Chinese plunderaars viseren wrakken van Britse oorlogsschepen: "Staal is zeldzaam en kan veel opbrengen"

We gaan terug naar 7 december 1941, in volle Tweede Wereldoorlog. Japan voert een aanval uit op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbour. Drie dagen later kelderde de Japanse luchtmacht twee Britse oorlogschepen in de Zuid-Chinese Zee. Sindsdien liggen de scheepswrakken daar op de bodem, op ongeveer 100 km van de Maleisische kust.

Nu, bijna 82 jaar later, zouden Chinese plunderaars het gemunt hebben op het staal uit die oorlogswrakken. De Maleisische zeemacht merkte het Chinese schip zondag op, met aan boord metaal en wapens die wellicht afkomstig waren uit die oorlogsschepen. Het schip is vastgezet en de kapitein is opgepakt. 

Dat staal is bijzonder, want het is geproduceerd nog voor de ontsteking van de eerste atoombommen en bevat dus weinig radioactieve sporen, verklaart kernfysicus Nathal Severijns in "De wereld vandaag" op Radio 1. Bovendien ligt het al lang onder water.

"Metalen die aan de lucht blootgesteld zijn, kunnen licht radioactief worden door de kosmische straling. Staal dat onder water zit, is daar niet aan blootgesteld." Het zeewater speelt hierin een belangrijke rol. "Het dient als een soort afscherming. Radioactiviteit in het materiaal verdwijnt in de loop van de tijd, wordt minder intens. En door het zeewater wordt er ook geen nieuwe gecreëerd, want dat zeewater houdt externe straling tegen."

Plunderaars slaan munt uit het staal dat ze vinden op de bodem van de oceaan, want het is kostbaar voor de wetenschap, weet Severijns. "Voor een aantal wetenschappelijke toepassingen kan het nodig zijn om materiaal te hebben dat weinig radioactiviteit in zich heeft.  Bijvoorbeeld materiaal om radioactiviteit te meten, dat is best zo stralingsvrij mogelijk. Denk maar aan geigertellers. Maar ook voor veel meer andere toepassingen is het erg waardevol."