Direct naar artikelinhoud
InterviewMarathonloper Bashir Abdi

‘Zelfs als ik goed zou ­verdienen, zou ik nooit een dure auto kopen. Voor mij is dat ­metaal op wielen’

Marathonloper Bashir Abdi: ‘Ik loop om mijn moeder niet teleur te stellen. Maar mijn successen zouden mooier zijn als ze hier was om ze mee te maken.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Onze journalist praat en eet een avond lang met een interessante gast in een spraakmakend restaurant. Deze week: Bashir Abdi (34) in het Antwerpse Instroom. De marathonloper gaat vol voor goud op de Olympische Spelen van 2024 in Parijs. Dat vindt hij alvast minder zwaar dan die jaren waarin hij als koerier werkte. ‘Als je Bashir heet, komt niets vanzelf.’

Het mooie aan lopen, vindt Bashir Abdi, is dat het onmogelijk is om je te verstoppen. “Je hebt geen scheidsrechter of jury nodig. Als iemand sneller is, weet je dat meteen.” Vraag dat maar aan de mannen in pak en das die het enkele jaren geleden waagden om zich met de marathonloper te meten. Een verzekeraar had toen het lumineuze idee om voor haar Brussels kantoor een loopband neer te zetten waarop mensen konden testen hoelang ze het tempo van Abdi konden volhouden. Hij kan het verhaal niet vertellen zonder te lachen: “Heel wat zakenmannen stapten vol zelfvertrouwen de loopband op en bijna allemaal vielen ze meteen op hun gezicht. Ze beseffen niet hoe snel wij lopen. Het bedrijf heeft die actie vroegtijdig moeten stoppen omdat ze bang waren voor de verzekeringsclaims. Ik vond dat zo mooi.”

Ter referentie: Abdi loopt in competitie 42 kilometer lang met een snelheid van 20,5 kilometer per uur, een tempo waarvoor gewone stervelingen zelfs op een fiets best wat moeite moeten doen. Het leverde hem al heel wat eremetaal op: op de laatste Olympische Spelen won hij brons op de marathon, en vorig jaar greep hij weer brons op het WK. In 2021 zette hij op de marathon van Rotterdam het Europees record op zijn naam, met een uiterst scherpe 2:03:36 op de chrono.

Het is best bijzonder dat we Abdi konden strikken voor deze zomerse interviewreeks, want doorgaans verblijft de Belgische topatleet in deze periode op de hoogvlaktes van Ethiopië of Kenia, alwaar hij in rudimentaire omstandigheden zijn kilometers maalt. Maar zijn vrouw verwacht over een drietal weken hun vierde kindje. Enkele dagen na de geboorte zal Abdi weer het vliegtuig opstappen, om pas over enkele maanden terug naar huis te keren. “Elk voorjaar ben ik drie maanden weg, en in het najaar nog eens. Dat is een goede balans.”

Vindt uw vrouw dat ook?

“Het is niet makkelijk: we hebben al drie kinderen, de oudste is 4. Thuis is mijn vrouw de topatleet. Maar ik heb het geluk dat mijn familie mij enorm steunt en begrijpt dat deze opofferingen nodig zijn. Voor een marathonloper moet alles kloppen. Een voetballer kan op een mindere dag nog een goede match spelen, wij kunnen het ons niet permitteren om zelfs maar een half procentje minder te presteren. Voor wat, hoort wat.”

Voor wat, hoort wat. Abdi zal die woorden ­tijdens ons gesprek meermaals laten vallen. Wanneer we het hebben over de moeilijke jaren na zijn vlucht uit het door oorlog geteisterde ­Somalië, de periode waarin atletiek hem meer kostte dan het opbracht, over het harde leven als marathonloper.

Laten we met dat laatste beginnen: u loopt zo’n 200 kilometer per week en verslijt 35 paar schoenen per jaar.

