Openbaar ministerie vraagt acht beschuldigden op proces over aanslagen Brussel te veroordelen als mededader moord

© BELGA

Op het proces van de aanslagen van 22 maart 2016 heeft het openbaar ministerie gevraagd om acht van de tien beschuldigden te veroordelen als mededader van terroristische moord en poging tot moord. Smail Farisi is volgens het OM enkel schuldig aan deelname aan een terroristische groep, terwijl het parket vroeg om zijn broer Ibrahim Farisi vrij te spreken.

gjs
Bron: BELGA

Federale procureurs Paule Somers en Bernard Michel sloten dinsdagmiddag hun vijf (korte) procesdagen durende requisitoir af met de broers-Farisi. Smail Farisi werd door de kamer van inbeschuldigingstelling doorverwezen als medeplichtige van terroristische moord en poging tot moord, maar het parket vroeg om hem enkel te veroordelen voor deelname aan de activiteiten van een terroristische groep. Volgens het OM wist hij dat de mensen die in zijn appartement verbleven deel uitmaakten van een terreurgroep, maar wist hij niet dat een aanslag imminent was. Zijn broer Ibrahim Farisi wist volgens het OM niet wie er in het appartement van zijn broer had gelogeerd dat hij had helpen leegmaken.  

De vorderingen voor de acht andere beschuldigden liggen in de lijn van de verwachtingen: ze werden allen door de KI doorverwezen voor deelname aan terroristische activiteiten en moord en poging tot moord in een terroristische context. 

Volgens het OM boden Oussama Atar, Mohamed Abrini, Osama Krayem, Salah Abdeslam, Sofien Ayari, Ali El Haddad Asufi, Bilal El Makhoukhi en Hervé Bayingana Muhirwa op hun manier op hun manier en met kennis van zaken essentiële hulp bij de aanslagen. Daarom vragen ze om hen te veroordelen als mededader van terroristische moord en moordpoging en niet als medeplichtige, wat hen een hogere straf kan opleveren. Bij elk requisitoir hamerden de procureurs op arresten van het Hof van Cassatie die stellen dat een mededader niet van elk detail van het plan op de hoogte moet zijn maar enkel het “doel en de aard” moeten kennen.

Het OM vraagt ook om de acht te veroordelen voor 36 moorden en geen 32. Voor vier slachtoffers, die in de maanden en jaren na de aanslagen overleden, vraagt het een herkwalificatie van poging tot moord naar moord.

Negen beschuldigden namen volgens het OM ook deel aan de activiteiten van een terroristische groep. Voor Oussama Atar, die waarschijnlijk omkwam in Syrië en bij verstek terechtstaat, vragen de procureurs een veroordeling als leider van een terreurgroep. Hij zou vanuit Syrië de aanslagen hebben gecoördineerd. 

Mohamed Abrini en Osama Krayem zijn volgens het parket mededader aan moord en moordpoging in een terroristische context hoewel ze hun bom niet hebben laten ontploffen. Zo kocht Krayem mee materiaal aan voor de explosieven, hielp hij bij de productie ervan en sloot hij de bom van kamikaze Khalid El Bakraoui aan. “Hij heeft de bom van Khalid El Bakraoui aangesloten, hij wist waarvoor die ging dienen”, zei Paule Somers in haar requisitoir. “Zonder hem was de bom in Maalbeek nooit ontploft.” Abrini nam volgens het OM dan weer actief deel aan de productie van de bommen en was volgens de procureurs gemotiveerd op de dag van de aanslagen. Dat hij zijn karretje in de vertrekhal achterliet, getuigt volgens Bernard Michel niet van de moed om aan zijn missie te verzaken, wel van de lafheid om daar eerder van af te zien.

Sofien Ayari en Salah Abdeslam, die op 22 maart al in de cel zaten na de dodelijke politie-inval in de Driesstraat in Vorst, boden volgens het OM dan weer essentiële hulp door na hun arrestatie op 18 maart te zwijgen. Zo stelden ze een “actieve daad”, zei Michel. Beiden waren ze volgens het OM wel degelijk op de hoogte van de plannen van de terreurgroep om een aanslag te plegen zelfs al was het op 15 maart nog niet duidelijk waar de aanslagen zouden plaatsvinden en waren ze waardige leden van de cel, die in verschillende safehouses verbleven. 

Ali El Haddad Asufi was volgens de procureurs dan weer een belangrijk lid van de terreurgroep dat veel vertrouwen kreeg. Hij bood praktische hulp aan Ibrahim El Bakraoui en zocht wapens voor de cel. “Hij heeft niet geholpen met de vervaardiging van de TATP, maar heeft wel gezien dat die werd gemaakt”, zei Michel. “Hij heeft daden gepleegd die essentieel zijn voor de voorbereiding van de aanslagen.”

Bilal El Makhoukhi en Hervé Bayingana Muhirwa tot slot beschouwen de procureurs eveneens als vertrouwenspersonen van de cel. El Makhoukhi werd omschreven als “secretatis, conciërge en bewaker” van de terreurcel, de belangrijkste van de leden die niet gepland waren om te sterven. Bayingana Muhirwa voorzag de cel met zijn appartement, waar hij Abrini en Krayem na de aanslagen opving, dan weer een plan B voor de cel voor als de zaken misliepen. Bovendien hielp hij volgens de procureurs El Makhoukhi met het verstoppen van de wapens van de cel.

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen