Natuur

Vooral broedende dieren zijn pineut van natuurbrand in Hoge Venen

De brand in de Hoge Venen, waarbij 170 hectare natuur getroffen is, bleef oppervlakkig. De vegetatie herpakt zich wel, maar de tijd dat een (gecontroleerde) brand een zegen voor de natuur was, ligt achter ons.

Tom Ysebaert

Een grote brand in de Hoge Venen, in het oosten van het land, heeft 170 hectare natuur aangetast waarvan zeker 50 hectare vernield zou zijn. Het lokale brandweerkorps moest de hulp inroepen van de collega’s van net over de Duitse grens om de brand te bestrijden en ook de civiele bescherming werd ingeschakeld.

De oorzaak is nog niet bekend, maar het kan haast alleen een ­achteloze bezoeker te wijten zijn. Een natuurlijke oorzaak zoals bliksem is uitgesloten. De brand deed zich voor nabij het Allgemeines Venn, in een zone die de hoogste beschermingsstatus geniet en waar geen bezoekers mogen ­komen, ook niet met een gids.

Drooggelegd

Roger Herman, erevoorzitter van de natuurvereniging Les Amis de la Fagne, kwam ter plaatse en maakt een eerste balans op na de brand. ‘Het ziet ernaar uit dat de brand oppervlakkig is gebleven. De ondergrond van het veen is ­gelukkig heel nat en daardoor ­gevrijwaard. Het zijn vooral verdorde planten, zoals pijpenstrootje, heide en bosbessen, die in vlammen opgegaan zijn.’

Meer zorgen maakt Herman zich over de dieren. ‘Van de soorten die op de grond broeden kan het nest vernield zijn. Ik denk aan de boompieper of de boomleeuwerik.’ Ook hagedissen en andere ­reptielen, zoals adders, kunnen een klap gekregen hebben.

Toch is dit voorval niet van het kaliber van de brand die de Hoge Venen in 2011 trof nabij ­Baraque Michel. Toen ging een ­duizendtal hectaren in rook op. En daar is de natuur toch ook van ­bekomen, zeggen ze bij Les Amis de la Fagne.

'Of een veenbrand een ramp betekent voor de natuur, hangt af van de droogtetoestand’, zegt Geert De Blust, tot voor kort expert bij het Vlaamse Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. ‘Venen lijden ­onder de recente droge jaren, maar ze zijn vaak ook actief drooggelegd, om te bebossen bijvoorbeeld. Is de bodem droog, dan slaat zo’n brand de diepte in en kan hij de aanwezige zaden vernietigen. Als het bodemwater dertig centimeter lager ligt, kan dat al het verschil maken.’

‘Vanzelf komt de heide niet terug’, zegt Geert De Blust, tot voor kort expert bij het Vlaamse Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.© BELGA

De late lente is een risicoperiode voor natuurbranden. Op de ­arme gronden is het nieuwe, frisse groen nog niet opgedoken. Er ligt veel uitgedroogd plantenmateriaal, dat de ideale brandstof vormt. Een strakke droge oostenwind kan het minste vlammetje aan­wakkeren.

Code oranje

Dat is ook in Vlaanderen zo. Op de Kempense heidegebieden geldt al enige tijd code oranje. De brand op het militair domein annex ­natuurgebied Groot Schietveld in Brecht in april 2021 smeult nog vers in het geheugen. Toen ging na een verkeerd gelopen schiet­oefening 565 hectare heide in de fik. Ook daar waren de omstandigheden ernaar: droog materiaal, veel pijpenstrootjes, wind.

Een natuurbrand kan ook een opstoot van nieuw plantaardig ­leven veroorzaken. Eeuwenlang werd de heide zelfs in stand gehouden met aangestoken, gecontroleerde branden. ‘Maar vandaag zijn die lastiger om uit te voeren,’ zegt De Blust, ‘met te droge ondergrond en te grote kans op ­vergrassing.’

Na een brand zijn het de gretige grassen, genre pijpenstrootje, die eerst de kop opsteken en de traditionele heideplanten te snel af zijn. Als er (te) veel stikstof in zo’n ­natuurgebied neerdaalt, wordt dat proces nog in de hand gewerkt.

‘Een natuurbeheerder moet dan actief ingrijpen’, zegt De Blust. ‘Schapen uitzetten om via begrazing de vegetatie kort te houden, ook om verbossing tegen te gaan. Of de overblijvende plantenresten, strooisel en de bovenste organische laag van de bodem afschrapen om zo de grassen te onderdrukken en de onderliggende zaden van de heideplanten beter te laten kiemen. Vanzelf komt de heide niet meer terug.’

Hoe brandbaar is Vlaanderen?