Direct naar artikelinhoud
ReportageKinderopvang

Kinderverzorgster schreeuwt haar onmacht uit: ‘Ik begrijp het zelfs, dat het fout kan lopen’

Cindy Wijnants in ’t Egeltje: ­‘Mensen die hun kindje voor het eerst inschrijven, hebben veel vragen. Maar van de ouders die al even bij ons ­komen, krijgen we veel begrip en steun.’Beeld Joris Casaer

Plannen zijn er, véél plannen. Er gaat zelden een week voorbij zonder dat de politiek een idee lanceert om ‘de kinderopvang te redden’. Maar in de praktijk verandert er bitter weinig, en dus ploeteren Cindy Wijnants en haar collega’s maar door. ‘Ik voel me iedere dag tekortschieten.’

“Mijn haar kwam er recht van te staan.” Wanneer we Cindy Wijnants (47) spreken, is het nieuws dat in Zelzate een kindje van de opvang thuiskwam met een schedelbreuk, enkele dagen oud. Wijnants is er nog niet van bekomen. “Zou dat echt waar zijn, dat de begeleiders haar verwondingen hebben proberen te verdoezelen met een paardenstaart?” De ervaren kinderverzorgster kan het nauwelijks ­geloven.

Al 28 jaar, sinds haar 19de, werkt ze met kleine kinderen. Eerst als verzorgster in een CKG, een jeugdvoorziening waar kinderen uit problematische thuissituaties opgevangen worden, en de voorbije 23 jaar als kinderverzorgster in hartje Antwerpen, in een kinderkribbe recht tegenover de gevangenis in de Begijnenstraat. Later, toen de crèche werd overgenomen, verhuisde ze naar een andere locatie. Vandaag werkt ze daar nog steeds: in kinderopvang ’t Egeltje, op een steenworp van het station Antwerpen-Berchem.

“Ik heb het afgelopen jaar al vaak met grote ontzetting naar het nieuws geluisterd”, vertelt ze wanneer ze neerploft na een drukke dag tussen – hou u vast – 23 peuters. “Maar ik heb ook al vaak gezegd: eigenlijk schrik ik ervan dat er niet vaker iets misloopt.

“Ik begrijp het zelfs, dat het fout kan lopen”, zegt ze stellig. “Het valt op geen enkele manier goed te praten, maar de druk waaronder we werken is zo ontzettend hoog, dat ik wel zie hoe het zover kan komen. Soms wordt het te veel. Voor iedereen. Wie heeft thuis nog nooit geroepen tegen zijn kinderen en dacht achteraf: amai, was dat eigenlijk echt nodig? Dat is bij ons niet anders. Maar als je voelt dat je het kookpunt nadert, moet je zelf even een stap opzij zetten om op adem te komen, voordat het uit de hand loopt.

“Ik moet hout vasthouden, maar gelukkig is er bij ons nog nooit iets ergs voorgevallen. ­Misschien omdat wij elkaar zo nauwlettend in het oog houden. Zien we bij elkaar dat het te veel wordt, dan zeggen we dat: ga maar even iets drinken. Zien we iets wat niet door de ­beugel kan, dan wordt het altijd gesignaleerd. Eerst ­tegen de persoon zelf: gebeurt zoiets nog eens, dan licht ik de verantwoordelijke van de crèche in.”

Twee keer gebeurde dat in de afgelopen 23 jaar. “Ik had ooit een collega die een kindje op een bepaald moment zo hardhandig neerzette op een bank dat ik een bonk hoorde. Toen zei ik onmiddellijk: ‘Ik denk niet dat dit de bedoeling was.’ Ze schrok en verontschuldigde zich meteen. Later viel er nog eens iets voor en volgde een gesprek met onze crècheverantwoordelijke. Dat hielp, want die collega heeft zich helemaal herpakt. Bij een andere persoon gebeurde dat niet, die moest na twee incidenten vertrekken. Dus het wordt hier wel strikt opgevolgd.”

‘Als een kind ongelukkig is, is de kans groot dat niemand dat opmerkt. Ik vind het niet verbazingwekkend dat vandaag zoveel kinderen met hun mentaal welzijn worstelen.’Beeld Joris Casaer

Begin 2022 ontplofte een bom in de kinderopvang toen een baby overleed aan verwondingen opgelopen in crèche ’t Sloeberhuisje in Mariakerke. In de weken en maanden daarna kwamen diverse wantoestanden boven water, niet zelden bij crèches waar in het verleden al meldingen van problemen waren geweest.

Kind en Gezin kreeg daarop van de Vlaamse regering middelen om extra inspecteurs aan te werven en besloot in de toekomst het voorzorgsprincipe te hanteren: bij de minste twijfel van wantoestanden wordt nu ingegrepen, ook zonder harde bewijzen.

De statistieken bewijzen het effect daarvan: 37 kinderdagverblijven moesten in 2022 definitief de deuren sluiten omdat hun vergunning werd ingetrokken. In de eerste drie maanden van dit jaar waren dat er 7, blijkt uit cijfers van het Agentschap Opgroeien, evenveel als in het volledige jaar 2021. In het eerste kwartaal van 2023 werden al 8 vergunningen tijdelijk ­ingetrokken. In 2021 waren dat er 12, in 2022 maar liefst 44.

Het Agentschap Opgroeien vraagt evenwel om voorzichtigheid in de lezing van die cijfers. De aantallen lijken dan wel groot, maar in realiteit zit maar 4 procent van de locaties waar kinderopvang wordt georganiseerd momenteel in een zogenaamde handhavingsprocedure, die wordt opgestart zodra een crèche een aanmaning krijgt. Het merendeel van die 4 procent werkt proactief, snel en met grote betrokkenheid de tekorten of zorgen weg, klinkt het bij Opgroeien.

Ook Cindy Wijnants wil dat graag extra benadrukken. Er zijn uitwassen, maar dat neemt niet weg dat zij en zoveel duizenden collega’s hun job elke dag met hart en ziel uitoefenen, zegt ze. De keuze voor de kinderopvang was in haar geval dan ook een bewuste. In het middelbaar studeerde ze handel, tot een kantoorjob als toekomstbeeld haar zodanige nachtmerries bezorgde dat ze overschakelde naar kinder­verzorging.

“Ik ben midden in het schooljaar geswitcht, een week voor de examens. Ik moest alle leerstof in een paar dagen inhalen, maar ik werd eerste van de klas. Niemand snapte wat ik daar kwam doen, ze vonden dat ik een zwaardere opleiding moest volgen. Maar dat interesseerde me niet, ik wist meteen dat ik juist zat. Ik had mijn droomjob gevonden.” Later behaalde ze in het volwassenenonderwijs nog een A2 orthopedagogie, financieel een goede zaak toen ze nog in de jeugdvoorziening werkte. In het kinderdagverblijf wordt ze niet conform haar diploma betaald, maar dat had ze ervoor over.

Maar, geeft ze grif toe, de vreugde en voldoening die ze uit haar job haalt zijn niet meer dezelfde als een kwarteeuw geleden. En dat is precies waarom ze haar verhaal graag eens wilde doen. Omdat het zo echt niet meer kan.

“Ik voel me iedere dag tekortschieten. Ik heb het gevoel dat ik zo vaak sta te roepen in mijn klas. Pedagogisch is dat absoluut niet oké, maar ik kan niet anders. Verschillende uren per dag sta je er alleen voor. We zijn met twee, maar de ene heeft de vroege en de andere de late shift. In de uren die niet overlappen, zouden we bijgestaan moeten worden door een vliegende kracht, die van groepje naar groepje gaat en helpt waar nodig. In de praktijk zit je met zoveel zieken en vacatures die niet ingevuld raken, dat die vliegende krachten gewoon nodig zijn om een klas open te houden.

‘Toen ik begon, waren we met drie verzorgers voor een groep van twaalf kinderen. Dat was de hemel, de echte ideale wereld.’Beeld Joris Casaer

“Vaak sta ik in de badkamer kindjes te verschonen, terwijl ik zie en hoor hoe er dingen in de klas gebeuren die niet oké zijn. Het enige wat je kunt doen is roepen. ‘Pas op! Stop daarmee! Niet doen!’ Dat is niet leuk, en het helpt ook niet. Een kind dat al boos is, kalmeer je nooit door ertegen te roepen. En direct luisteren doen ze ook niet meer, hoor. Kinderen testen sowieso hoe ver ze kunnen gaan, altijd. Maar ik heb dat toch enorm zien veranderen. Vroeger werden kinderen thuis nu eenmaal veel strenger opgevoed, vandaag willen ouders graag de beste vrienden van hun kinderen zijn.

“Dat maakt mijn job dubbel zo moeilijk, want of ik nu roep vanuit die badkamer of niet, een kind dat doelbewust met de mond open op een ander afgaat, zal dan toch bijten. Dat kind weet ook dat ik op dat moment niets kan doen. Dan kan ik achteraf wat arnicazalf smeren. En diep zuchten: ‘Het is me weer niet gelukt.’

“Natuurlijk ga je zo niet blij naar huis. Er zijn dagen dat ik thuiskom en te uitgeblust ben om nog te koken, laat staan om het huishouden te doen. Soms denk ik: het is de leeftijd. Maar dan hoor ik van jonge collega’s, meisjes die de hele wereld zouden moeten aankunnen, dat ze ook een volledig weekend in bed moeten liggen om te bekomen van de hectiek van de week. Dan besef ik: het ligt niet aan mij, het is de job die zo zwaar geworden is. Voor dat loon.”

En dan hebben we nog niets gezegd over het vergrootglas waar Wijnants en haar collega’s vandaag onder liggen. Iedere ouder maakt zich momenteel logischerwijs nog meer zorgen dan ze vroeger al deden, als ze hun kind moeten achterlaten. Eén groot geluk heeft de crèche van Wijnants, zegt ze: ze genieten alle steun van de ouders.

“Mensen die hun kindje voor het eerst komen inschrijven, hebben veel vragen. Bij hen merk je een grotere bezorgdheid. Maar van de ouders van de kinderen die al even bij ons zitten, krijgen we alleen maar begrip en steun. Met hen hebben we een vertrouwensband. Toen we een dag mee gingen staken in Brussel, stonden ze als een blok achter ons.”

In het najaar, na het zoveelste onheilsbericht in de media, stuurde crèche ’t Egeltje een brief naar alle ouders waarin ze hun begrip toonden voor de bezorgdheden die bij de ouders leven, en waarin ze uitlegden dat zij er alles aan doen om misstanden te vermijden. Zelf voelt Wijnants hoegenaamd niet de nood om zich te verantwoorden.

“Voor mijn part: hang die camera’s. Ik heb niets te verbergen. Niet dat ik ervan droom dat ouders op hun werk via een webcam hun kind in de gaten houden. Zover moet het hopelijk echt niet komen. Maar mochten er ooit disputen zijn, dan zou het wel goed zijn dat we kunnen teruggrijpen naar beelden. Vandaag ondervangen we mogelijke wrevel door heel open te communiceren. Is een kind hard gevallen, dan bellen we de ouders op. “Het is oké, je moet hem niet komen halen, maar schrik straks niet, want hij heeft een fikse buil.”

Minder kinderen

“Wat er zou moeten gebeuren om de job weer draaglijker te maken? Dan is het loon voor mij niet eens prioritair. Meer collega’s, dat wil ik. Toen ik begon, waren we met drie verzorgers voor een groep van twaalf kinderen. Dat was de hemel, de echte ideale wereld. Huilde er toen een baby, dan legde je die in de buggy en reed je ermee over het terras tot die in slaap viel. Maar dat kun je niet wanneer je met twee plots vijftien, zestien baby’s onder je hoede hebt.

“Dat constante gehuil, die kleintjes niet kunnen geven wat ze nodig hebben − de warmte, de liefde die ze die eerste maanden thuis gekregen hadden: ik kon dat niet meer aan. Daarom heb ik op een bepaald moment de overplaatsing naar de oudste groep gevraagd. Ik zorg nu voor peuters vanaf 1,5 jaar, tot ze naar school gaan.

“In de loop der jaren heb ik de groepen stelselmatig groter zien worden. Ik heb jaren tegen mijn collega’s gezegd: tegen dat ik met pensioen ga, zitten we aan tien kinderen per verzorger. Dat zal nu niet meer gebeuren, ik denk dat iedereen beseft dat negen echt te veel is en dat nog meer volstrekt onverantwoord is. Mijn droom is nu: opnieuw met drie verzorgers staan – zodat je een vroege, een dagdienst en late hebt – in een groep van maximaal vijftien, zestien kinderen. Dan kun je weer spelletjes met hen spelen.

“Weet je hoever het gekomen is? Er zijn werken aan de gang in onze crèche, waardoor één klasje bij hoge uitzondering voor een paar dagen gesplitst wordt over twee andere groepen. Wij hebben nu 23 kinderen in onze klas. Maar we hebben deze week al tegen elkaar gezegd: eigenlijk is dit chiller dan anders. Omdat we nu met drie zijn in die groep. Dat maakt zo’n verschil.”

Om de kindratio, zoals dat in het jargon heet, weer naar beneden te krijgen, wordt al een hele tijd zwaar geijverd. Het is onder meer daarvoor dat al 22 weken lang iedere woensdagmiddag ouders met kroost de plenaire zitting in het Vlaams Parlement bijwonen. Om druk te zetten op broodnodige veranderingen voor een sector die zo onder druk staat. Maar alle acties ten spijt: het verlagen van het aantal kinderen per begeleider lijkt van alle wensen vandaag misschien wel het verst weg. De Vlaamse regering wacht nog op een benchmark met andere landen.

