Direct naar artikelinhoud
InterviewStefan Blommaert

Stefan Blommaert: ‘Als ik midden in de nacht telefoon kreeg dat er in Verweggistan een staatsgreep had plaatsgevonden, zat ik drie uur later op het vliegtuig’

Stefan Blommaert: ‘Er zit een agenda verborgen achter de besparingsdrift: de VRT kapotmaken.’Beeld Geert Van de Velde

Zijn moeder overleefde als bij wonder de Holocaust. Hijzelf was, als journalist van de openbare omroep, veertig jaar lang de eerste getuige van gruwel in binnen- en buitenland. Een bedaagde waarnemer, een oorlogsverslaggever met een zachte stem. Maar nu is hij met pensioen. Stefan Blommaert (64) over zijn jaren aan de Reyerslaan: ‘Onze huidige bazen mogen wat meer ruggengraat hebben.’

Voor een pensionado ziet Stefan Blommaert er behoorlijk patent uit. Daar is een reden voor, vertelt hij in een luidruchtig Brussels café. Officieel is hij nog niet met pensioen. Dat zal pas over enkele maanden het geval zijn, op 1 augustus, als hij al zijn eindeloopbaandagen heeft opgebruikt. Op zijn laatste werkdag was Blommaert te gast in VRT NWS Laat op VRT 1: hij kreeg er een mooi filmpje van de collega’s te zien met een terugblik op veertig jaar trouwe dienst aan de Reyerslaan. Hij was even van de kaart, zegt hij.

Stefan Blommaert: “Het was me helemaal ontgaan dat ik ooit, met een berenmuts op, een stand-up in Siberië had gedaan bij min 40 graden Celsius. Mijn collega’s hadden zelfs beelden gevonden van de periode vóór ik bij nationale omroep werkte. Ik was ooit als scholier geïnterviewd door BRT-coryfee Wim Offeciers. Hij was onze leraar aardrijkskunde.”

Wim Offeciers: ‘Wat ga je later doen?’ De 17-jarige Stefan Blommaert: ‘Geschiedenis studeren en daarna doppen, zoals iedereen.’

“Ik herhaalde gewoon wat het PMS, het toenmalige CLB, me enkele weken daarvoor had gezegd: geschiedenis was een slechte studiekeuze: ‘Dan gade-gij doppen, hè, manneke.’ In die tijd kreeg iedereen het advies exacte wetenschappen te studeren.”

In het filmpje zat veel oorlog.

(haalt schouders op) “In de jaren 90 had je de Balkanoorlog.”

Beschouw je jezelf als een oorlogsverslaggever?

“Ik ben een buitenlandverslaggever, geen oorlogsverslaggever. Die laatste trekt van de ene oorlog naar de andere, hij heeft geen band met de regio waarover hij verslag uitbrengt. Ik ging naar de Balkan omdat ik de regio beter wilde begrijpen. Bij mijn eerste oorlogservaring, in Bosnië, heb ik grote ogen opgezet. Daar werden collega’s rechtstreeks vanuit Libanon ingevlogen. Die kenden niets van de streek.

“In de Holiday Inn in Sarajevo zaten we allemaal samen. ’s Avonds kregen we gratis eten van het huis, maar wat een gesnoef was me dat aan tafel: de anciens overtroefden elkaar met sterke verhalen. Ik voelde me er niet thuis. Ik had ook lang moeten aandringen om naar Sarajevo te mogen.”

Was je levensverzekering te duur?

“Mijn VTM-collega Danny Huwé was in 1989, bij de Roemeense revolutie, onder de kogels van snipers gestorven. Dat heeft een trauma in de Belgische media veroorzaakt: chefs waren terughoudend om hun mensen naar oorlogsgebied te sturen. Kris Borms, mijn toenmalige hoofdredacteur, stemde uiteindelijk toch in, op voorwaarde dat onze ploeg alle mogelijke middelen zou krijgen: kogelvrije vesten, helmen, een pantserwagen en voldoende geld om militairen in geval van nood bij checkpoints om te kopen of in geval van een gijzeling jezelf vrij te kopen.”

Je nam losgeld mee naar Sarajevo?

“Cash, want daar had je geen Bancontact. Dollars en Duitse marken, als ik het me goed herinner. Ik droeg dat op mijn lichaam in een zakje.”

Om welk bedrag ging het?

“Geen idee, maar het was niet alleen bestemd voor onze ploeg, ook voor de plaatselijke medewerkers, de fixers.

“In de nasleep van de Balkanoorlog hebben VRT-journalisten hun eerste opleiding voor oorlogsjournalistiek gekregen. Een weekend met de para’s in Marche-en-Famenne, waar we met allerlei oorlogssituaties werden geconfronteerd. We leerden ook wanneer we er hard vandoor moesten gaan of stil moesten blijven zitten. ‘Ga nooit van de verharde weg af’: ook dat heb ik onthouden. Zelfs op vakantie durfde ik een tijdlang niet in een veld te gaan plassen uit angst dat ik op een mijn zou trappen (lacht).”

Hoeveel oorlogen heb je verslagen?

“Een stuk of vijf.”

Ben je vaak bang geweest?

“Gelukkig wel: als je je er niet door laat verlammen, is angst een goede raadgever. Hij belet dat je te ver gaat. In de Holiday Inn in Sarajevo kreeg ik een kamer aan de zijkant. Ik had geen keuze: de voorkant van het hotel was helemaal weggeschoten en de achterkant was volgeboekt. In mijn kamer was het glas in de ramen vervangen door hulpverlenersplastic waarin gaatjes zaten: door de inslagen in de muur zag je het traject dat kogels hadden afgelegd. Als ik op bed lag, leek het risico niet zo groot: de Serviërs beschoten het hotel vanuit een schuine hoek. Maar de eerste nacht ben ik wel met een dekentje in bad gaan liggen.

“Je weet pas echt dat het gevaarlijk is, als het te laat is. Ten tijde van de bombardementen op Belgrado, in 1999, konden we dankzij ons contact – een man die dicht bij de Servische president Slobodan Milosevic stond – geregeld exclusief in Kosovo gaan filmen. Op een dag kreeg ik van die man het voorstel naar een ander deel van Kosovo te trekken. Ik wimpelde het af: ik zou dat weekend voor de verjaardag van mijn zoontje over en weer naar België vliegen. Maar een andere groep journalisten die dat weekend wél is meegegaan, is getroffen door een bombardement van de NAVO, met als resultaat één dode en één gewonde. Daar hadden wij bij kunnen zijn.”

Hoe schizofreen is het om vanuit oorlogsgebied het vliegtuig te nemen voor het feestje van je zoon?

“Als westerse journalist kun je op om het even welk moment terug. De mensen ter plaatse hebben die luxe niet. Natuurlijk is dat soms pijnlijk en hartverscheurend, maar je bent journalist, geen hulpverlener. Het is niet je taak mensen te redden.”

Verandert werken in oorlogsgebied een mens?

(knikt) “Het leed dat je ziet, grijpt je telkens opnieuw aan. De eerste keer maakte ik het mee in Armenië, waar in 1988 25.000 mensen bij een aardbeving waren omgekomen. Ik had nog geen lijk van dichtbij gezien. Ik had de geur van de dood nog niet geroken.”

Je had al bericht over de gezonken ferry The Herald of Free Enterprise, toch?

“Ik was niet op het schip geweest: ik had alleen lichamen onder lakens zien liggen. In Armenië lagen de lichamen op straat. Ik werd rechtstreeks geconfronteerd met het verdriet van nabestaanden. Ik heb ook met vluchtelingen uit Nagorno-Karabach gesproken, waar oorlog was uitgebroken. Ik hoorde verhalen van kinderen van 10 die waren verkracht. Ik ben thuisgekomen, ik heb mijn reportage afgewerkt en ik ben ingestort: ik hield niet meer op met huilen. Gelukkig kon ik er met mijn vriendin over praten.

“Praten is altijd het beste. Traumatische ervaringen verwerk je door ’s avonds met je collega’s een pint te gaan pakken en te spreken, desnoods met humor en cynisme. Het belangrijkste is dat je het erover hebt. Dat helpt meer dan een gesprek met een therapeut.”

Je was een oorlogsverslaggever met een zachte stem. Heb je getwijfeld of je hard genoeg was voor de stiel?

(verbaasd) “Geen moment. Je mag medeleven tonen met mensen die je onderweg ontmoet, maar dat mag je niet in je reportages laten zien. Je kiest geen partij.”

‘Jan Balliauw en ik kennen elkaar al 44 jaar, we zijn de beste vrienden. Ik denk niet dat het tussen ons nog stuk kan in dit leven.’Beeld VRT

Old-school.

“Dan ben ik maar old-school: een journalist hoort neutraal te zijn. Toen ik in Sarajevo twee weken lang onder vuur van de Serviërs lag, stond ik uiteraard dichter bij de belegerde partij, de Bosnische moslims. Maar daarom noemde ik Serviërs nog geen schurken in mijn reportages. Ik gaf aan de hand van feiten een beeld van wat zich daar afspeelde, en ik liet de kijker zelf oordelen. Afstandelijkheid is een deel van je geloofwaardigheid als journalist. Misschien is dat wel de reden waarom de klassieke journalistiek het tegenwoordig zo zwaar te verduren heeft. Collega’s laten zich verleiden tot emotie en nemen posities in. In Amerika is dat schering en inslag: als je daar geen partij kiest, ben je geen goede journalist. Gelukkig is het bij de VRT nog niet doorgedrongen, maar misschien is de evolutie niet tegen te houden.”

Na de aardbeving in Turkije zag ik een VRT-journalist een geïnterviewde in de armen nemen en troosten.

“Ik spreek niet over collega’s, maar ik zou dat zelf niet doen. Het is te zeggen: ik zou het wel doen, maar ik zou het niet laten zien.”

Heb je nooit overwogen de Wetstraat te volgen: makkelijker werkomstandigheden, meer prestige, meer zichtbaarheid ook?

“Toen ik bij de BRT begon, was er geen buitenlandredactie. Journalisten deden alles: eindredactie, presentatie, binnen- en buitenlandverslaggeving. De enige reportages die we over het buitenland maakten, waren over de NAVO-toppen, de Europese Gemeenschap en de G7. Dat is pas veranderd onder het hoofdredacteurschap van Kris Borms. Hij vond dat ik me zichtbaarder moest opstellen, zodat hij tegenover zijn oversten kon verantwoorden dat hij me geregeld naar Oost-Europa stuurde.

“De Wetstraat interesseerde me niet. Ik was gefascineerd door wat zich in Oost-Europa afspeelde, zeker nadat Michail Gorbatsjov in de jaren 80 aan de macht was gekomen in de Sovjet-Unie. De wereld kantelde. Vóór ik bij de BRT belandde, had ik jaren meegewerkt aan Radio Centraal, een Antwerpse vrije radio. Met onze nieuwsredactie, onder wie Jan Balliauw, presenteerden we elke weekdag een ochtend- en avondblok met internationaal nieuws – lang vóór de openbare omroep dat deed.”

In 1993 ging je in het buitenland wonen: je werd correspondent in Rusland.

“Jan had het twee jaar lang als freelancer gedaan. Hij vroeg of ik zin had het over te nemen. Op dat moment had ik twee jonge kinderen: vanzelfsprekend was het niet, maar mijn toenmalige vriendin stemde ermee in. En ik bedong een regeling waardoor ik om de drie maanden naar België kon, en zij met de kinderen om de drie maanden naar Rusland kwam – we zagen elkaar om de zes weken. Uiteindelijk heeft dat anderhalf jaar lang geduurd.”

Is het correspondentschap te combineren met een gezinsleven?

“Het is anders als je, zoals ik in Peking, mensen rondom je hebt, maar zelfs dan geldt het adagium: als er breaking news is, gaat het werk voor. Nu, dat was in België niet anders. Als ik midden in de nacht telefoon kreeg dat er in Verweggistan een staatsgreep had plaatsgevonden, zat ik drie uur later op het vliegtuig. De prioriteit was altijd het werk. (Hervat zich) Mijn moeder is overleden toen ik correspondent in China was. Toen ben ik wel meteen naar huis gevlogen.”

Heb je een prijs betaald?

