Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenBelgen op tournee

‘Prince ontsloeg zoveel geluidstechnici dat ik op den duur de moeite niet meer deed om de naam van de nieuwe te onthouden’

Deze Belgen touren met wereldsterren: ‘Yungblud reed me van mijn deelstep. Ik heb er nog altijd een litteken van.’Beeld HUMO

Technici en tourmanagers staan niet met hun naam op platenhoezen, worden niet in postervorm op de muren van tienerkamers geprikt en ontvangen geen Sabam-stortingen. Maar zonder hen zouden al die dingen ook voor hun werkgevers niet weggelegd zijn: zij maken de groten der aarde groot. Zeker als ze uit de festivalnatie België komen. We spraken met landgenoten die tourden met – onder anderen – Beyoncé, Muse, Foo Fighters, KISS, The Cure, Sam Smith, Yungblud en The 1975. ‘Ik móést die politieagent in Bangkok wel omkopen.’

STEVEN LEMAHIEU: ‘MIJN VRIEND TAYLOR’

‘Deze foto mag niet in Humo’, zegt Steven Lemahieu lachend wanneer hij een kiekje laat zien waarop hij en een vriend worden gefotobomd door Beyoncé. Niet alleen Bey, maar ook Muse, Foo Fighters en Ed Sheeran schakelen Lemahieu in wanneer ze met ledschermen willen werken. De Belg staat in het wereldje overigens bekend als Waffle.

Steven Lemahieu: “Een paar jaar geleden heb ik met een team de grootste ledmuur aller tijden gebouwd – het plakkaatje van Guinness World Records hangt hier op het toilet. Ik weet ook veel over licht en rigging, het ophangen en omhoogtakelen van apparatuur – of hoe je pakweg een scherm van tien ton in de lucht kunt krijgen en houden.”

Hoe ziet een concertdag er voor jou uit?

Lemahieu: “Om zes uur ’s ochtends beginnen we de vrachtwagens te lossen. Tegen een uur of vier staat alles klaar, en repareren we wat de dag voordien stuk is gegaan. Tussendoor eet ik snel iets. Om acht uur begint het voorprogramma, om negen uur de hoofdact en om twee uur ’s nachts moet alles weer ingeladen zijn. Elke minuut vertraging is een minuut minder om je te douchen en om te slapen – tot je om zes uur ’s ochtends in een andere stad wakker wordt en alles weer van voren af aan begint.

“Bands zijn wel luier geworden. Vroeger speelden ze soms vijf dagen na elkaar, waren ze één dag onderweg en speelden dan nog eens vijf dagen. Tegenwoordig spelen ze nog maximaal twee dagen na elkaar.”

Je hebt ook een paar maanden met de allesbehalve luie Prince getourd.

Lemahieu: “En ontzettend veeleisend, dat herinner ik me nog. Hij heeft in die periode zoveel geluidstechnici ontslagen dat ik op den duur de moeite niet meer deed om de naam van de nieuwe te onthouden.”

Heb je nog lastige werkgevers gehad?

Lemahieu: “Jared Leto van 30 Seconds to Mars is, euh, een geval apart. Als je hem alleen tegenkomt, is hij heel aangenaam. Maar zodra hij op tour vertrekt...”

Dat schreeuwt om een anekdote, Steven.

Lemahieu: “Oké dan. In Madrid stond Jared eens op een truss, een stuk van het podium dat naar beneden zakt. Hij mocht eraf stappen zodra die beweging voltooid was, maar hij kon niet wachten en sprong eraf. De valbeveiliging deed haar werk – en daar hing hij dan, bungelend aan een touw. Dan is het aan mij om hem even te gaan helpen.”

Je bent lang een crewlid van Foo Fighters geweest, en vorig jaar heb je ook meegewerkt aan het tributeconcert voor hun overleden drummer Taylor Hawkins in Wembley.

Lemahieu: “Ik beschouwde Taylor als een vriend. We liepen elkaars deur niet plat, maar op tournee gingen we graag samen fietsen en uit eten. Toen ik voor het tributeconcert werd gebeld, was ik op tournee met Coldplay: ik heb hen laten vallen als een baksteen, uit respect voor Taylor.

“Het verhaal gaat dat hij aan een overdosis gestorven is, maar dat is flauwekul. Taylor moest medicijnen nemen voor zijn ADHD, hij rookte wiet en de dag voor zijn dood heeft hij twee pijnstillers gevraagd aan de lobby van zijn hotel in Bogota omdat hij pijn had in zijn arm. En dan hoor je dat ze ‘een cocktail van drugs’ in zijn bloed gevonden hebben. Tja.”

Tijdens de pandemie hebben veel licht- en geluidstechnici noodgedwongen ander werk gezocht. Hoe is de situatie nu?

