Openbaar ministerie vraagt om ook Abdeslam en Ayari te veroordelen als mededaders van aanslagen 22 maart 2016

Federale procureurs Paule Somers en Bernard Michel hadden het op de derde dag van hun requisitoir over de twee beschuldigden die op 15 maart 2016 ontsnapten tijdens de politie-inval in de Driesstraat in Vorst waarbij Mohamed Belkaid omkwam. Na hun arrestatie op 18 maart besliste de terroristische cel om sneller dan gepland toe te slaan.

Hun advocaten hebben steeds volgehouden dat Ayari en Abdeslam na de aanslagen van 13 november 2015 de terreurcel van Parijs vervoegden in Brussel en niets wisten de Belgische plannen. Dat gelooft het openbaar ministerie (OM) echter niet. Zo waren de twee volwaardige leden van de Belgische cel met allebei hun eigen rol: Abdeslam kende België goed (net als Mohamed Abrini) en Ayari was een Syriëstrijder (net als Osama Krayem).

Beiden verbleven ze bovendien in verschillende safehouses, waar ze toegang hadden tot de computers en waar volgens andere beschuldigden openlijk gesproken werd over de plannen. Toen Ayari en Abdeslam op 15 maart op de vlucht sloegen lag er in de Driesstraat bovendien materiaal om aanslagen te plegen.

Dat op 15 maart het plan om aanslagen te plegen nog niet volledig vastlag, betekent niet dat Abdeslam en Ayari geen mededaders kunnen zijn van terroristische moord. Beiden boden volgens het OM met kennis van zaken essentiële hulp bij de voorbereiding van de aanslagen: Abdeslam bracht verschillende essentiële figuren naar België en, nog belangrijker, beiden deden ze na hun arrestatie niets om de aanslagen tegen te houden. Door te zwijgen stelden ze een “actieve daad”, zei procureur Bernard Michel.