Recensie: niet Napoleon, keizer Karel of Alexander de Grote bepaalden de geschiedenis, wel… de pest, de pokken en malaria

Een nieuwe Yuval Noah Harari is opgestaan. In navolging van de meester smelt de Britse socioloog Jonathan Kennedy feiten en meningen over de geschiedenis van de mensheid om tot een pageturner. Maar geloof hem niet op zijn woord.

Hilde Van den Eynde

Het zijn vragen die alle andere ­vragen in de schaduw stellen. Hoe kon een Afrikaanse mensaap­ uitgroeien tot een bijna almachtig wezen dat kunst, godsdienstoorlogen, natiestaten, communisme en kernwapens uitvond? Waarom bloeiden in de loop van de ­geschiedenis sommige beschavingen van ­Homo sapiens op, terwijl andere instortten? En waarom veroverde de westerse mens ­Amerika en Australië op de oorspronkelijke bevolking, en koloniseerde hij Afrika, in plaats van andersom?

Wie het weet, mag het zeggen. We waren er immers niet bij toen de geschiedenis haar loop vond, en de bronnen waaruit we ons een beeld kunnen vormen van het verleden zijn schaars, onvolledig en onnauwkeurig. Voor verhalenvertellers is zoiets goud, want waar feiten ontbreken, is speculeren toegestaan, en wie het beste verhaal heeft, mag de champagne ontkurken. Hoe is anders de onwaarschijnlijke triomf te verklaren die de Israëlische historicus Yuval Noah Harari te beurt viel na de publicatie van zijn bestseller Sapiens? Dat boek was slechts een eloquente hervertelling van wat andere wetenschappers voor hem hadden opgeschreven, zoals de Amerikaanse bioloog Jared Diamond. Die betoogde in Zwaarden, paarden en ziektekiemen (1997) ­meticuleus wetenschappelijk, maar helaas ook een tikje saai, dat het historische lot van volkeren in verschillende delen van de wereld niet valt terug te voeren op genetische (‘raciale’) verschillen, maar op geografische ongelijkheid: een ondergrond die al dan niet ­geschikt was voor landbouw, of de aanwezigheid van gewassen en diersoorten die vielen te ­domesticeren. Het Midden-Oosten voldeed aan de voorwaarden, Afrika, Amerika en Australië niet: ziedaar de verklaring voor de voorsprong die het ‘Westen’ zich verschafte in de strijd om de ­hegemonie over de wereld.

Discriminatie

Diamond hield aan zijn boek een Pulitzerprijs en een miljoenenverkoop over, en ook de hoon van sociologen, die vonden dat hij de rol van ­discriminatie en kolonisatie over het hoofd had gezien in de achterstand van etno-Amerikanen, Aboriginals en Afrikanen.

Harari sprong in het gat door uit te leggen dat de landbouwrevolutie in het Midden-Oosten (waarbij Europa en Azië snel aanhaakten, maar de andere continenten niet) behalve een grotere welstand ook de ­ongelijkheid in de wereld had gebracht. De nobele jager-verzamelaar, die voedsel en have had gedeeld, moest plaatsruimen voor kapitalistischer ingestelde boeren, die hun graanoverschotten gingen verkopen en aldus de ­eigendom uitvonden. Onzin, vonden op hun beurt de activistische Britse antropoloog ­David Graeber en zijn land- en geestesgenoot, de archeoloog David Wengrow. Die zetten met hun boek Het begin van alleshet cliché van de nobele wilde bij het groot huisvuil en voerden aan dat ongelijkheid altijd heeft bestaan. Discriminatie vond haar oorsprong niet in de landbouw, stellen zij, maar werd geïnstalleerd door de staat, die mensen dwingt en controleert.

Kassa, alweer.

Niet Columbus, maar pokken

Drie verschillende verhalen, drie bestsellers: daar kan er nog wel eentje bij, moet de Britse socioloog Jonathan Kennedy hebben gedacht. Met Een geschiedenis van de wereld in acht ­plagen doet hij een gooi naar zijn eigen kas­succes, want behalve weergaloos geschreven is zijn visie op onze ontstaansgeschiedenis ­behoorlijk prikkelend. Volgens Kennedy werd de menselijke geschiedenis niet in zijn plooi gelegd door historische figuren als Alexander de Grote, de profeet Mohammed, Christoffel Columbus, keizer Karel of Napoleon Bonaparte, maar door ziektekiemen als Yersinia pestis (de veroorzaker van de builenpest), Variola major (het pokkenvirus) en Plasmodium vivax (de malariaparasiet). In zijn visie maakte de massasterfte door de builenpest een eind aan het middeleeuwse feodale stelsel, omdat de overgebleven boeren, gering in aantal als ze waren, betere arbeidsvoorwaarden van hun leenheren konden afdwingen. Ook zouden de Spaanse conquistadores hun overwinning op de machtige Inca- en Maya-rijken niet te danken hebben aan hun superieure militaire uitrusting en strategie, maar aan de grotere vatbaarheid van de oorspronkelijke Amerikanen voor Europese ziektes als mazelen en pokken.

Ook de val van het Romeinse rijk, de militaire successen van de vroege islam, het ontstaan van de slavernij, de opkomst van het kapitalisme en de industriële revolutie verklaart Kennedy uit de verspreiding van besmettelijke ziekten.

Dat hij daarvoor minder microbiologische dan sociologische bewijzen aandraagt en zich aan een selectieve lezing van de bronnen bezondigt, doet aan het leesplezier niets af. Want waar feiten ontbreken, is speculeren toegestaan – ook concurrenten als Harari of Wengrow en Graeber rondden weleens een hoek af om hun verhalen in de plooi te doen vallen. Helemaal wetenschappelijk zijn dit soort verklaringen voor hoe een mensaap uit de savanne het schopte tot Peinzende Mens daarmee nooit. Maar stel je voor dat ze per ongeluk waar zouden zijn!

Jonathan Kennedy, Een geschiedenis van de wereld in acht plagen, Vertaald door Toon Dohmen, De Bezige Bij, 268 blz, 29,99 euro

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer