Doctorandi

Vernietigend rapport over grensoverschrijdend gedrag aan UGent

© belga

Een intern rapport schetst hoe wijdverspreid en veelvoorkomend grensoverschrijdend gedrag is tegenover doctorandi aan de UGent. Ook de aanpak schiet tekort: jonge onderzoekers wantrouwen de bestaande meldpunten.

Klaas Maenhout

Van machtsmisbruik en pest­gedrag tot racisme en meldingen die niet aangepakt worden. Een ­intern rapport dat De Standaard kon inkijken, brengt voor het eerst het grensoverschrijdend gedrag bij doctorandi en postdocs aan de UGent structureel in kaart.

Aan de hand van gesprekken met 120 jonge onderzoekers uit tien faculteiten wordt een bijzonder pijnlijk beeld geschetst van de werkcultuur aan de universiteit en de aanpak rond overschrijdend ­gedrag. ‘De veelvuldigheid en ­diversiteit van ervaringen dwingen tot zelfreflectie’, klinkt het in het rapport – een initiatief van de ­­­ver­tegenwoordigers van de groep met 7.000 doctorandi en postdocs.

Terwijl tot nu vooral excessen boven water kwamen, wordt in dit rapport de gelaagdheid van grensoverschrijdend gedrag duidelijk. Er wordt onder meer ingegaan op de toxische werkomgeving, de ­onbeteugelde werklast, de cultuur van favoritisme en vooral: de macht van promotoren.

Uit het rapport blijkt dat het gros van de onderzoekers tijdens hun doctoraat gedwongen wordt tot taken die nooit afgesproken zijn. Die grijze zone leidt tot wantoestanden. Zo klinkt het in één ­faculteit unaniem dat het doctoraatsonderzoek iets is ‘wat buiten de uren gebeurt’. Tijdens de werkuren moesten niet-onderzoeks­taken – zoals lesgeven of labo­onderzoek – worden uitgevoerd. Een andere getuigt dat ‘geen ­sociaal leven hebben’ de norm is ­binnen de faculteit.

Onderzoekers uit vrijwel alle ­faculteiten geven ook aan dat ze ­fictieve cijfers moeten opgeven over hoeveel uren ze lesgeven en hoeveel uren ze aan hun doctoraat kunnen werken.

Falende structuur

Het rapport legt ook falende structuren bloot. Zo is er sprake van een ‘structureel gebrek aan feedback’, een ‘onduidelijke rolverdeling’ en een ‘overdreven hiërarchische structuur’. Jonge onderzoekers ­geven aan dat ze bang zijn voor ­represailles. Promotoren gebruiken en misbruiken op tal van ­manieren hun macht. Zo getuigen verschillende doctorandi dat ze ­financieel onder druk gezet worden, bijvoorbeeld door beurs­geld dat achtergehouden wordt.

Ook vrije dagen worden vaak ­ingezet als machtsmiddel. In een onderzoeksgroep wordt systematisch ‘een schuldgevoel aan­gepraat over verlof opnemen’. Een promotor gaf aan dat het niet de ­bedoeling was vakantiedagen ook effectief op te nemen. Een derde spreekt over de gewoonte om ­‘verlof te verdienen’, bijvoorbeeld met een publicatie.

Opvallend: in het rapport is ook sprake van racisme. Eén promotor voert volgens onderzoekers een ­actief beleid om vooral Chinese doctorandi aan te trekken ‘om een soort arbeid onder dwang te cul­tiveren’. In een andere onderzoeksgroep moeten niet-Belgische ­onderzoekers stelselmatig langere dagen kloppen omdat ze extra onderhoudstaken opgelegd krijgen. ‘De UGent moet reflecteren waarom het mogelijk blijft dat er zoveel voorbeelden naar boven komen.’

Zonder gevolgen

Jonge onderzoekers getuigen ook over excessen: schreeuwen, publieke vernederingen en plat seksisme. De uitkomst is soms tekenend. In een departement is al tien jaar geen enkele doctoraat afgewerkt. De onderzoekers vertrokken allemaal vroegtijdig. ‘Nooit werd formeel feedback ingewonnen.’ Andere promotoren zijn dan weer onbereikbaar en hebben na jaren nog geen feedback gegeven. En het pijnlijkste voor de UGent: de aanpak van de problemen laat volgens de doctorandi vaak te wensen over. In vrijwel elke faculteit zijn er ­‘gekende gevallen van promotoren die op ­regelmatige basis grensoverschrijdend verdrag vertonen, schijnbaar zonder gevolgen’.

De bestaande systemen worden door verschillende doctorandi zowat met de grond gelijkgemaakt. De algemene vaststelling is dat er ‘een fundamentele discrepantie is tussen hoe diensten in theorie functioneren en in de praktijk worden ervaren’. De UGent lijkt bovendien ‘nooit lessen te trekken uit eerdere cases’ en doet er zo ‘schijnbaar alles aan om geen structurele hervormingen qua beleid of werkcultuur te moeten doorvoeren’.

Het rapport dringt aan op een ‘grondige herziening’ van Trustpunt, het centrale meldpunt aan de UGent. Onderzoekers noemen hun ervaringen ‘traumatisch’, ­‘intimiderend’ of zelfs ‘contra­productief’. Zo betreuren onderzoekers dat Trustpunt ‘altijd een versie van de feiten opzoekt waarbij beide partijen schuld hebben, terwijl dat overduidelijk niet het geval is’. Ook de meldpunten aan de faculteiten krijgen kritiek. Heel wat onderzoekers geven aan dat ze de mensen daar niet vertrouwen.

De raad van bestuur buigt zich volgende week over het rapport. Rector Rik Van de Walle benadrukt dat ‘de getuigenissen die aan bod komen zeer pijnlijk, maar geloofwaardig zijn’. ‘We werken binnen de UGent met velen aan het traject rond respectvol gedrag en dergelijke getuigenissen maken duidelijk dat dit thema een absolute prio­riteit moet blijven. Ik neem alle feedback uit de gesprekken zeer ernstig. De komende maanden zal verder overleg volgen.’