‘Van jonge collega’s hoor ik ook dat ze een volledig weekend in bed moeten liggen om te bekomen van de hectiek van de week.’Beeld Joris Casaer

Wijnants kent als geen ander de argumenten waarmee telkens wordt geschermd. Als de kind­ratio naar beneden moet, zijn er twee opties: ofwel maak je de groepen kleiner en schrap je plaatsen in de kinderopvang, ofwel trek je extra personeel aan. Dat eerste is hoegenaamd geen optie, aangezien er een chronisch gebrek aan plaatsen is. Maar het tweede is al bijna even onmogelijk, het aantal vacatures raakt nu al niet ingevuld. Eind vorig jaar stonden bij de VDAB 1.132 vacatures open in de kinderopvang. Over het hele jaar werden net geen 7.000 vacatures geregistreerd. Een absoluut record.

Sowieso heeft de opleiding serieus aan populariteit ingeboet. Ook bij ’t Egeltje merken ze dat. Voor het eerst dit schooljaar is er een stagiair in de groep. “Maar die voorzien alleen de hoogst noodzakelijke activiteiten. Toen ik haar deze week vroeg wat ze gepland had, was het antwoord: niets. Want ze had haar quotum al gehaald, en meer moest ze niet doen voor haar opleiding. De stage duurt nog wel een week.” Ze zucht. “Ik heb het nog niet durven te vragen, maar ik vermoed dat ook zij volgend jaar in haar specialisatiejaar wel voor bejaardenzorg zal kiezen. Goede stagiairs zouden meteen een job kunnen hebben, maar na een stage willen ze meestal niet meer. Zij voelen de druk natuurlijk ook.”

En toch is Wijnants stellig: haal het aantal kinderen per begeleider naar beneden en de job wordt automatisch aantrekkelijker. “Ik heb zoveel collega’s zien vertrekken, gewoon omdat de druk te hoog was en ze daardoor het plezier in hun job kwijtraakten. Ik steek er mijn hand voor in het vuur: maak de groepen kleiner en ze komen terug. Die liefde voor de kinderen brandt nog steeds, bij vrijwel iedereen. Ik heb zelfs een ex-collega die nu op een schoolsecretariaat werkt en het zo hard mist, dat ze in de zomer zou willen komen flexi-jobben.”

En dan komen we toch weer bij het loon uit. Want draai en keer het hoe je wilt, ook dat maakt de job vandaag onaantrekkelijk. Er volgt een sprekende anekdote. Vorig najaar kwam het goede nieuws dat de Vlaamse overheid middelen ter beschikking kon stellen voor een loonsverhoging. “Het rolde zo uit een computersimulatie. Mijn loon werd effectief verhoogd. Met 0,03 euro. Dat is geen grap. De compensatie was wel degelijk voordelig voor startende jongeren, maar wie zoveel jaren dienst heeft als ik, mag gewoon voortploeteren. We kosten blijkbaar al genoeg.”

Het is niet alleen het eigen welzijn en dat van haar collega’s waar Wijnants zich zorgen over maakt. Minstens even hard is een verlaging van de kindratio nodig voor de kinderen zelf. “Als een kind ongelukkig is, is de kans groot dat niemand dat opmerkt. Ouders brengen ’s avonds soms maar hoogstens anderhalf uur met hen door voor ze gaan slapen, en overdag zijn ze een van de velen in de groep. Ik vind het niet verbazingwekkend dat vandaag zoveel kinderen met hun mentaal welzijn worstelen.”

Kort door de bocht misschien. En natuurlijk is de stap naar psychologische hulp vandaag ook minder hoog dan vroeger. En toch. “Ik maakte het mee met mijn eigen kind, dat jarenlang gepest is geweest, zwaar gepest, en ik wist van niets. Niemand wist van iets.” Zoiets zou niet kunnen gebeuren als we met z’n allen, als maatschappij, meer zorg zouden dragen voor onze kinderen, maakt Wijnants zich sterk.

Ze herinnert zich hoe ze vroeger, pakweg tien jaar geleden, bijna standaard van ouders te horen kreeg dat hun kindje klaar was voor school en goed voorbereid was geweest. Nu gebeurt dat nog maar af en toe. Ze haalt haar schouders op. “Dat is ook normaal. Ik kan er niet meer mee bezig zijn zoals vroeger. Educatieve spelletjes spelen? Daar is geen tijd meer voor. Vorig jaar gaf een mama van een kindje dat naar school vertrok ons een bon van een speelgoedwinkel cadeau. Ik heb er prachtige houten spelletjes gekocht, waar mijn peuters veel uit zouden kunnen leren. Twee keer heb ik ze al kunnen bovenhalen.

“Telkens als een kindje vertrekt uit onze groep, maken wij ook een rapportje op. Een ‘ziko’, een zelfevaluatie-instrument voor welbevinden en betrokkenheid van kinderen in de opvang. Daar vatten we dan kort op samen hoe taalvaardig het kind is, evalueren we de motorische ontwikkeling, de sociale vaardigheden. Vaak zit ik samen met de collega’s en kijken we elkaar aan: kan zij eigenlijk springen? Kan hij al kleuren? We hebben geen tijd meer om een-op-een met hen bezig te zijn, en we hebben eigenlijk zelfs nauwelijks nog tijd om hen goed te observeren. Ik ben al blij wanneer we die rapporten kunnen uitdelen en er iets opstaat. Maar dan denk ik wel: waar ben ik eigenlijk mee bezig? Dat is een heel slecht gevoel.”

Politieke beloftes

Plannen om iets aan de kinderopvang te veranderen zijn er genoeg. Ongeveer iedere politieke partij kwam al met ideeën en beloftes aanzetten. Ook afgelopen weekend nog: op het congres van cd&v kondigde voorzitter Sammy Mahdi aan dat zijn partij 10.000 extra plaatsen wil creëren in de kinderopvang, tegen het voordelige inkomenstarief. Op korte termijn moet de factuur van 9.000 bestaande plaatsen met een vrije prijs ook omlaag, doordat ze gekoppeld worden aan het inkomen van de ouder. Nog dit jaar wil de partij daar werk van beginnen te maken, want de plannen moeten deel worden van de begrotingsgesprekken in september, een datum die sowieso al in het vet genoteerd stond in de agenda van al wie actief is in de sector.

Voor de begrotingscontrole dit voorjaar had Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits (cd&v) aangekondigd extra geld te zullen vragen om de crisis in de kinderopvang te milderen. Ze werd met lege handen naar huis gestuurd, met de boodschap om in september terug te komen.

Hoe dat aankwam, vragen we Wijnants. Ze haalt haar schouders op en zucht. “Het verbaast niet eens meer. Allee, daar gaan we weer, dacht ik.”

Vorig najaar kwam het goede nieuws dat de Vlaamse overheid middelen ter beschikking kon stellen voor een loonsverhoging. Wijnants: ‘Het rolde zo uit een computersimulatie. Mijn loon werd effectief verhoogd. Met 0,03 euro. Dat is geen grap.’Beeld Joris Casaer

En dan gooit ze het er plots toch in alle vurigheid uit. “Nee, ik snap dat eigenlijk echt niet: die politici hebben toch ook kinderen? Is dat voor hen dan niet het kostbaarste? Het gaat ook om hun psychologisch en fysiek welzijn? Een kind dat al ongelukkig start, als een van de zestien baby’s die liggen te huilen in de opvang, hoe wordt dat verder groot? Zo creëer je toch geen gelukkige kinderen? Liefde en warmte, dat moeten we kunnen geven. Ik blijf wel hoop hebben. Hilde Crevits is op z’n minst empathischer dan Wouter Beke, haar voorganger. Ze is een moeder, een grootmoeder bovendien. Bij haar heb ik meer het gevoel dat ze het op z’n minst snapt.”

Eén keer heeft ze zelf gedacht: misschien moet ik toch maar iets anders gaan zoeken. Vorig jaar was dat. Tien jaar lang vormde ze een hecht team met twee andere collega’s, tot die vlak na elkaar de job uitgeblust en met een gebroken lichaam vaarwel zeiden. Vervolgens kwam er een reeks tijdelijke vervangingen. “Ik had het idee dat ik alleen nog steken aan het oprapen was die anderen lieten vallen. Toen heb ik even gedacht: wat doe ik hier nog? Maar dan kreeg ik mijn huidige collega, iemand die opnieuw op dezelfde golflengte zit, het voelde als thuiskomen. Ik ben meteen aan de directie gaan vragen: willen jullie alsjeblieft één ding voor mij doen? Mag ik deze collega houden?”

Het maakt dat Wijnants vandaag elke keer weer met frisse moed naar haar kinderen vertrekt. “Ik werk halftijds. Ook dat is een manier om het vol te houden. Maar op de dagen dat ik er niet ben, mis ik mijn kinderen. En zij mij. Ik zou dit graag willen blijven doen tot mijn pensioen, ik kan niet zonder. En ik weet: naar mijn ideale wereld gaan we niet terugkeren. Maar het gaat wel weer beter worden. Dat denk ik echt, ja.” Ze zwijgt even. “Ben ik nu naïef?”