gekeken. Ik denk wel dat ik een houvast voor hem ben, ja. Hoewel hij weleens zegt dat er bij mij een hoek af is, maar goed: dat is niet verkeerd (lacht).”

Jarenlang heb jij het huishouden, de opvoeding van jullie twee kinderen en je juwelierszaak gecombineerd.

(knikt) “Het is enorm zwaar geweest, zeker toen de kinderen klein waren. Onze jongste, Eva, was nog maar net geboren toen de Cel werd opgericht, en Robin was een kleuter van 5. Alain was altijd op pad en ik had een winkel die tot zeven uur ’s avonds open was. Het was altijd een gedoe om alles geregeld te krijgen. Door alles wat Alain meemaakte op het werk wilden we niet dat de kinderen met de bus of de fiets naar school gingen, ze werden altijd gebracht en gehaald door mij of door mijn schoonouders. Toen ze begonnen te puberen en met vrienden op stap gingen werd het almaar moeilijker om alles te combineren. Mijn vader, met wie ik de winkel openhield, was intussen overleden.

“In 2007 hebben Alain en ik beslist dat hij volop voor zijn carrière zou gaan en ik zou thuisblijven. In het begin was dat zalig: ik kon de kinderen overal naartoe brengen, ik kon met mijn moeder op stap gaan, met wie ik een unieke, liefdevolle band heb, ik kon vrienden zien. Maar gaandeweg ondervond ik ook onaangename kanten. Als Alain en ik nieuwe mensen leerden kennen, bijvoorbeeld: toen ik nog zelfstandige was, vertelde ik dan over mijn juwelierszaak, en dat waren altijd leuke gesprekken. Nadat ik gestopt was, antwoordde ik: ‘Nee, ik ben huisvrouw.’ En poef, het gesprek was afgelopen. De mensen draaiden zich om en negeerden me. Ik dacht: verdorie, ik ben wel nog altijd diezelfde vrouw! Plots telde ik niet meer mee. Alain zei dat ik het me niet moest aantrekken, maar het maakte me kwaad.

“Ik heb Alain zijn werk laten doen, maar ik ben nooit zo’n vrouw geweest die haar man thuis met een gebakken steak en zijn pantoffeltjes zit op te wachten. Op den duur begon ik mensen uit te dagen, om hun reactie te zien. ‘Ik ben huisvrouw, maar ik ben wel aan het sparen voor een ruimtereis’, zei ik tegen zo’n dame die haar neus voor me ophaalde. Plots was ze heel geïnteresseerd en begon ze vragen te stellen. Dan antwoordde ik droog: ‘Mevrouw, het was een grapje.’ En was Alain kwaad (lacht).”

'Soms blijft hij wekenlang weg en komt hij alleen naar huis om een paar uur te slapen. Is dat fijn? Niet altijd. Maar ik ben eraan gewend.' (Foto: Alain Remue met Fatma Taspinar in de docureeks ‘De Cel Vermiste Personen’.)Beeld vrt

MUIZENISSEN

“Toen Eva het huis uitging, drie jaar geleden, heb ik het ook moeilijk gehad. Robin was al een paar jaar getrouwd – we hadden er een toffe schoondochter bij gekregen, Lotty – maar ik had mijn jongste kind nog. Ik kookte voor haar, waste en plaste. Toen ze weg was, dacht ik: Kristien, wat zit jij hier te doen in dat grote huis met die grote tuin? Maar achteraf gezien ben ik blij met hoe het gegaan is. Ik heb mijn leven als niet-werkende vrouw moeten opbouwen, en nu geniet ik vooral van mijn vrijheid.”

Viel het je niet zwaar om je eigen zaak op te geven voor de carrière van Alain?

“Ik deed het met heel mijn hart. Hij kan zijn job niet half doen, hè. Je kunt niet ‘een beetje’ naar iemand zoeken. En het is onvoorspelbaar. Ik zie Alain vertrekken, maar ik weet nooit wanneer hij terugkomt. Soms blijft hij wekenlang weg en komt hij alleen naar huis om een paar uur te slapen. Is dat fijn? Niet altijd. Maar ik ben eraan gewend.”