Lemahieu: “Veel van die mensen zijn niet meer teruggekomen: hun knowhow is voorgoed weg, en het tekort aan technici is groot. Nu neem ik elk jaar een paar jonge gasten mee op de baan om hen op te leiden.”

Hoelang wil je dat jachtige leven zelf nog volhouden?

Lemahieu: “Zolang mijn lichaam het aankan, ga ik door. Ja, het is echt een verslavende job.”

ACE ZEC: ‘HET KAKKENDE HONDJE’

Dankzij Steven Lemahieu mocht Ace Zec, producer van bands als Rhea en Diablo Blvd. en drummer bij metalband Cobra the Impaler, in 2019 op wereldtournee met Muse. Niet om de trommels van Dom Howard op te stellen, maar als video- en ledtechnicus: een job die volkomen nieuw voor hem was.

Ace Zec: “Ik had op café laten vallen dat ik eens mee op tournee wilde, en plots kreeg ik een berichtje van Waffle. Na een spoedcursus in het bouwen, bekabelen en repareren van videowalls moest ik meteen in een vol stadion aan de bak. Tijdens de show bediende ik een camera, ook voor het eerst.”

En het is nooit fout gegaan?

Zec: “Eén keer dacht ik dat ik ontslagen was, nog voor die eerste show begonnen was. Ik was mijn tourpasje kwijt: elk crewlid weet dat je dat met je leven moet bewaken – wie het vindt, kan overal binnen. Ik had al uren gezocht toen ik een paar van mijn bazen achter een hoge videowall zag staan: helemaal bovenaan hing een klein roze kaartje te bengelen. Het moet daar zijn blijven haken. Een paar collega’s die het hunne waren kwijtgeraakt, zijn naar huis moeten gaan.”

Heb je veel contact gehad met de leden van Muse?

Zec: “O, op een vrije dag kwamen ze soms gewoon mee aan de bar staan. Het zijn doodnormale mannen. Frontman Matt Bellamy praat graag over gitaren en computers, bassist Chris Wolstenholme over voetbal en Dom Howard over zijn hondje: dat gaat altijd mee op tournee en durft al eens op het podium te kakken.”

Praatte je met Dom ook over drums?

Zec: “Dat deed ik vooral met de drummers van de supportacts. Mini Mansions ging bijvoorbeeld een tiental shows mee, met Jon Theodore van Queens of the Stone Age en The Mars Volta als livedrummer. Hij vertelde dat hij eigenlijk geen zin had om bij The Mars Volta te gaan spelen. ‘De band heeft me overtuigd door een studio te boeken aan het strand’, zei hij. ‘Dan kon ik eerst een paar uur drummen en dan gaan surfen.’”

Ondertussen ben je weer in België aan het werk. Waarom heb je de internationale scene vaarwel gezegd ?

Zec: “Er waren twee redenen: ik miste mijn kinderen te veel, en er was de pandemie. Nu ik bij Cobra the Impaler speel, kan ik ook daardoor niet meer zomaar vertrekken.

“Ik heb vooral geleerd dat je op tournee in een parallelle wereld leeft. Wie het nooit gedaan heeft, zal ook nooit begrijpen wat het is om altijd onderweg te zijn. Om in bussen en hotels te leven. Het staat allemaal ver van de echte wereld af, maar het is wel vree leuk.”

CEDRIC VANDEPITTE: ‘WANDELEN MET DINO’S’

Sinds Cedric Vandepitte door Steven Lemahieu werd meegetroond op tournee met KISS, werkte hij als technicus voor namen als The Cure, Green Day, John Fogerty en Kings of Leon. Hij belt met Humo vanuit Zürich, waar hij verantwoordelijk is voor de projecties van Sam Smith.

Cedric Vandepitte: “Het is een fantastische tour. Backstage heerst een fijne vibe en Sam zorgt goed voor zijn personeel. De sfeer in het Sportpaleis, op 12 mei, was ook fenomenaal. Achteraf vertelde de boekhouder van de tour me dat hij het gejoel van het publiek tot in zijn kantoortje had gehoord.”

Wat herinner je je nog van je tour met KISS?

Vandepitte: “Het was een van de zwaarste die ik al heb meegemaakt. Hun show zit tjokvol vuurwerk, confettikanonnen, videoschermen... Dat hangt allemaal in de lucht, waardoor de technici soms letterlijk schouder tegen schouder moesten werken. Dan vloek je al eens, maar ’s avonds is dat alweer vergeten.”

Welke tour op jouw cv is je favoriet?

Vandepitte: “Die met Walking with Dinosaurs, een arenaspektakel met achttien levensgrote dino’s. We speelden drie shows per dag voor zalen vol enthousiaste kinderen, en achter de schermen heb ik vrienden gemaakt voor het leven.

