Direct naar artikelinhoud
InterviewDavy Parmentier

Davy Parmentier: ‘Lukas en ik lopen graag hand in hand over straat, maar als we het niet vertrouwen, laten we het’

Davy Parmentier: ‘Tot mijn 30ste heb ik geen druppel alcohol aangeraakt, ik dronk altijd Fristi.’Beeld Marco Mertens

Als programmadirecteur is Davy Parmentier (39) gewend om de lijnen uit te zetten, maar voor het VTM-programma Special Forces onderwierp hij zich aan de grillen van de hardste chefs van het Belgische leger. Na die zesdaagse martelgang in het Marokkaanse stof vloog hij naar L.A. om zijn lief, filmregisseur Lukas Dhondt, bij te staan in zijn gooi naar een Oscar. ‘Op die galadiners in Hollywood voelde ik me net Michelle Obama.’

Als één kandidaat wist hoe onmenselijk zwaar Special Forces zou worden, dan wel Davy Parmentier: hij had het internationale format zelf aangekocht. Schuilt er een masochistje in hem?

Davy Parmentier (lacht) “Ik wist inderdaad wat ons te wachten stond, maar het verlangen om mijn fysieke grenzen te verkennen haalde het van de schrik. Ik heb al marathons en een Dodentocht uitgelopen, maar ik ben nog nooit zó diep gegaan als in Special Forces. Toch zou ik het iedereen aanraden, omdat het zo’n fantastische ervaring is. Op de eerste dag sleurden we met jerrycans van 15 kilogram en dachten we dat we doodgingen. De chefs lachten ons uit: ‘Wacht tot je een gewonde moet evacueren!’ In aflevering vier legde ik Ann Wauters – een vrouw van 2 meter en 85 kilo – in mijn nek en liep ik zo de berg op. Ik weet nu: als je dénkt dat je kapot bent, zit je nog maar aan 10 procent van wat je aankunt.

“Ik was ook al langer voorstander van de herinvoering van de verplichte legerdienst. Je trekt mensen uit alle lagen van de samenleving uit hun vertrouwde habitat en verplicht hen om samen te werken met mensen die ze anders nooit zouden tegenkomen: dat is toch schoon? In het leger leer je ook waarden en normen die onder druk staan: discipline, doorzettingsvermogen, kunnen incasseren.”

Hoe hard heb je je voorbereid?

“Vooraf kregen we een lijstje met oefeningen die we zeker moesten kunnen. Mijn personal trainer heeft die er in één sessie doorgejaagd. Ik kon alles, behalve tien keer optrekken. Maar in Special Forces moet je die proeven uitvoeren met een enorm slaapgebrek en compleet verzuurde spieren. Elke dag begon om drie uur ’s nachts met opwarmen en stretchen, daarna vertrokken we, vaak zonder tv-ploeg. De operatoren wilden ons de volledige opleiding geven, ook al was dat niet nodig voor het programma. We wisten nooit wat er zou volgen, alleen dat het nog erger zou zijn dan al het vorige. Dat is een zware mindfuck: Francisco Schuster is erdoor gekraakt. Je moet jezelf overleveren aan die vier militairen, anders word je gek.”

‘De breekpunten maken je opleiding’, zeiden ze. Wanneer ben jij gecrasht?

“Toen ik op het matje werd geroepen omdat ze vonden dat ik me niet volledig gaf en slecht luisterde. Ze zeiden dingen die me in mijn kern raakten. ‘Als jij leidinggeeft, aanvaard je toch ook niet dat mensen niet luisteren?’ En: ‘Als leider van een team sta je tussen en naast je teamgenoten.’ Ze wilden dat ik in elke proef voluit ging om de zwaktes van het team mee op te vangen, terwijl ik me soms spaarde omdat ik het tot het einde wilde volhouden. Na dat gesprek heb ik het anders aangepakt.”

Ook bij de cat crawl, waarbij jij als eerste over een koord boven een ravijn moest klauteren, werd je keihard aangepakt, omdat je halfweg om uitleg vroeg.

“Ik was er niet gerust in. Die touwen waren speciaal voor dat programma gespannen en we droegen geen professioneel harnas, maar een broekje van touwen dat we zelf in elkaar hadden geflanst. Daarom kroop ik heel traag over dat touw, tot ik boven het gapende ravijn op een ander touw moest overstappen. Doodeng! Ik wilde even dubbelchecken hoe het moest, maar blijkbaar was het geduld van chef Filip Blom al op (lacht). Ik heb een halfuur over die proef gedaan. Achteraf had ik een etterende brandwond op mijn borstkas.”

The milling – een minuut boksen tegen een beroepsmilitair – leek me ook geen pretje.

“Vreselijk! We waren al een uur een zandduin op en af aan het lopen, en dan word je steendood in de ring gedropt en krijg je in de eerste seconden al een uppercut. Ik had vooraf gezegd dat ik niet wilde vechten, want ik ben tegen agressie. Maar net daarom wilden de chefs die bij mij opwekken.”

Een dag later lukte dat, toen judoka Dirk Van Tichelt tijdens een gevecht je hoofd onder water duwde. Bijna vermoord door een ex-judoka!

(lacht) “Te zijner verdediging: tijdens de eerste battle had ik hem ook kopje onder geduwd. Dirk wist wat hij deed. ‘Zolang je tegenspartelde, leefde je nog’, zei hij. Maar ik voelde me in levensgevaar en werd agressief. De chefs hebben dat slim in de hand gewerkt met die proef.”

Met wie van de kandidaten kun je naar de oorlog?

“Met Laura Tesoro. Zij pufte, struikelde en huilde vaak, maar elke keer veerde ze eens zo sterk weer op. Ondanks haar jonge leeftijd was ze ook het bindmiddel van de groep en trok ze anderen erdoor. Wij sliepen naast elkaar en hadden last van hetzelfde stockholmsyndroom: hoe langer het duurde, hoe meer we fantaseerden over die knappe operator Kevin (lacht).

Hoe vaak heb je Georges-Louis Bouchez verwenst?

(schudt het hoofd) “Ik snap het nog altijd niet. Tijdens de heenvlucht en de busrit door het Atlasgebergte was hij een joviale, grappige gast. Ook fysiek oogde hij sterk. Maar zodra het programma begon, liet hij het afweten. Ik snap dat je geen honderd keer kunt pompen, maar zelfs één keer lukte niet.”

In het heetst van de strijd noemde je hem ‘kalf’.

“Als ik nu de reacties hoor, heb ik daar verwoord wat iedereen dacht. We moesten samen een jeep de berg op duwen, maar hij dúwde niet eens. ‘Misschien moet jij sturen’, zei ik. Maar in plaats van het stuur te pakken en naast de auto mee te lopen, ging hij achter het stuur zítten! Zo werd hij letterlijk een last voor de groep. Een halve meter verder reden we op een rotsblok. Zelfs sturen lukte niet! Misschien was hij er met zijn hoofd niet bij, omdat hij als enige contact had met de buitenwereld. Zijn woordvoerder was erbij, met zijn twee smartphones, omdat hij als partijvoorzitter geen zes dagen onbereikbaar kon blijven.”

Misschien is Bouchez karakterieel niet in staat om bevelen op te volgen. Had jij het daar moeilijk mee?

“Ik vind het niet moeilijk om orders te krijgen, maar in een groep ben ik wel graag de trekker. De eerste dagen heb ik dat instinct onderdrukt om de dynamiek in de groep te kunnen inschatten en mezelf niet meteen te profileren. Daarna nam ik meer de leiding.”

Welk type leider ben je?

“Ik hoop: een inspirerende leider en geen controlefreak. Ik geef mensen veel vrijheid en probeer hen te prikkelen door nieuwe dingen op tafel te leggen: ‘Heb je daar al eens aan gedacht? Wat als we dát doen?’ Als ze vastzitten, mogen ze altijd aankloppen, maar ik roep hen niet constant bij me om te controleren hoever ze staan. Als ik feedback geef, leg ik helder uit wat ik goed en slecht vind, maar ik beperk me tot drie punten. Als je er tien opnoemt, zoek je spijkers op laagwater.”