Je hebt nooit gedacht: was ik maar met een bankbediende getrouwd.

“Nee!

“Eigenlijk heb ik het allemaal zelf zo gewild. Toen we pas getrouwd waren, gaf Alain les in openbare ordehandhaving aan de rijkswachtschool. Hij pendelde met een collega. Als hij thuiskwam, zag ik soms de afdruk van zijn hand in zijn wang omdat hij onderweg in slaap was gevallen. Dit is niks voor hem, dacht ik. Ik heb hem toen eens streng toegesproken: ‘Jij moet officier worden, verdorie!’ Dat was het duwtje dat hij nodig had. Hij heeft twee jaar keihard gestudeerd voor zijn examens – wat niet simpel was, we hadden al een kind. Nadat hij geslaagd was, in september 1995, werd net beslist dat er binnen de rijkswacht een Nationale Cel Verdwijningen (die in 2001 de naam Cel Vermiste Personen kreeg, red.) moest komen, omdat er zoveel onrustwekkende verdwijningen van kinderen waren. Ze hebben hem gevraagd als hoofd. Wat wist hij van verdwijningen? Niets! Maar kijk wat ze ervan gemaakt hebben: chapeau. Wie er ook vermist was: Alain heeft altijd alles gegeven. (Buigt zich naar de recorder) Alles!

“De keerzijde van de medaille is dat hij enorm relativeert. Lopen er dingen in de familie niet goed, bijvoorbeeld als de relatie van een van onze kinderen op de klippen gelopen is, dan zegt hij: ‘Ach Stien, dat gaat wel over. Een kind dat in het water ligt, dát is belangrijk.’ Onze ‘kleine’ probleempjes blokt hij direct af.

“Pas op, hij is een supergoeie vader die zijn kinderen op handen draagt. En ik snap het ook wel. Als hij net een oma in een beek heeft zien drijven die op weg van de bakker naar huis is uitgegleden, het zakje met de taart nog tussen haar vingers geklemd, dan denk ik: Stien, ben je niet beschaamd om met je muizenissen bij hem aan te komen? Maar soms zou ik toch graag hebben dat hij wat dieper met mij op die dingen ingaat.”

‘Lopen er dingen in de familie niet goed, dan zegt Alain: ‘Ach Stien, dat gaat wel over. Een kind dat in het water ligt, dát is belangrijk.’ Onze ‘kleine’ probleempjes blokt hij direct af. Soms zou ik toch graag hebben dat hij wat dieper met mij op die dingen ingaat.’Beeld Saskia Vanderstichele

PRINCESA!

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

(glimlacht ondeugend) “Dat was leuk. Toen ik de titel ‘Cherchez La Femme’ zag, dacht ik: hij heeft niet hard moeten zoeken, hoor.”

Was jij de jager?

(knikt) “Ja. Ik ging die avond na de sluiting van de winkel iets drinken met mijn moeder in een nieuw café op het plein, de Boumian. Aan de toog stond een bende jonge kerels, bomvol testosteron. Het was net uit met mijn lief, en mama stootte me aan en wees naar een van hen: ‘Dat is iets voor u.’ Dat was Alain. Ik antwoordde zelfverzekerd: ‘Komt in orde.’

“We hadden al wat blikken uitgewisseld, en op een bepaald moment moest hij voorbij ons tafeltje. Ik versperde hem de weg: ‘Je mag hier niet passeren.’ ‘Ah, wat moet dat kosten?’ vroeg hij. ‘Een avondje stappen met mij.’ Hij zal je zeggen dat hij toegegeven heeft omdat hij naar het toilet moest, maar dat is bullshit.

“Mama is naar huis vertrokken, Alain en ik zijn tot diep in de nacht op stap gegaan, en ik heb hem mee naar huis genomen. De volgende ochtend wist ik zijn naam niet eens meer (lacht). Hij die van mij ook niet, denk ik. Het was gewoon een wilde, zotte nacht geweest. Maar later die dag, om drie uur, zag ik hem plots voor de etalage van de winkel staan... ’s Avonds hebben we opnieuw afgesproken, en sindsdien zijn we samen. Het was een coup de foudre.

“Dat was in juni 1988. Een jaar later zijn we getrouwd, hier in de Sint-Baafskathedraal. Alains collega’s vormden een indrukwekkende erehaag, met hun sabels en blauwe uniformen met witte koorden. Het was een stralende dag, het plein liep vol buitenlandse toeristen die dachten dat ik een prinses was – ‘Princesa!’ – en maar foto’s bleven nemen. Ik was 25, Alain was 3 jaar ouder. Hij was een knappe gast: sportief, sexy en groot… Nu is hij alleen nog groot (lacht).”

Hoe reageerden je ouders toen je met een rijkswachter thuiskwam?

“Ze vonden hem beter dan mijn vorige lief. Mijn vader was ook gendarme geweest, in de jaren 50 in Congo. Toen de onafhankelijkheidsstrijd uitbrak, is mijn moeder met hun drie kinderen naar België teruggekeerd. Na een jaar is papa haar gevolgd. Ik ben in België geboren en was de jongste van vier.

“Papa schoolde zich om tot uurwerkmaker en nam de juwelierzaak van zijn ouders over. Op mijn 16de vroeg hij of ik mee in de winkel wilde staan. Ik had geen zin om nog naar school te gaan – ik was nogal een rebel – en heb die kans gegrepen. Ik werd een expert in juwelen en later kon ik de zaak overnemen.

“Mijn vader is gestorven op zijn 73ste, in 2005. Ik vind het spijtig dat hij maar een stukje van Alains carrière heeft kunnen meemaken. Hij zou zo trots geweest zijn – hij had een goede band met hem.”

‘In 2025 bestaat de Cel Vermiste Personen dertig jaar: ik vind dat hij zeker tot dan moet blijven. ‘De Cel is je derde kind,’ zeg ikvaak. ‘Maak er een knaleinde van, en geef het dan door.’’Beeld Saskia Vanderstichele

KALE MAN

De Cel bestond nauwelijks een jaar of de hel brak los, met de zaak-Dutroux.

“Heftiger kon niet. En het gooide ook mijn leven overhoop. We waren met vakantie op een eiland in de Balearen toen in Charleroi uit de kelder van Marc Dutroux twee levende meisjes werden gered, Laetitia Delhez en Sabine Dardenne. Het was duidelijk dat er elders nog meer meisjes moesten zijn, en Alain is halsoverkop teruggekeerd. Ik bleef achter met een baby, een kleuter en alle koffers.

“Ik dacht echt dat de zaak-Dutroux iets eenmaligs was, dat het daarna wel rustig zou worden. Maar de volgende jaren heerste er een soort angstpsychose onder de bevolking. Mensen waren bang dat hun kinderen op straat ontvoerd zouden worden, of aangesproken door een kindermisbruiker. Er kwamen veel oproepen binnen over verdwijningen.

“Ook Alain was er niet gerust op. Toen Robin 6 jaar was, is hij hem eens kwijtgeraakt op een Lego-tentoonstelling: het duurde maar tien minuten, maar ik heb hem nooit zo in paniek gehoord – terwijl Robin nietsvermoedend ergens met de blokjes zat te spelen.”

Wanneer kreeg je door dat het nooit meer rustig zou worden?

“In 2006, toen ze die twee stiefzusjes in Luik vonden, Stacy (7) en Nathalie (10). Verkracht, vermoord en gedumpt in een riool. Toen pas besefte ik dat er altijd zieke geesten zullen rondlopen die zulke afgrijselijke dingen doen.

“Ze hebben achttien dagen gezocht. Als hij ’s nachts thuiskwam, ging hij altijd eerst even naar de kinderen kijken, boven. Dat deed hij bij elke zaak. Daarna babbelden we wat, sliep hij een paar uur, en was hij weer weg. Hij beet zich daar zo in vast: ‘Ik móét die meisjes vinden.’ Toen hij Abdallah Ait Oud moest ondervragen, de dader, zei hij achteraf: ‘Stien, ik heb de duivel in de ogen gekeken.’

“In het begin wist ik niet goed hoe ik moest reageren als Alain over die gruwelijke dingen vertelde. Moest ik erop ingaan, of moest ik het vooral niet dramatiseren? Ik heb voor het tweede gekozen. Ik wilde hem niet nog meer in de put duwen.

“We ontladen vaak met humor, en na een zware zaak probeer ik altijd iets leuks met Alain te doen, buitenshuis. We hebben een brede kring van goede vrienden.”

In 2011 verongelukte Olivier Rouxhet, een van de duikers van Alains team, tijdens de zoektocht naar de verdwenen zusjes Amélia (6) en Alison (12) in het sluizencomplex van Monsin. Olivier was een van zijn beste vrienden.

“Eerst belde hij: ‘We zijn een duiker kwijt.’ Ik zei: ‘Komaan, schat. Het komt goed.’ Een kwartier later had ik hem weer aan de lijn, totaal gebroken, snikkend. Ik schrok: dat was niet de Alain die ik kende. Het was de enige keer dat ik hem ooit heb horen huilen. Ik wilde zo graag in Luik zijn om hem vast te pakken.

“Een jaar later waren we op weg naar Zuid-Frankrijk. Ik zat op de achterbank en zag dat zijn haar zo raar zat. ‘Ben je naar de kapper geweest?’ Ik wreef over zijn hoofd en had meteen een pluk haar in mijn handen. Het was aan het uitvallen: een fysieke reactie op het verdriet om Olivier, dat hij niet kon verwerken en waarover hij nooit praatte. Ik was enorm bezorgd, en kwaad op mezelf omdat ik had onderschat hoe diep die wond was – ik dacht dat hij het wel te boven zou komen, zoals hij alle gruwel te boven kwam. Maar dit had hem gekraakt. Ik denk dat hij zich schuldig voelde omdat hij de leiding had over de operatie, hoewel hij er niks aan kon doen.

“Ik heb hem voorgesteld om psychologische bijstand te zoeken, maar dat vond hij flauwekul. Ik denk wel dat hij daar vandaag anders over zou denken.”

Plots verscheen hij kaal op televisie. Mensen dachten dat hij kanker had.

“Hoeveel telefoons ik niet kreeg! ‘Hoe is het met Alain? Krijgt hij chemo?’ Ik ben blij dat zijn haar teruggegroeid is, want ik vond dat kale hoofd echt afschuwelijk (lacht).”

'Alain is een meester in zijn vak, maar thuis vindt hij vaak zijn eigen sleutels niet.’Beeld Saskia Vanderstichele

‘BOEIE!’

Ik merk dat Alain altijd erg geraakt is door dementerende mensen die op stap gaan en verdwalen, soms met fatale afloop. Lijdt iemand in jullie omgeving aan dementie?

“Mijn vader is beginnen te dementeren toen hij eind 60 was. Na een tijd begon hij echt zotte dingen te doen. Hij waande zich terug in Congo, of hij zat uren te bellen, zogezegd met Afrika. Hij ging bij andere juweliers juwelen vragen en gaf die dan aan andere vrouwen. Alain heeft die situaties allemaal opgelost. Op den duur kon mama de zorg thuis niet meer aan, papa werd ook agressief. Zeven maanden na zijn verhuizing naar het woonzorgcentrum is hij gestorven. Het heeft Alain allemaal erg aangegrepen. Ik denk dat hij ook daarom zo begaan is met die dolende ouderen.