“In mijn toenmalige relatie, met mijn eerste vriendin, heb ik fouten gemaakt. Ik heb niet genoeg aandacht aan mijn kinderen besteed. Maar dat is me niet verweten in de context van het werk: mijn vriendin begreep dat ik moest vertrekken als de baas belde. En van mijn zonen heb ik niet vernomen dat ze mijn afwezigheid als een gemis hebben ervaren. Ik hoop dat ze me toch een goede vader vinden (lacht). Met mijn dochtertje probeer ik wel voldoende qualitytime door te brengen, dat moet lukken nu ik met pensioen ben.”

‘Zelfs op vakantie durfde ik een tijdlang niet in een veld te gaan plassen uit angst dat ik op een mijn zou trappen - geleerd van de para’s (lacht).’Beeld Geert Van de Velde

HELD IN SIBERIË

Hoe heb je als journalist het verschil gemaakt?

“Wat me bijblijft, is een reportage voor Panorama over de toenmalige drang naar meer soevereiniteit in Siberië. Geen breaking news, we wilden gewoon het beeld oproepen van het traditionele leven ginds en met de rendierhouders in de bergen spreken, op honderden kilometers van de stad Jakoetsk. Over de weg kon je er vanuit Moskou niet heen, dus hebben mijn assistente en ik een militaire helikopter met een piloot gecharterd: 100.000 frank voor één dag. Uiteraard was dat niet helemaal koosjer, maar ik had mijn baas wel van mijn plan op de hoogte gebracht. Hij ging akkoord op voorwaarde dat ik het geld op een andere post bespaarde. Het is een onvergetelijke dag geworden: in the middle of nowhere werden we door de rendierhouders als helden ontvangen. Alleen, hun rendieren hadden ze losgelaten in de bergen. We zijn die zelf gaan zoeken en hebben vanuit de helikopter spectaculaire beelden van een gigantische kudde gemaakt.”

Kuifje in Siberië.

“Je tast af en toe de grenzen af, maar altijd na overleg met de baas in Brussel. Mijn eerste reportage in Moskou, in de schaduw van de top tussen Michail Gorbatsjov en Ronald Reagan, ging over de maffia en de welig tierende prostitutie in de staatshotels. Ik moest de pooiers betalen voor een interview met de meisjes. 50 dollar, als ik me niet vergis, peanuts. Dat is ook op het randje van wat deontologisch kan. En dan moest ik nog uitkijken dat die meisjes geen dingen zeiden waarvan ze veronderstelden dat ik ze wilde horen. Tegen mijn studenten journalistiek zeg ik altijd: ‘Je betaalt niet voor interviews!’ (lacht)

Hoeveel extra kijkers hebben de spectaculaire helikopterbeelden van Jakoetsk opgeleverd?

“Geen. Die beelden dienden om de reportage toegankelijk te maken. Panorama maakte er een erezaak van de kijker via het beeld in de inhoud mee te nemen.”

Zou zo’n onderwerp vandaag nog kunnen?

“Nu wordt elke eurocent tien keer omgedraaid, maar als je goed pitcht, kun je nog altijd eindredacteurs of chefs overtuigen. Mijn laatste reportage heb ik in Taiwan gemaakt. Welke Vlaming ligt wakker van Taiwan?”

Binnenkort zijn dat er misschien heel veel.

(knikt) “Als China zijn hand naar Taiwan uitstrekt, wordt het nieuws. Daarom was ik indertijd ook naar Siberië getrokken. De instorting van de centraal geleide Sovjet-Unie was nieuws.”

Heb jij je ooit om kijkcijfers bekommerd?

Jamais. Collega’s keken weleens na hoe hun bijdragen hadden gescoord, maar mij interesseerde het niet. Natuurlijk streef je als journalist naar een zo groot mogelijk publiek, maar je mag je niet door cijfers laten leiden.”

Welke bijdrage van jou heeft de hoogste cijfers opgeleverd?

“Dat weet ik niet. Het verbaast me wel dat een analyse van de toestand in China soms een uur lang op één staat in de top vijf van de meest gelezen stukken op de website van VRT NWS. China geniet momenteel een grote belangstelling in Vlaanderen. Dat weet ik ook omdat ik er tot in de kleinste dorpen lezingen over geef.”

Overweegt de VRT weer een correspondent naar China te sturen?

“Nu raak je een teer punt aan. (Zwijgt) Oké, ik heb er nooit doekjes om gewonden dat het een verkeerde beslissing was om ons kantoor in Peking te sluiten, want de journalistieke onderwerpen lagen er voor het oprapen. Ook ons kantoor in Washington is dichtgegaan. Björn Soenens heeft die beslissing genomen als hoofdredacteur. Het correspondentschap was volgens hem een verouderd journalistiek concept. We zouden het, naar het voorbeeld van de BBC, voortaan met pop-upcorrespondenten doen. Alleen, de BBC heeft daarnaast óók vaste correspondenten. (Zucht) Het was al verkeerd om in 2000 het kantoor in Moskou te sluiten. Het argument van de toenmalige hoofdredacteur (Leo Hellemans, red.) was: ‘Poetin is een grijze muis, met hem gaan we niets beleven.’ Nu zouden die drie kantoren grote troeven zijn.”

De VRT heeft wel weer een correspondent in de Verenigde Staten: ex-hoofdredacteur Björn Soenens.

“Dankzij Trump hebben we er weer een kantoor, in New York deze keer.”

Trump genereert kijkcijfers.

“Kijkcijfers spelen zeker een rol in het journalistieke beleid. In de dagelijkse beslissingen die eindredacteurs nemen, de formats die we maken, de flow van Het journaal. Ik begrijp dat allemaal, maar het mag je journalistieke werk niet domineren. En dat gebeurt soms wel.”

Hoe kijk jij naar Het journaal?

“Op sommige dagen is het heel goed, met veel aandacht voor buitenlands nieuws, op andere dagen frons ik de wenkbrauwen. In vergelijking met Nederland doen we het niet slecht. Het journaal van de NOS beschikt over een veelvoud van ons budget, maar het journaal van de VRT is beter. En dan heb ik het nog niet eens over de RAI of andere buitenlandse openbare omroepen.”

Jan Balliauw beleeft als verslaggever van de oorlog in Oekraïne een Indian summer. Hij verricht prima werk. Denk je nooit: dat had ik ook kunnen doen?

“Jan Balliauw en Marijn Trio zijn zonder discussie de mensen die als eersten in deze oorlog moesten worden ingezet. Maar ik had ook graag mijn steentje bijgedragen. Het is me niet gevraagd.”

Waarom hebben ze jou niet gevraagd?

“Dat moet je hogerop vragen.”

Hoe is de relatie tussen Jan en jou?

“We kennen elkaar 44 jaar, we zijn de beste vrienden. We hebben samen veel wodka gedronken en in hetzelfde gemeenschapshuis gewoond. Ik denk niet dat het tussen ons nog stuk kan in dit leven (lacht).”

SPUITJE VAN MENGELE

Je hebt heel wat ellende gezien. Valt dat los te zien van wie je als persoon bent, de zoon van Regine Beer, overlever van de Holocaust?

“Ik ben door mijn moeder opgevoed in een sfeer van vriendschap en vrede. Ze leerde me met iedereen overeen te komen en me te verzetten tegen onrecht en conflict. ‘Het begint klein,’ zei ze altijd, ‘en je ziet waartoe het leiden kan.’ De Tweede Wereldoorlog, bedoelde ze. Natuurlijk heeft dat invloed gehad op mij. Ik wil de oorzaak van conflicten kennen en ze ook oplossen, als het enigszins kan. Maar ik ben door mijn moeder niet op een andere manier aan journalistiek gaan doen.”

‘Mijn broer was mijn steun en toeverlaat als ik weer eens een conflict met mijn moeder of de school had. Mijn mentor. Ik vermoed dat hij later ook wel trots was op zijn kleine broertje.’Beeld Geert Van de Velde

Ze was wereldberoemd in Vlaanderen omdat ze bijna tweeduizend lezingen over haar ervaringen in het concentratiekamp van Auschwitz heeft gegeven. Merkwaardig genoeg heeft ze in haar gezin lange tijd gezwegen over haar verleden.

“Ze heeft gezwegen tot ze in de jaren 70 een rol kreeg in Beschuldigde sta op (een reeks op de BRT over al dan niet fictieve assisenzaken, red.). Ze speelde de moeder van een vrouw die getrouwd was met de zoon van dokter Josef Mengele – de beruchte kamparts. Ze had haar schoonzoon proberen te vermoorden.

“Mijn moeder had alle mogelijke informatie over het scenario, maar geen tekst. Die heeft ze geïmproviseerd op basis van wat ze zelf had meegemaakt.”

Dokter Mengele hád haar ooit een spuit gegeven.

(knikt) “Er was op haar geëxperimenteerd. Ze heeft die rol zo levensecht neergezet dat die weerklank in de kranten kreeg, en daarna zijn de aanvragen van de scholen gekomen om over haar verleden te getuigen. Op dat moment was ze net met pensioen.”

Waarom heeft ze thuis zo lang gezwegen?

“Dat moest ze van haar familie. Toen ze uit Auschwitz terugkeerde, zei haar moeder dat ze opgelucht en blij was. ‘Maar nu ga je er wel over zwijgen,’ voegde ze eraan toe, ‘je moet het vergeten.’ En ze heeft gezwegen, mijn moeder was gezagsgetrouw – daarom is ze ook in dat kamp terechtgekomen: ze heeft zich, op aandringen van haar schooldirectrice, zélf aangegeven. Ze was niet volledig Joods.

“Ik ben er als kind voor het eerst mee geconfronteerd toen ik in het Stadspark een denigrerende opmerking maakte over een orthodoxe Jood die ons pad kruiste. Mijn moeder was geschokt. Toen heeft ze me een deel van het verhaal verteld: ‘Wij zien er niet uit als Joodse mensen, wij zijn vrijzinnig, maar onze voorouders waren het wel.’

“Na de scheiding van haar eerste man had ze een vriend die in het verzet had gezeten. Met hem ging het vaker over WO II. Maar het verhaal van Auschwitz heeft ze me pas verteld toen ik op mijn 13de voor de les zedenleer een verhandeling over de deportatie van de Joden schreef. Tien jaar later heeft ze dat verhaal publiekelijk verteld.

“Mijn moeder heeft dertig jaar lang gezwegen. Het gevolg was dat ze mentaal kapot was. Elke nacht werd ze door nachtmerries geplaagd, in haar hoofd bleef ze naar Auschwitz terugkeren. In de jaren 60 is ze in therapie gegaan, en dat heeft haar gesterkt. Maar de lezingen voor scholen hebben haar écht geholpen. Bijna overal voelde ze begrip.”

Heeft het zwijgen op jullie gezin gedrukt?

“Mijn moeder was ontzettend streng. Met de beste bedoelingen: ze wilde mijn zus, mijn broer en mezelf tot weerbare mensen opvoeden. Verdriet hoorde daar niet bij. Gevoelens kon je ook beter niet laten zien – wel affectie. En een aantal onderwerpen waren taboe: over de dood van haar eerste man sprak ze niet. Of ze zei onaangename dingen over mijn vader.”

Je broer en je zus hebben een Franse achternaam: zij heten Morantin.

“Mijn moeder was eerst getrouwd met een Franse krijgsgevangene, die ze had leren kennen tijdens haar terugkeer uit Auschwitz. Dat was een problematische relatie. Kort na de geboorte van mijn broer is die man overleden. Daarna is ze met haar twee kinderen terug naar België gekomen en heeft ze mijn vader leren kennen. Ook met hem is ze niet lang samengebleven. Mijn moeder was erg onzeker, bang om fouten te maken. Vandaar haar strengheid, vermoed ik. Als puber heb ik onwaarschijnlijk veel conflicten met haar gehad. Over alles: politiek, opvoeding, de relatie met mijn vader – het kwam geregeld tot explosies. Misschien had het te maken met wat ze in Polen heeft meegemaakt, wie zal het zeggen?

“Ook over de Holocaust waren we het niet altijd eens. Haar oorspronkelijke analyse was: de Joden zijn gedeporteerd en uitgeroeid door de Duitsers. Toen we haar erop attendeerden dat ook homo’s, politieke dissidenten en zigeuners waren weggevoerd, minimaliseerde ze dat. ‘Moeder, de roze driehoek?’ – ‘Die hebben zeker niet zoveel afgezien als wij.’ Pas later, tijdens haar lezingen, is ze ook over hen gaan spreken en heeft ze haar getuigenis verbonden met de strijd tegen het racisme en het Vlaams Blok.”

Was jij als tiener een trotskist?

“Een hevige trotskist, tot ik voor Radio Centraal aan journalistiek ging doen. Toen kon ik geen partijkaart meer hebben, vond ik. Michel, mijn negen jaar oudere broer, heeft me in het trotskisme geïntroduceerd. In de jaren 60 zag ik hem thuis naar allerlei demonstraties vertrekken met vlaggen en luidsprekers. Mijn eerste betoging was tegen de staatsgreep van generaal Augusto Pinochet in Chili, ik was 15.”

Michel was een theatermaker.

“Hij was een tijd actief bij het linkse theatergezelschap Het Trojaanse Paard. Met hem ben ik vaak opgetrokken, niet alleen naar betogingen, ook naar het café – op momenten dat mijn moeder dacht dat ik bij hem thuis onder de wol lag. Hij heeft veel voor me betekend. (Zwijgt) Michel was gek van Afrika. Hij is in Mali gestorven na een beet van een malariamug. Cerebrale malaria: als ze hem snel genoeg hadden gerepatrieerd, hadden ze hem misschien nog kunnen redden, maar dan zou een deel van zijn hersenen wel onherroepelijk beschadigd geweest zijn. Misschien is het beter zo. Hij was een jonge vijftiger.

“Mijn vader heeft me, als professor bouwkunstgeschiedenis, ongeveer alle kunstkerken van Italië laten zien, maar hem zag ik maar om de twee weken. Mijn broer was mijn steun en toeverlaat als ik weer eens een conflict met mijn moeder of de school had. Mijn mentor. Ik vermoed dat hij later ook wel trots was op zijn kleine broertje.”

‘Als puber had ik veel conflicten met mijn moeder. Misschien door wat ze in Auschwitz had meegemaakt.’ (Foto: Regine De Beer, Blommaerts moeder.)Beeld Diego Franssens

BESPARINGSDRIFT

Hoe zal het de VRT vergaan zonder Stefan Blommaert?

“Uitstekend: niemand is onmisbaar (lacht). Ik kijk wel met lede ogen naar de besparingen die de overheid ons al enige tijd oplegt.”

Bij de nieuwsdienst zijn bij de recente grote ontslagronde geen slachtoffers gevallen.

“Bij de nieuwsdienst worden mensen die verdwijnen niet allemaal vervangen. Maar goed, die ontslagronde was een klap. Het was de eerste keer in de geschiedenis van de VRT dat zo’n grote groep aan de deur werd gezet. Op de werkvloer is daar geen enkel begrip voor. De top van de VRT had wel wat harder met de Vlaamse regering mogen onderhandelen over de beheersovereenkomst.”

Frederik Delaplace, CEO van de VRT, staat erom bekend dat hij zich inschikkelijk opstelt tegenover de politiek.

“Dan heb ik liever een baas als Bert De Graeve, die ook zware besparingen en hervormingen heeft doorgevoerd. Hij stelde zich wel kordaat op tegenover de politiek. Het heeft tot zijn ontslag geleid. Onze huidige bazen mogen wat meer ruggengraat hebben.”

Wat is de toekomst van de VRT: een zender voor nieuws en cultuur?

“Waarom zou de VRT zich daartoe beperken? De openbare omroep heeft bewezen dat hij amusement op niveau kan brengen. Vertel me eens: waarom moest Thuis, niet bepaald mijn lievelingsprogramma, zo nodig worden uitbesteed? Ik begrijp dat niet. De VRT deed dat goed. Zal dat zoveel goedkoper worden gemaakt door de privésector? Er zit een agenda achter de besparingsdrift. Als televisie maken steeds meer kost, waarom geeft de politiek dan alsmaar minder geld aan de VRT? Dan heb je maar één doel: de openbare omroep kapotmaken.”

Had jij ook elders kunnen werken?

“De VRT heeft me ontzettend veel gegeven, maar als ik niet voor het toelatingsexamen was geslaagd, zat ik nu misschien als leraar geschiedenis op een mooie carrière in het onderwijs terug te blikken.”

Maar het is de moeite waard geweest?

“Absoluut.”

© Humo