‘Met Laura Tesoro kun je naar de oorlog. We fantaseerden in bed samen over die knappe chef ­Kevin.’ (Foto: Francisco Schuster, Laura Tesoro en Davy Parmentier in ‘Special Forces’.)Beeld VTM

BLUFPOKER

Uit wat voor nest kom je?

“Ik ben opgegroeid in een sociale woning in Oostduinkerke. Mijn vader werkte in een tapijtfabriek – hij is nu met pensioen – en mijn moeder is huishoudster bij Gert Verhulst. Al het geld dat zij verdienden, investeerden ze in ons, maar breed hadden we het niet. We gingen één keer per jaar op reis en één keer op restaurant, in de Rimini in Sint-Idesbald. Dat was voor ons zo’n evenement dat mijn broer dat restaurant jaren later heeft overgenomen. Bij mij gebeurde iets soortgelijks: ik groeide op in de jaren 90, waarin VTM het medialandschap op z’n kop zette. Zo ontstond mijn droom om ooit voor tv te werken.”

Gaf je sociale achtergrond je extra motivatie?

“Absoluut! Als ik bij vriendjes ging spelen die in een chique villa woonden, schaamde ik me om ze in onze sociale woning uit te nodigen: zouden ze me dan nog wel leuk vinden? Daar haalde ik de drive uit om het later beter te doen.”

Van welke tv-programma’s was je fan?

“Van shows als Tien om te zien, De muziekdoos en Margriet aan zee, die in de zomer naar de kust kwamen. Als het niet te ver was, mocht ik als 10-jarig manneke alleen de kusttram nemen om me aan dat circus te vergapen. Eén keer per jaar namen mijn ouders me mee naar Tien om te zien. Ik bouwde zelfs het podium na in onze tuin.”

Je animeert privéfeestjes nog altijd graag door enkele schlagers in te zetten.

“Dat is toch ambiance? Mensen die lacherig doen over Vlaamse muziek begrijpen niet hoe belangrijk die is voor de sociale cohesie. Het VTM-succes van de eerste jaren had vooral te maken met de artiesten van Tien om te zien, die als VTM-ambassadeurs optraden op pensenkermissen en festivals. Daarom hebben we Tien om te zien geherlanceerd en zetten we in op Liefde voor muziek en The Voice.

“Toen ik communicatiewetenschappen studeerde in Gent, trok ik voor mijn thesis over de financiering van de VRT naar de grote benefietshow voor de slachtoffers van de tsunami in 2004: alle grote tv-bazen waren er. Ik lulde me binnen op de afterparty, stapte naar Christian Van Thillo (destijds mede-eigenaar van VTM, red.) en zei dat Tony Mary al had toegezegd om een reactie te geven. ‘Da’s goe, manneke’, zei Van Thillo, en hij gaf zijn kaartje. Daarmee ging ik naar Tony Mary en Aimé Van Hecke van de VRT. Zo had ik op één avond iedereen die ik moest interviewen. Achteraf stuurde ik hun een exemplaar van mijn thesis, die dat jaar de prijs voor beste scriptie won.”

Hoe kwam je daarna bij de VRT terecht?

“In Gent sprak ik een reporter van De rode loper aan: ‘Wie moet ik contacteren om bij de VRT te mogen werken?’ Nog vóór mijn laatste examens mocht ik op sollicitatiegesprek komen. Ze toonden me een testopname van het programma Dans mondial. Ik vond het rotslecht, en na enige aarzeling durfde ik dat ook te zeggen. Op weg naar huis kreeg ik telefoon: ‘Kun je maandag beginnen?’”

Na drie jaar bij de VRT was je al eindredacteur voor programma’s als Peter live en Steracteur, sterartiest. Hoe klom je als jonge twintiger zo snel op?