“Ik loop twee keer per dag, opgeteld is dat makkelijk drie uur. Daarnaast doe ik verschillende soorten krachttraining. Zondag is de zwaarste dag: dan staat een lange duurloop, tussen 30 en 45 kilometer, op het programma. In Ethiopië staan we dan om vier uur ’s morgens op omdat we die training in een lager gelegen gebied doen. Daarvoor rijden we van de streek boven de hoofdstad Addis Abeba, waar we verblijven, naar het zuiden van de stad, voor het verkeer zich op gang trekt. Dat is een reis van een dik half uur, om zes uur beginnen we aan onze training. Rond tien uur zijn we klaar maar de terugtocht duurt makkelijk drie, vier uur. Er wonen 18 miljoen mensen in de stad, het verkeer in Antwerpen is er niets tegen.

Bashir Abdi: ‘Somalië is een prachtig land. Het zou het perfecte vakantieland kunnen zijn, maar 35 jaar instabiliteit, dat is pijnlijk om aan te zien.’Beeld Thomas Sweertvaegher

“Eenmaal thuis zijn we knock-out en willen we maar één ding: een douche en ons bed, maar dan is het tijd voor onze krachtoefeningen. Zo vermoeien we onze spieren nog meer, dat is nodig om het effect na 35 kilometer tijdens een wedstrijd na te bootsen. Na al die gekke dingen volgt maandag een herstellende duurloop van 20 tot 25 kilometer en als beloning mogen we in de namiddag rusten.”

Hoe houdt u die lange uren lopen ­aangenaam? Luistert u naar muziek?

“Nee, mijn muziek is het ritme van mijn voeten. Dat hoor ik graag. Door het geluid van mijn schoenen weet ik of ik moe ben en of mijn paslengte klopt. En ik focus op mijn adem­haling.”

Wordt het nooit saai?

“De eerste 3 kilometer moet ik er wat inkomen, daarna komen de endorfines vrij en heb ik heel veel plezier. Ik denk na, fantaseer over mijn doelstellingen. Soms loop ik op stages hele wedstrijden in mijn hoofd en visualiseer ik komende marathons. Lopen geeft me een heel vrij gevoel. Een moeilijke beslissing neem ik pas na een training, dan zie ik de dingen helderder. Het is geen eenzaam leven, nee. In Gent train ik vaak alleen, op stage met andere atleten. Tijdens rustige duurlopen kun je met elkaar praten, dat is aangenaam. We tillen elkaar naar een hoger niveau.”

Marathonlopers doen zelden meer dan twee wedstrijden per jaar omdat die 42 kilometer fysiek zo belastend zijn. Daarom slaat u deze zomer het WK atletiek over en kiest u voor een marathon in het najaar.

“Een marathon begint pas echt vanaf de dertigste kilometer. Dan is de brandstof op en komen de kwaaltjes. Bij mij begint dat meestal aan mijn kuit, het voelt alsof er met een kleine naald in geprikt wordt. Dat gevoel spreidt zich steeds verder uit en dan is het belangrijk dat je niet met die pijn bezig bent. Vierentwintig uur na de wedstrijd is de pijn het ergst, dan vloek je als je in een huis met trappen woont. Na een dag of drie is dat weg. De meeste atleten nemen niet meer dan twee weken rust.

“Omdat we zo weinig wedstrijden lopen, voelt elke marathon als de eerste aan. Dat is heel raar: toen ik nog 5 en 10 kilometer liep, wist ik perfect wat me te wachten stond, wanneer de verzuring zou toeslaan. In april heb ik in Rotterdam mijn tiende marathon gelopen en ik had echt stress. Je kunt zo goed voorbereid zijn en toch de man met de hamer tegenkomen. Een marathon loop je nooit met een vrij en veilig gevoel. Ik had het er een tijdje geleden over met Eliud Kipchoge, ’s werelds beste marathonloper (wereldrecordhouder met 2:01:09, red.), en hij beweerde dat hij precies hetzelfde gevoel had. Ik weet niet of ik hem helemaal geloof, maar ik vond het wel geruststellend.” (lacht)

Waar denkt u aan als tijdens een wedstrijd de pijn opkomt?