“Ook met The Cure onderweg zijn was geweldig. Robert Smith en de zijnen spelen nog altijd de beste shows, ze betalen hun personeel goed en zorgen ervoor dat iedereen in een goed hotel overnacht. En als er problemen zijn, worden die nog via Smith zelf afgehandeld.”

‘Als je zoveel tijd met elkaar doorbrengt, word je onvermijdelijk vrienden, maar ik stel duidelijke grenzen.’ (Foto: Annabelle Vanbever met Yungblud.)Beeld Whatsapp

ANNABELLE VANBEVER: ‘FUIFNUMMER FENDER’

‘Sorry voor mijn gebrekkige Nederlands: de laatste tijd spreek ik het maar weinig’, bekent Annabelle Vanbever. De voorbije jaren was ze assistent-tourmanager van Charli XCX en The Chainsmokers en verving ze geregeld de tourmanager van Sam Fender. Deze zomer komt ze naar Pukkelpop met de Britse postpunkband Dry Cleaning.

Annabelle Vanbever: “Ik heb altijd in de muziekwereld willen werken, maar ik was bang dat ik nooit aan genoeg ervaring of de juiste connecties zou raken. Tot ik op een dag mijn zus moest gaan ophalen aan de AB na een show van de Britse punkband Neck Deep. Ik zat in een bar te wachten toen die jongens plots kwamen binnenvallen. Hun tourmanager was een meisje, wat me op zich al intrigeerde. Ik vroeg haar of ze nog een assistente nodig had en ze antwoordde half grappend: ‘We hebben nog een plek in de bus!’ Voor ik het wist, werd ik wakker in Amsterdam.

“Een maand later werd ik opgebeld door de guitaartechnicus van Neck Deep. Hij zocht een tourmanager voor een bevriende artiest die probeerde door te breken. Die vriend bleek Yungblud te zijn, het was zijn eerste tourneetje.”

Wat is het mafste dat je met hem hebt meegemaakt?

Vanbever: “En dat gepubliceerd mag worden, bedoel je? (lacht) Ik herinner me nog een show in Parijs met Machine Gun Kelly als verrassingsgast. Achteraf zijn we op deelsteps samen naar een bar gereden, ik zat in Machine Gun Kelly’s nek. Yungblud heeft hem toen aangereden, waarop Kelly hard viel – en ik met hem. Ik heb er nog altijd een litteken van.”

Hoe dicht mag je als tourmanager eigenlijk bij je band staan?

Vanbever: “Als je zoveel tijd met elkaar doorbrengt, word je onvermijdelijk vrienden, maar ik stel duidelijke grenzen. Op tour drink ik niet of nauwelijks, en de bus call – het tijdstip waarop iedereen weer ‘binnen’ moet zijn na een show – neem ik serieus: we kunnen ons niet permitteren om vanwege één crewlid allemaal te laat in de volgende stad te arriveren.”

Gaan je artiesten al eens met je in de clinch?

Vanbever: “Niet echt. Sommige promotors hebben het nog moeilijk met vrouwelijke tourmanagers, maar die worden gelukkig zeldzaam. Mijn bands komen me ook altijd verdedigen als het nodig is.”

Wat is je mooiste professionele festivalherinnering?

Vanbever: “Vorig jaar moest ik met Sam Fender op Glastonbury zijn. Ik had één dag vrij, en toen ben ik in een groepje beland met komiek Jack Whitehall en Niall Horan, die vroeger in One Direction zat. ’s Avonds zijn we met z’n allen naar Paul McCartney gaan kijken. Toen Macca plots Bruce Springsteen op het podium bracht, konden Niall en ik als grote fans wel huilen.”

En waar zat Sam Fender zelf, toch ook een fan van The Boss?

Vanbever: “Geen idee. Hij droeg de hele dag een pruik om incognito van het festival te genieten en had zijn telefoon in mijn auto laten liggen.

“Sam is ook een fuifnummer, hoor. Toen hij vorig jaar een grote show speelde in Londen, vlak bij waar ik woon, hebben we het hele weekend lang afterparty’s gehouden bij mij thuis. Tijdens de tweede nacht zat Lewis Capaldi straalbezopen in mijn sofa. Milo Meskens, al lang een goede vriend van me, logeerde toevallig een paar weken bij mij en toen hij thuiskwam, schreeuwde Lewis: ‘Milo Meskens, I know you!’ Die twee volgden elkaar al vóór Lewis’ grote doorbraak.”

Hoe vaak smeken mensen jou om een gratis kaartje of backstagepas?

Vanbever: “Constant. Ik weet dat veel tourmanagers dat vervelend vinden, maar ik geniet ervan als ik iemand blij kan maken met een ticket. Soms regel ik dat zelfs voor een onbekende, een grote fan van wie ik op sociale media heb gezien dat hij het niet kan betalen.”