“Dat vroegen ze zich bij de VRT ook af: na drie jaar als eindredacteur kreeg ik plots te horen dat ik toch nog wat te jong was voor een leidinggevende functie. Net in die periode kreeg ik telefoon van VTM, dat in paniek verkeerde omdat Woestijnvis VT4 had gekocht en alle Woestijnvisprogramma’s ineens aan adverteerders konden worden aangeboden. Voormalig algemeen directeur Eric Claeys had Van Thillo gezegd dat hij eens met mij moest praten. Ter voorbereiding van dat gesprek, waarbij ook programmadirecteur Jan Segers aanwezig zou zijn, schreef ik op wat ik slecht vond bij VTM. Dat gesprek liep twee uur uit. Op het einde zei Christian: ‘Jij mag niet terug naar de VRT, ik wil jou volgende week terugzien.’”

Zowel bij de VRT als bij VTM raakte je binnen door kritiek te geven. Hoe doe je dat zonder als een arrogante snob over te komen?

“Ik vind dat je een zekere arrogantie mag hebben als je vervolgens de bal binnensjot. Maar het is ook een valkuil, zoals in Special Forces is gebleken. Als je mij input geeft, ontstaat er meteen een plan in mijn hoofd: zo ga ik het doen. Daardoor luister ik niet meer en mis ik soms essentiële info om het plan nog beter te maken.”

‘Ik ben opgegroeid in een sociale woning, ik durfde mijn rijke vrienden niet uit te nodigen. Daar haalde ik de drive om het beter te doen.’Beeld Marco Mertens

FLADDEREN

Heb je fijne herinneringen aan je studententijd?

“Dat was een wazige periode, ook al heb ik tot mijn 30ste geen druppel alcohol aangeraakt. Ik dronk altijd Fristi, echt waar (lacht). Ondanks mijn achtergrond ben ik altijd een zondagskind geweest: geboren in de zomer, altijd op het strand gezeten, nooit zorgen gehad. Tot ik op mijn 18de in een grote stad belandde waar ik niemand kende. Ik liep verloren, ging amper naar de les en worstelde met mezelf omdat ik nog altijd in de kast zat.”

Heb je ooit een relatie gehad met een meisje?

“Nooit. Rond mijn 15de wist ik al: het is van dat. Maar ik heb er drie jaar over gezwegen, uit schrik voor de reacties, en omdat ik honderd procent zeker wilde zijn. Het voelde alsof ik in een leugen leefde, ik was mezelf niet. Dat blijft het grootste trauma uit mijn leven. Dat eerste jaar eindigde ik met een tweede zit van negen vakken, terwijl ik anders nooit gebuisd was.”

Heb je ooit psychologische hulp gezocht voor je trauma?

“Nee, maar aan ouders die vermoeden dat hun kind gay is, zou ik het wel aanraden. Zorg dat er begeleiding is, want je kind gaat door een ingrijpend proces. Als je uit de kast komt, voel je je even bevrijd, maar dan begint het pas. Want als de jaren voordien een leugen waren, wie ben je dan écht? Je moet je identiteit weer helemaal opbouwen. Bij mij heeft dat geduurd tot mijn 26ste. Pas dan wist ik: dit is wie ik ben en hoe ik naar de wereld kijk.”

Wanneer heb je het aan je ouders verteld?

“Op een zondagavond, vlak voor ik met de trein naar mijn kot vertrok, vroeg ik mijn moeder om nog even samen te gaan wandelen op het strand. Ik vertelde het heel omfloerst: ‘Mama, ik denk niet dat je ooit kleinkinderen zult hebben van mij.’ Daarna hoorde ik haar een week niet. ’s Vrijdags kwam mijn vader me ophalen aan het station: ‘Nu heb je iedereen nogal laten verschieten, hè.’ Meer zei hij er niet over. Hij had het al langer in de gaten, maar mijn moeder was er het hart van in. Het heeft een jaar of drie geduurd voor ze het had verteerd. Gelukkig heeft mijn broer haar ondertussen twee kleinkinderen geschonken. Lukas en ik hebben er nog geen, maar mijn ouders hebben hem wel helemaal omarmd.”

Was het een grote stap om hand in hand met je lief over straat te lopen?

“Ja! De representatie van gays in de populaire cultuur is heel eenzijdig. Als je je niet verwant voelt met het extravagante, opzichtige stereotype, mis je rolmodellen en vraag je je af of je wel normaal bent.”

Heb je al veel homohaat te verduren gekregen?

“De zomer dat ik Lukas leerde kennen, liepen we hand in hand door de Nationalestraat in Antwerpen. Een jonge gast riep ‘Homo!’ en gooide een steen naar ons hoofd. Een paar weken later gaven we elkaar een kus tijdens een optreden op Rock Werchter. Ineens trok een man aan onze arm: ‘Moet dat nu echt?’ Onze vrienden reageerden meteen. Kobe Ilsen hebben we zelfs moeten tegenhouden of hij had die kerel een klap verkocht. Ik vond het mooi dat hij zo voor ons opkwam. Een maand geleden was het weer prijs: we stonden in de Antwerpse Kloosterstraat naar een etalage te kijken toen een man recht op mij afliep. Hij maakte een pistoolgebaar met zijn hand en riep: ‘Pang!’ Dat vond ik heel heftig.

“Je wordt voorzichtiger door die incidenten. We lopen graag hand in hand over straat, maar als we het niet vertrouwen, dan laten we het. Je wilt geen agressie uitlokken. Al is ‘uitlokken’ een fout woord, want wij doen niks verkeerds.”

Wat is het geheim van een goeie relatie?

“Mekaar de vrijheid gunnen. De voorbije winter hebben we elkaar heel weinig gezien door de maandenlange Oscarcampagne die Lukas moest voeren. Eén keer ben ik speciaal naar Dublin gevlogen om hem eens een dag voor mij alleen te hebben. Vooraf had ik gezegd: ‘Als jij wordt genomineerd, trek je dan niks aan van mij. Ga ervoor, want zoiets gebeurt misschien maar één keer in je leven.’ Veel mensen vinden het raar dat wij zoveel apart doen, maar dat houdt het fris. Ik zie koppels waarvan de man niet met zijn vrienden mee op mannenweekend mag: dat begrijp ík dan weer niet.”

Je bent met Lukas vier dagen in L.A. geweest voor de Oscars. Hoe was dat?

“Ik voelde me net Michelle Obama! (lacht) Als plus-one word je vaak genegeerd, terwijl je toch een belangrijke taak hebt als steun en toeverlaat van je partner. Ik was nog maar net in L.A. geland, met een zware jetlag, toen Lukas al naar een feestje wilde waar alle grote sterren zouden zijn. Een paar jaar geleden hadden we zo Taylor Swift ontmoet, dit keer struikelden we bij onze entree haast over Elton John, en op de dansvloer stonden Dua Lipa, Sandra Bullock en Jennifer Aniston te shaken. Wat later kwam een man met een pet binnen: Leonardo DiCaprio! Ik was al enkele maanden gestopt met drinken, maar daar ben ik toch even in de champagne gevlogen.”

Het was bijna on-Belgisch hoe openlijk Lukas voor die Oscar ging.

“Een Oscar winnen is zijn kinderdroom, maar hij wil het doen door zijn eigen verhalen te vertellen, niet door een grote Hollywoodproductie te maken. Dat is de moeilijkste weg, maar hij heeft er al twee Golden Globe-nominaties en een Oscar-nominatie mee behaald. Uiteraard kon hij niet op tegen Netflix, dat voor All Quiet on the Western Front een megacampagne van 25 miljoen dollar lanceerde. Lukas kon alleen winnen door de juiste mensen persoonlijk te overtuigen om zijn film te gaan bekijken: zo heeft hij ongelofelijk veel contacten gelegd.”

Was hij zwaar ontgoocheld toen All Quiet on the Western Front won?

“Hij was vooral blij dat het gedaan was. Diep vanbinnen wist hij ook wel dat het een ongelijke strijd was. Op de ochtend van de ceremonie vroeg ik hem: ‘Als je straks wint, wil je dan nog een tweede Oscar?’ ‘Nee, dan heb ik mijn droom waargemaakt’, zei hij. Ik dacht: dan is het beter dat je niet wint, want dan verdwijnt de honger.”

Jullie zijn twee ambitieuze mensen. Is er geen onderlinge concurrentie?

“Nee, want wij beoefenen twee verschillende vakken. Hij werkt vier jaar aan een film, ik bel op één dag over dertig verschillende projecten. Wat ons zo sterk maakt, is de ongelofelijke passie voor wat we doen. Als Lukas een film aan het draaien is, aanvaard ik dat ik hem een maand kwijt ben. Dan moet je niet panikeren of jezelf opzij geschoven voelen. Als ik in een diep creatief proces zit, verlang ik van hem ook ruimte.”

Veel partners zouden dat niet begrijpen.

“Ja, ik heb dat al vaak moeten uitleggen aan mensen: je wordt verliefd op een vogel die vrolijk rondfladdert, maar zodra jullie samen zijn, wil je hem in een kooi steken. Dan wordt dat beestje triestig en glittert het niet meer. Waarom laat je die vogel niet gewoon vrij? Dáár ben je toch verliefd op geworden?”

Geloof je in een open relatie?

“Ik snap dat dat voor sommige mensen werkt, maar het is niet wat wij hebben of waar ik aan toe ben.”

‘Als 10-jarig manneke was ik al verzot op VTM. Ik bouwde het ‘Tien om te zien’-podium na in onze tuin.’Beeld Marco Mertens

NAÏEF

Koen Wauters zei onlangs in Humo dat VTM niet alleen formules als The Masked Singer moet aankopen, maar ook wat vaker in het onbekende moet durven te springen.

“Maar dat doen wij ook! Zeven jaar geleden heb ik met Gert Verhulst uit het niets K3 zoekt K3 ontwikkeld, en dat trok 1,8 miljoen kijkers. Bestemming X is ook een zelfverzonnen format, waaraan tien jaar is gesleuteld. Dat haalde gemiddeld 700.000 kijkers en een marktaandeel van 40 procent: niet slecht voor een eerste seizoen. Bovendien hebben alle grote landen dat format gekocht. Ook Wie zoekt die wint met Jens Dendoncker is door Vlaamse makers bedacht. Veel buitenlandse zenders zien ons als een creatief laboratorium, omdat we zoveel vernieuwende en succesvolle programma’s ontwikkelen. Die focus ontbrak in het verleden. Dit voorjaar is echt een kantelpunt, met drie geslaagde formats die internationaal interesse opwekten: als creatief directeur ben ik daar trots op.

“Maar ik kan het me niet permitteren om de volgende The Masked Singer mis te lopen. Daarom scouten we over de hele wereld, op zoek naar the next big thing.”

Is tv een zinkend schip met steeds minder budgetten en kijkers?

“Nee. Het verhaal van Vlaanderen haalde dit voorjaar 1,8 miljoen kijkers. The Masked Singer is met 2 miljoen kijkers het best bekeken VTM-programma aller tijden, en dat realiseren we in het 33ste jaar van de zender, in een periode waarin de concurrentie groter dan ooit is. Dan kun je toch niet zeggen dat lineaire tv dood is?

“Het wordt wel steeds moeilijker om een nieuw programma te lanceren. Het aanbod is zo gigantisch dat mensen vaak teruggrijpen naar wat ze kennen. Je moet al mega-campagnes voeren voor ze een nieuw format op hun lijstje zetten. Ook de kloof tussen wat werkt en wat niet werkt, wordt steeds groter. Als productiehuizen me vragen wat ik zoek, zeg ik: ‘We need all killers, no fillers.’ Doordat uitgesteld kijken zo makkelijk is geworden, hebben de killerformats meer impact dan ooit. De programma’s die alleen maar dienen om het schema op te vullen, werken niet meer en worden ook niet uitgesteld bekeken.”

Is er een conflict tussen je job als programmadirecteur en je ambities als schermgezicht?

“Veel mensen denken dat ik in mijn eentje beslis wie op het scherm komt, maar dat doen we met een heel team. En als ik zelf aan een programma meedoe, moet dat meer comités passeren dan anders, omdat we weten dat daar met een vergrootglas naar wordt gekeken.”

‘Als Lukas een film aan het draaien is, aanvaard ik dat ik hem een maand kwijt ben. Dan moet je niet panikeren of jezelf opzij geschoven voelen.’ (Foto: met Lukas Dhont na de Oscar­uitreiking.)Beeld Instagram

Van wie kwam het idee om jou de talkshow Wat een dag te laten presenteren?

“Mijn vroegere baas, Erwin Deckers, vond dat ik iets op het scherm moest doen. Ik was niet overtuigd en vroeg wat Christian ervan dacht. Die bleek het een geweldig idee te vinden, omdat hij me tijdens meetings vaak heel ad rem vond. Ik heb twee voorwaarden gesteld: dat ik uitgebreid mocht testen en dat ik mijn job als creatief directeur niet moest opgeven.”

De kritieken waren vernietigend en Wat een dag werd na één seizoen afgevoerd. Heb je daar zwaar onder geleden?

“Nee, maar de mensen uit mijn omgeving wel. Zelf las ik die kritieken niet, omdat ik me niet wilde laten afleiden. Ik wist dat ik extra kritisch zou worden aangepakt: ‘De programmadirecteur denkt blijkbaar dat hij het beter kan.’ Maar veel kritiek was ook gewoon terecht. Ik had nog te weinig ervaring op het scherm en het was heel naïef om te denken dat ik die kilometers om elf uur ’s avonds in de luwte kon maken met een experimentele talkshow. Die luwte werd me natuurlijk niet gegund.”

Nadien werd je jurylid in Belgium’s Got Talent.

“Ook na een voorzet van Erwin. Dat programma stond veel dichter bij mijn rol als creatief directeur: ik zocht al zo lang naar nieuw talent dat ik het net zo goed op het scherm kon doen.

“Bij Special Forces opperde iemand uit mijn team dat het iets voor mij was. Ik heb de boot eerst afgehouden, omdat ik wist dat ze weer zouden zeggen dat ik mezelf erin had gezet. Maar moet je het daarom laten? Ik ben zo bezeten op tv dat ik wil proeven van alles wat errond hangt, en dan moet je ook tegen de kritiek kunnen. Te veel mensen laten hun leven leiden door wat anderen zeggen.”

Welke rol heb je gespeeld in de transfer van je vriend Aster Nzeyimana naar VTM?

“Ik trek zelden aan de mouw van mijn vrienden, maar Aster is zo’n toptalent dat ik mijn job slecht zou doen als ik het niet zou proberen. Hij mikt op een combinatie van voetbal en showbizz: ik had hem al eerder gezegd dat hij daarvoor naar VTM moest komen. Als er twee dingen zijn die wij over vijf jaar zéker nog uitzenden, zijn het live sport en shiny-floor shows. Wat Aster het liefst doet, is voetbalcommentaar geven. Maar behalve de WK’s en EK’s zendt de VRT niet zoveel voetbal uit. Op VTM heb je met de Champions League, de kwalificatiematchen van de Rode Duivels en de Nations League veertig matchen per jaar. Aster heeft bij ons ook geproefd van The Masked Singer en was uitstekend als presentator van The Greatest Dancer.

Wat verlang je van schermgezichten?

“Ze moeten een goede weerspiegeling zijn van ons publiek. Op dat vlak zit het bij VTM beter dan vroeger.”

Er mag tegenwoordig ook een randje aan zijn. Aster draagt al eens vrouwenkleren, Jens Dendoncker en Ruth Beeckmans hebben geen ideale maten en spreken dialect, Aaron Blommaert lispelt en Karen Damen lijkt soms op de Antwerpse vismarkt te staan.

“Het sleutelwoord is authenticiteit. De kijker wil échte mensen zien in wie hij zichzelf kan herkennen.”

Zie jij jezelf ooit nog iets anders doen?

“Twintig jaar geleden had ik geantwoord dat ik twee carrières wil: voor tv werken tot mijn 40ste, en daarna iets anders. Nu ik binnenkort 40 word, ben ik daar niet meer zo zeker van. Ik doe mijn job zó graag en ik kan eigenlijk niks anders. Als ik ooit aan een nieuw hoofdstuk begin, zal het opnieuw iets moeten zijn waarin ik het verschil kan maken.”

© Humo