“Meestal aan trainingen waarbij ik iedereen eraf liep. Of aan het thuisfront en alle opofferingen waarvan ik niet wil dat ze voor niets waren. Het mentale bepaalt alles. Je hoofd bestuurt je ­lichaam. Er zijn wedstrijden, zoals op de Spelen in Tokio, die ik puur op mentale kracht heb gelopen. Ik was echt niet fris, die laatste vijf kilometer zag ik de atleet voor mij als twee mensen.”

Uw trainingsmakker Abdi Nageeye heeft u toen aan de derde medaille geholpen door u in de laatste meters mee te sleuren. Mogen we dat zo zeggen?

“Ik denk dat hij zijn zilveren medaille ook aan mij te danken heeft. (lacht) Hij heeft jarenlang bij de verkeerde groep getraind en ik heb hem overtuigd om bij ons te komen, ook al zag de coach dat niet meteen zitten. Op training was ik altijd beter en ik heb hem vaak meegetrokken.

“In Tokio had hij veel minder last van de jetlag en al tijdens de opwarming zag ik dat hij fris en rustig was. Tijdens die laatste meters deed Abdi wat ik altijd bij hem deed op training, alleen waren deze keer alle camera’s op ons gericht. En vorig jaar in Rotterdam, toen ik een blessure had, heb ik ervoor gezorgd dat hij kon winnen. Ik denk dat ik die geste in Tokio wel heb terugverdiend.” (lacht)

De Britse atletieklegende Mo Farah heeft voor u hetzelfde gedaan: hij nam u onder zijn vleugels en nam u mee op training.

“Mo is niet alleen mijn idool, hij heeft me laten zien hoe ik moest trainen, rusten en de wedstrijden aanpakken. Hij is zo’n toegankelijke man: in Ethiopië zat hij gewoon tussen de lokale mensen, hij dronk koffie en speelde gezelschapsspelletjes met hen. Dat zie je niet bij voetballers. Dankzij hem ben ik geworden wie ik nu ben.”

Het geeft de indruk dat de marathon een heel collegiale sport is. We hebben ook allemaal de beelden gezien waarop u Koen Naert aanmoedigde toen hij in Rotterdam als zesde over de meet kwam.

“We zijn concurrenten maar we gunnen elkaar veel. We trainen samen, zitten maandenlang samen op stage en missen onze kinderen. Dat leidt tot veel begrip.”

U mikt op goud in de Olympische Spelen volgende zomer in Parijs. Zorgt dat voor extra druk?

“Ik besef dat ik niet meer in de luwte loop, dat maakt het wel wat uitdagender. Ik kan daar wel mee om, zolang ik niet gestoord word in mijn voorbereiding. Zelf zal ik tevreden zijn als ik alles heb gedaan wat ik kan. Het parcours is heuvelachtig, dat is in het voordeel van de Kenianen, omdat ik doorgaans vlak train. Maar ik denk dat ik genoeg tijd heb om me daarop voor te bereiden. De Spelen zijn deze keer dicht bij huis, mijn familie en vrienden zullen er zijn. Dat geeft me altijd een geruststellend gevoel.”

Het valt op dat u na een wedstrijd vaak het woord ‘twijfel’ gebruikt. Ook uw coach Gary Lough zei na Rotterdam − u won die marathon maar kon uw Europees record niet verbreken: ‘Bashir weet dat hij bij de mondiale top hoort, maar hij moet meer vertrouwen hebben.’ Loopt u te voorzichtig?

“Ja, ik heb wel al wat kansen verspeeld omdat ik een weglopende concurrent niet durfde te volgen uit schrik om te verzuren. Ik vraag me achteraf vaak af of ik de juiste beslissingen heb genomen, maar op zulke momenten ga je af op je lichaam. Een coach voelt dat anders aan en achteraf is het makkelijk praten.

‘Er zijn mensen die vinden dat de Belgische vlag niet op gekleurde schouders hoort. Dat mijn kinderen dat moeten meemaken, dat is toch gestoord?’Beeld Thomas Sweertvaegher

“Maar ik denk wel dat ik vertrouwen heb, hoor. In Rotterdam heb ik goed gereageerd. Een Keniaanse jongen liep weg en ik dacht: wat hij ook doet, ik heb een antwoord klaar. En dat bleek ook zo. Maar soms zijn andere atleten ­gewoon beter, en dan is dat zo.”