“Dementie komt ook almaar vaker voor, hè. Alain vertelt er schrijnende verhalen over. Een oude man had bijvoorbeeld tevergeefs uit het ijskoude water van een gracht proberen te klauteren: op foto’s kon je de sporen van zijn gespartel nog in de modder zien. Wat voor een dood is dat?”

Jullie kinderen zijn van kleins af met verhalen over vermiste mensen en gevonden lichamen opgegroeid.

“Het was gek hoe normaal ze alles op den duur vonden. Eva was nog maar een jaar of 4 toen Alain haar met haar speelgoedtelefoon op haar kamer bezig hoorde. ‘Hallo? Ah, dag Nathalie. Wat zeg je? Oei, een lijk in de Schelde? Oké, ik stuur direct een ploeg!’

“Toen ze klein waren, vonden ze het nog speciaal dat papa op televisie kwam. Als hij in beeld kwam, kwamen ze altijd aanrennen. Hoe groter ze werden, hoe gewoner ze het vonden. Dan riep hij hen – ‘Papa komt op televisie!’ – en riep Eva terug vanuit de slaapkamer: ‘Boeie!’ (lacht) Dan moest je Alains gezicht zien. Ze was toen in haar apenjaren. Ze verweet hem soms dat hij zo weinig thuis was, en gebruikte dat in discussies: ‘Papa, jij moet niks zeggen want jij bent er nooit.’ Daar werd hij stil van. Wellicht omdat hij dacht: ze heeft gelijk.”

Een paar jaar geleden vertelden jullie kinderen in Humo dat ze de meest gecontroleerde kinderen van de buurt waren.

(knikt) “Onze kinderen zijn in een beschermende cocon opgegroeid. Als ze bij vriendjes van een paar huizen verderop gingen spelen, moesten ze langs de laddertjes over de tuinmuren klauteren, zodat ze niet op straat hoefden te komen. Fietsen mochten ze alleen op de oprit. Ik begreep dat wel, maar ik was wel diegene bij wie ze constant kwamen zeuren als hun vader er niet was: ‘Mogen we toch niet met de fiets naar school? En waarom niet?’”

Heb je een oogje dichtgeknepen als Alain niet thuis was?

“Soms twijfelde ik wel, maar ik durfde niet. Stel je voor dat er dan toch iets gebeurde: ik had het mezelf nooit vergeven.

“Gelukkig waren onze kinderen geen grote rebellen. Toen ze ouder werden, begrepen ze het ook beter. Als ze uitgingen, ging Alain hen ook altijd halen. Daar stond hij op, zelfs al was het vier uur ’s nachts. En hij bracht hun vrienden ook nog eens naar huis.”

In interviews hamert hij daar vaak op: jongeren moeten voor elkaar zorgen als ze uitgaan.

“Hij heeft gelijk. Als wij vroeger uitgingen, lieten we nooit iemand alleen naar huis gaan. Door al die verhalen van Alain stond ik ook meer stil bij wat er kon gebeuren. Het frappantste geval was Julie Van Espen, die in 2019 met haar fiets verdween in Antwerpen. Ze was 23, even oud als Eva toen, en ze leek ook wel op haar: een mooi groot blond meisje. Dat heeft Alain erg aangegrepen. Hij belde me: ‘Schat, we hebben haar gevonden, ze lijkt precies op Eva.’ Dat doet je slikken. Ik laat de kinderen dan direct iets weten, en dan sturen zij hem een berichtje: ‘Courage, papa!’ Of een hartje. Dat geeft hem een kleine boost, waardoor hij er weer tegenaan kan.”

Lees ook

‘Onze lijdensweg blijft maar duren, nu al 32 jaar’: ouders van vermiste kinderen, na de doorbraak rond Britta Cloetens

VERRASSINGSREIS

Je bent getrouwd met een flik die de klok rond op scherp staat. Is dat niet vervelend op vakantie?