Tot slot: wat is het ergste dat je als tourmanager al hebt meegemaakt?

Vanbever: “In december vorig jaar was ik op tournee in Azië met een middelgrote groep waarvan ik de naam niet ga noemen. De gitarist was nogal een wildebras. Toen we een paar vrije dagen hadden in Bangkok, nam ik hem apart: ‘Doe wat je wilt, maar neem géén drugs. In Thailand gooien ze je daarvoor in de cel.’ Een dag later kreeg ik telefoon: ik moest naar het politiekantoor komen. Toen ik daar arriveerde, waren drie agenten de gitarist bont en blauw aan het slaan. Er hing hem een celstraf van zes jaar boven het hoofd. Ik had geen keuze: ik moest een agent omkopen. Geen makkelijk moment.

“De volgende ochtend bleek ook nog eens dat hij zijn paspoort verloren had. De rest van de band heeft hem ter plekke ontslagen.”

MAARTEN COBBAUT EN LIEN DE LENTDECKER: ‘400 MAILS’

Bloc Party, Foals, LCD Soundsystem, Soulwax, David Guetta, Sepultura... Met het cv van tourmanager Maarten Cobbaut kun je een wonderlijk festival samenstellen, maar de laatste jaren hebben hij en zijn vrouw Lien De Lentdecker hun leven vooral aan één band gewijd: The 1975. Hij is de man van de lange termijn, zij zorgt ervoor dat alles hier en nu tot in de puntjes is geregeld.

Maarten Cobbaut: “We zijn net terug van acht weken touren. Eerst de satirische show Saturday Night Live in de States, dan naar Zuid-Amerika en Azië. Over een kleine drie weken zijn we weer weg voor de festivalzomer. Als de band beweegt, gaan wij mee.”

Hoe ben je bij The 1975 terechtgekomen?

Cobbaut: “Ik ben begonnen bij Biohazard. Ik heb de groep leren kennen op een optreden in 1993, een jaar later was ik hun gitaartechnicus. Zo ging het van de ene band naar de andere, tot ik acht jaar geleden voor The 1975 werd gevraagd, omdat ik nog met hun productiemanager had gewerkt voor Bloc Party. Zo stel ik ook mijn team samen: de hoofden van de verschillende afdelingen – licht, geluid... – ken ik al meer dan tien jaar.”

Wat is er in die acht jaar veranderd?

De Lentdecker: “Vroeger reisden we vooral met de tourbus en zat de band veel in de zaal, nu gaan ze daar pas vlak voor de show heen. Uiteindelijk zijn backstages ook weinig meer dan ruimtes met catering: dan kan een band beter gewoon werken of de stad in trekken.”

Cobbaut: “The 1975 is altijd aan het werk: muziek maken, promo-optredens geven, naar de gym gaan...”

De Lentdecker: “Na de show staan de auto’s achter het podium klaar om meteen terug te rijden. En als je veel moet reizen tijdens een tour, wil je ook al eens een dag in je bed liggen. Anders voel je na een tijd je benen niet meer.”

Wat is het lastigste aan jullie job?

De Lentdecker: “Je moet altijd paraat staan voor iedereen en goedgehumeurd blijven, ook al heb je een mindere dag.”

Cobbaut: “Mij ontsnapt dan al sneller een vloek.”

De Lentdecker: “Op een vrije dag hebben wij nooit echt vrij. We gaan nooit te ver weg van het hotel of de band, want je weet nooit wat er gebeurt. Twee uur voor je wilt gaan slapen, kun je bijvoorbeeld een mail krijgen dat het vluchtschema veranderd is: dan moet je iedereen nog met andere vluchten naar huis zien te krijgen.”

Cobbaut: “Al bij al valt het wel mee. Echt stoppen doet het natuurlijk nooit. Als we thuiskomen, kunnen we een weekend op café met onze vrienden – maar de dag erna zijn er weer vierhonderd mails en kan de prijs van een vlucht vervijfvoudigd zijn.”

Matty Healy, de frontman van The 1975, haalt de laatste maanden vaak de muziek- en showbizzsites met zijn gedrag op het podium: hij eet rauw vlees, kust fans op de mond, zuigt op hun duimen en doet push-ups. Moet hij jullie inseinen voor hij zulke fratsen uithaalt?

Cobbaut: “Soms overlegt hij met de crew, soms is het improvisatie. Wij houden ons daar eigenlijk niet mee bezig. We werken graag samen met The 1975, en dat is het belangrijkste. Als crew moet je een zekere afstand bewaren tot de band, maar je moet ook goed overeenkomen – anders blijf je maar één tourcyclus.”

De Lentdecker: “Wij gaan na het werk niet naar huis, naar familie of vrienden, hè. De band en de crew: dát is onze familie.”

© Humo