Direct naar artikelinhoud
AchtergrondArbeidsmarkt

Waarom de Belgische mannen helemaal achteraan bengelen op vlak van werken: ‘Het is een kwestie van politieke moed’

Waarom de Belgische mannen helemaal achteraan bengelen op vlak van werken: ‘Het is een kwestie van politieke moed’
Beeld Roger Dohmen / Belga

De Belgische arbeidsmarkt scoort slecht in vergelijking met die van andere Europese lidstaten. Dat blijkt uit een studie van een groep professoren en onderzoekers van de UGent, die onder de gezamenlijke noemer UGent@Work de gezondheid van onze arbeidsmarkt bestudeerden.

Wat is het verschil met de rest van Europa?

In de helft van de Europese lidstaten werkt meer dan 80 procent van de bevolking tussen 25 en 64 jaar. In België is dat slechts 75,4 procent. Nochtans is het ook de expliciete doelstelling van zowel de Vlaamse als de federale regering om dat aandeel fors op te krikken. Vlaanderen wilde die 80 procent deze legislatuur zelfs al halen, de federale regering tegen 2030.

De vraag is uiteraard: hoe komt dat? Hoe kan het dat er om de hoek in Nederland wel 83,2 procent van de 25 tot 64-jarigen aan de slag is en dat slechts een handvol van de Europese lidstaten het slechter doet dan België?

“Aan de werkloosheidsgraad ligt het in ieder geval niet. Die is naar Europese normen vrij normaal”, zegt professor Stijn Baert, arbeidseconoom aan de UGent en een van de trekkers van UGent@Work. “Bovendien: zelfs al zou je al die werklozen aan een job kunnen helpen, dan zitten we nog steeds maar aan 78 procent werkenden. Het grote probleem is dat wij met een veel grotere groep inactieven zitten: mensen op actieve beroepsleeftijd die geen werk hebben en er ook geen zoeken.”

Wie zijn die inactieve Belgen?

Een minimaal aandeel van hen zijn voltijdse studenten ouder dan 25 jaar. Het gros valt uiteen in vier grote groepen: langdurig zieken, vervroegd gepensioneerden, ontmoedigde werkzoekenden en huisvrouwen en -mannen.

Het grote aantal langdurig zieken en jong gepensioneerden is deels een rechtstreeks gevolg van het Belgische beleid, aldus Baert. Waar veel andere landen hun ziekteverzekering al hervormden, is de Belgische sociale zekerheid nog steeds te weinig gericht op duurzame tewerkstelling en reïntegratie na lange ziekte. Om van de pensioenregelingen maar te zwijgen.

Het brugpensioen – een behoorlijk uniek systeem – werd officieel dan wel afgeschaft, het SWT-stelsel dat in de plaats kwam en als een financieel voordelig tijdelijk werkloosheidsstelsel was voorzien, is de facto een landingsbaan. En dat staat dan nog los van de mogelijkheid tot officieel vervroegd pensioen.

Cultureel-historisch is het niet verwonderlijk dat de inactiviteit hoger is onder vrouwen: zij bleven en blijven het vaakst thuis voor het gezin. België scoort met een goed kwart van de vrouwelijke populatie dat geen werk heeft en ook geen werk zoekt ongeveer het Europese gemiddelde.

“Dat vrouwen het daar, in vergelijking met de andere parameters, relatief goed doen, komt vooral doordat ‘onze vrouwen’ door de band best hoogopgeleid zijn en dus makkelijker hun weg vinden naar de arbeidsmarkt”, zegt Baert. “Al moeten we ook niet te hoog van de toren blazen, als we zien wie er nog achter ons bengelt: landen als Polen of Roemenië zijn niet het gezelschap waarin je je wilt bevinden. Alle landen waarmee je je wilt vergelijken, doen het een pak beter.”

Waarom zijn er zoveel Belgische mannen inactief?

Maar bij de mannen is het resultaat pas echt verontrustend. Liefst 16,5 procent van de Belgische mannen tussen 25 en 64 jaar maakt deel uit van de inactieve bevolking. Dat is een pak boven het Europese gemiddelde, en van alle Europese lidstaten bengelt België op deze grafiek als derde laatste.

Verklaringen daarvoor zijn grotendeels terug te vinden in andere ­Eurostat-cijfers. België scoort slecht bij de voortijdige schoolverlaters, waarvan het leeuwendeel mannelijk is. Minder dan de helft van de personen zonder middelbaar diploma is aan het werk. In Nederland is dat twee derde. Ook doet geen enkel EU-land het slechter wat betreft de werkzaamheidsgraad van migranten van buiten de EU.

En wie dacht dat het slechte nieuws daarmee wel gezegd was: op vlak van inclusiviteit van mensen met een beperking doet de Belgische arbeidsmarkt het ook al bedroevend. Alleen in Ierland is die nog slechter.

Wat moet er gebeuren om de Belgische arbeidsmarkt gezonder te maken?

Voor Baert is het redelijk simpel. De poorten naar de inactiviteit moeten beter bewaakt worden. Dat wil zeggen: zorg ervoor dat mensen niet meer zo vroeg uitstromen uit de arbeidsmarkt door allerhande stelsels van vervroegd pensioen, en hervorm daarnaast ook de ziekteverzekering. “Nu is het veel te vaak één of nul. Of je bent geschikt voor de arbeidsmarkt, of je bent het niet”, zegt Baert. “Er wordt te weinig gedaan om mensen die toch íéts kunnen aan de slag te laten gaan.”

Het zijn geen magische nieuwe inzichten. Net zoals dit dat ook niet is: het verschil tussen werken en niet werken moet groter gemaakt worden. Werken moet financieel aantrekkelijk zijn.

“Het is een kwestie van politieke moed”, zegt Baert. “Er zijn al heel veel woorden aan vuilgemaakt, door veel politieke partijen, maar de daden volgen niet, of nauwelijks. Er is al vaak gezegd dat de lasten op arbeid moeten dalen, maar hoe dat dan gefinancierd moet worden? Daar hoor ik vooral veto’s tegen logische opties als hogere belastingen op consumptie of vermogenswinsten. Laat ons hopen dat de komende maanden toch nog over de eigen schaduw gestapt wordt en er alsnog hervormingen komen. Anders zit er bij de verkiezingen volgend jaar enkel op wat je nu al ziet: nog maar eens hetzelfde beloven.”

Arbeidseconoom Stijn Baert: ‘Het probleem bij ons is de grote groep inactieven.’Beeld Franky Verdickt