“Zwijg! Alain kan nog altijd geen vijver of rivier voorbijlopen zonder te kijken of er een lijk in ligt. ‘Er ligt niets in, hoor’, zeg ik dan altijd. ‘Je weet nooit, hè’, antwoordt hij dan. Ik krijg dat er niet uit. Verdachte voertuigen, mensen die zich vreemd gedragen: alles heeft hij gezien.

“Ook op vakantie blijft hij constant alert. De eerste keer dat ik met hem in Amerika op vakantie was, gingen we een winkel binnen waar ze dassen en kousen verkochten. Na een tijdje schoot hij af op een klant en deed diens jas open: daaronder zat het vol gestolen dassen. De politie kwam, de man werd gearresteerd, en Alain was de held van zijn Amerikaanse collega’s: ‘Thanks, bro!’

“Thuis is het anders, daar vindt hij niets. Dan is het: ‘Stien, waar liggen mijn autosleutels?’ Of: ‘Waar ligt mijn telefoonlader?’ Als we ergens naartoe vertrekken, moet hij vaak nog lang zoeken naar zijn bril. ‘Alain, die ligt voor je neus.’ – ‘Ah, ik had het niet gezien.’ (lacht)

“Wat hij ook altijd doet, en dat irriteert me mateloos, is checken of alle deuren wel goed gesloten zijn. We sluiten onze deuren altijd met een elektrisch slot – je hoort het mechanisme werken – en toch gaat hij altijd nog eens aan alle klinken voelen. Dat is Alain: checken en dubbelchecken, tot in het onnodige.”

Eigenlijk is hij een rijkswachter pur sang.

(knikt) “In alles. Hij is bij de rijkswacht gegaan toen van de politiehervorming nog geen sprake was. Hij heeft nog altijd heimwee naar zijn beginjaren in de kazerne: dat groepsgevoel, dat uniform, dat militaire, samen sporten… Ik vond hem ook wel sexy in zijn uniform (lacht). Maar soms moet ik hem wakker schudden: ‘La gendarmerie, c’est parti!’

“Soms wil hij echt niet mee met zijn tijd. Een politieagent met een oorring of lang haar: voor hem kan dat niet. Hij kan zo kwaad worden als hij een agent ziet wiens schoenen niet blinken. O! Hij poetst zijn schoenen altijd zelf. Heel uitgebreid ook, met veel borstels, zoals bij de rijkswacht.

“Eigenlijk houdt hij niet van veranderingen. Hij is opgegroeid in een heel klassiek gezin, en ik heb hem een beetje uit dat conservatieve patroon moeten duwen. Hij wil altijd naar hetzelfde restaurant of naar dezelfde vakantiebestemming, in een land waar hij de taal begrijpt. Hij geeft de controle niet graag uit handen. We zijn zeven keer naar de westkust van Amerika gereisd, en overal waar we kwamen, wilde hij het politiebureau bezoeken en op de foto gaan met zijn Amerikaanse collega’s. Ik bleef dan buiten op de stoep wachten met de kinderen, die achteraf telkens vroegen: ‘Gaan we nu iets leuks doen, papa?’

“Eigenlijk is Alain geen avonturier. Raar, hè. Toen we dertig jaar getrouwd waren heb ik toch een verrassingsreis voor ons geboekt, naar Thailand. Hij stond geblinddoekt in de incheckhal en wist niet waar we naartoe zouden vliegen. Dat was nogal wat voor hem! Maar toen we ginder waren, heeft hij er volop van genoten.”

‘BLIJFT U SLAPEN?’

Toen de Cel een paar jaar bestond en goede resultaten boekte, werd je man plots een bekende Belg en zelfs een nationale held. Zoveel positieve aandacht kan een mens veranderen.

“Toen hij bekender werd, heeft hij wel een periode gehad dat hij thuis – hoe zal ik het zeggen? – wat kuren begon te krijgen. Dat ik in de keuken voor hem opzij moest gaan, bijvoorbeeld. Ik ben daar direct tegen ingegaan. ‘Je bent top, maar ik ben je vrouw en ik wil respect.’ Ik heb het er snel uit gekregen.

“Hij deed het ook niet bewust, en ik begrijp het wel. Je behaalt successen, je krijgt daar lof voor, en dat streelt je ijdelheid. Ik vond dat ze hem bij de politie veel te snel op een voetstuk zetten en bood wat tegengewicht: ‘Dat je op tv komt is ook niet zo speciaal, hè.’ (Fluistert) Natuurlijk is dat wél speciaal, maar dat moet je vooral niet zeggen. Een man blijft een kind, hè.”

Ongetwijfeld krijgt hij ook veel vrouwelijke aandacht. Hoe ga jij daarmee om?

“Je hebt vrouwen die volledig beslag leggen op je vent: ‘Ik ken u van televisie.’ Of: ‘Ik heb bij u in de klas gezeten.’ Wat nooit waar is. Ik laat ze altijd doen, maar één keer is het me echt te veel geworden. Die vrouw was openlijk over Alains billen aan het wrijven. Toen heb ik haar aangesproken: ‘Ik ben zijn vrouw. Blijft u straks ook slapen?’ (schatert) Ze schrok zich een ongeluk. Alain was kwaad op me, maar nu lachen we er vaak om. Hij geniet wel van die vrouwelijke aandacht, en dat is niet erg. Hij weet waar de grens ligt.”

Met sommige van de ouders van vermiste kinderen heeft hij een vriendschappelijke band. Zijn dat ook jouw vrienden?

“Ik ken ze wel, maar niet zo goed. Als hij gaat eten met de vader van Liam Vanden Branden (de 2-jarige jongen die in 1993 verdween aan het Zennegat in Mechelen, red.) ga ik niet mee. Met Anita Crul, de moeder van Sylvie Carlin (een 19-jarig Waals meisje dat in 1994 verdween, red.), had hij ook een goed contact. Ze is tijdens de pandemie gestorven, ze was 86. Elk jaar op 24 december belde Anita in de late middag naar Alain om hem een vrolijk kerstfeest te wensen. Dan zag ik hem met haar praten en keek hij naar mij. ‘De groeten van Stientje’, zei hij telkens weer. Dat was zo’n momentje waarop we een connectie hadden.

“Weet je, in het begin was ik soms een beetje jaloers op Alains collega’s bij de Cel: verdorie, ik maak dat niet mee, ik zie die emoties niet. Je mist een kant van je man. Maar als hij dan met Anita aan het bellen was en haar voor me groette, wist ik: ik hoor er eigenlijk wel bij. Dan wist ik wat hij voelde. Dat menske heeft dat jaren gedaan, hem opbellen, tot ze gestorven is. Die kleine dingen grijpen hem erg aan. ‘Ik zal Anita niet meer horen’, zei hij onlangs nog. ‘En zij heeft nooit geweten wat er met haar dochter is gebeurd.’ Van die dingen zal hij afstand moeten nemen als hij met pensioen is.”

Denkt hij al aan zijn pensioen?

“Zo weinig mogelijk. Hij had al lang met pensioen kunnen gaan, maar in 2025 bestaat de Cel dertig jaar: ik vind dat hij zeker tot dan moet blijven. ‘De Cel is je derde kind’, zeg ik vaak. ‘Maak er een knaleinde van, en geef het dan door.’

“Ik ben er ook wat bang voor, hoor. Als hij vrijaf heeft, denk ik soms: wat loop jij in mijn keuken te doen? Wat doe jij in mijn koelkast? We lachen daar soms mee. Hij is een toerist in zijn eigen huis. Het zal wennen worden als hij na zijn pensioen thuis is, dag in, dag uit. Voor hem en voor mij.”

‘De cel vermiste personen’, dinsdag om 20.40 uur op VRT 1

© Humo