De hamvraag bij de marathon is of iemand ooit onder de mythische limiet van twee uur zal duiken. Wat denkt u?

“Ik geloof het wel. De tijden worden almaar scherper, ook op de piste. Waar de ondergrens ligt? Een paar seconden onder de twee uur. Sneller kan volgens mij niet.

“Mensen zijn almaar bezig over de invloed van nieuwe loopschoenen met carbonfiberplaat, zoals Nike Vaporfly. Naar mijn aanvoelen zorgen die schoenen ervoor dat je lichaam gespaard wordt, waardoor je sneller recupereert, maar ik zou niet durven te beweren dat ze je naar voren stuwen. Ik vind dat vooral de sportdranken en gels enorm geëvolueerd zijn. Atleten smashen zelfs zonder wonderschoenen hun persoonlijke record, omdat je geen honger of dorst meer hebt.

“Ik vraag me wel af of die limiet clean gebroken zal worden. Er wordt heel snel gelopen, maar er zijn ook veel atleten die snel weer verdwijnen. Ik zal zo’n prestatie pas serieus nemen als die door een atleet met regelmatige prestaties wordt neergezet, zoals Kipchoge. Daar zou ik enorm van genieten. Ja, Kipchoge heeft in 2019 al 1:59:40 gelopen. Maar dat was een commercieel evenement waarin hij door hazen (gangmakers, red.) werd geholpen, dat telt niet.”

De marathon wordt door dopingperikelen geplaagd.

“Ik sport in een oneerlijk systeem. Atleten als ik worden door meerdere instanties gecontroleerd, lokaal en internationaal. Als bij mij thuis een controleur aanbelt, weet ik niet of ik ‘goedemorgen’ of ‘good morning’ moet zeggen. Maar andere atleten hebben zelfs geen idee wat whereabouts (atleten moeten controleurs constant doorgeven waar ze zijn, red.) zijn, of trekken zich daar niets van aan. Toch zijn daar oplossingen voor te bedenken: in streken zonder straatnamen kunnen ze toch met coördinaten werken?

“In april heeft Kelvin Kiptum de marathon van Londen gewonnen (in 2:01:25, de tweede snelste marathontijd ooit gelopen, 16 seconden trager dan Kipchoges wereldrecord, red.). Met alle respect, maar tot vorig jaar had ik nog nooit van die jongen gehoord. Vorig jaar liep hij in Valencia zijn allereerste wedstrijd in 2:01:53. Dat is crazy. En wat ik van hem gezien heb in Londen was onmogelijk: de tweede helft liep hij sneller dan mijn persoonlijk record op de halve marathon en in zijn laatste 10 kilometer liep hij sneller dan ik ooit heb gelopen op de weg. Als hij dat de komende jaren kan volhouden, oké. Maar als we hierna nooit meer van hem horen, is het wel duidelijk waarom. Dat is heel frustrerend. In Tokio was ik nipt derde, ik was maar een seconde sneller dan Lawrence Cherono, die achteraf betrapt is op doping”

Voor hetzelfde geld was u vierde geweest en had u pas achteraf uw medaille gekregen?

“Dan hadden ze die medaille mogen houden. Ik zou nog altijd even teleurgesteld zijn. Je moet op dat podium shinen, niet achteraf thuis. Dat heeft echt niet dezelfde waarde.”

U wordt een selfmade atleet genoemd.

“Ik heb pas sinds 2019 een topsportcontract, de jaren daarvoor liep ik soms wel, soms zonder contract. Ik werk nog steeds met jaarcontracten, ja. Een olympische medaille verandert daar weinig aan. Mijn loon is ook gebaseerd op mijn hoogst behaalde diploma. Ik heb niet kunnen studeren, dus ik verdien minder dan een atleet die een masterdiploma heeft gehaald. En het ergste is: als ik morgen geblesseerd raak, vlieg ik mogelijk weer buiten. Dat is topsport in Vlaanderen.”

Die jaren zonder contract werkte u parttime als koerier en betaalde u zelf uw stages. Hebt u zwarte sneeuw gezien?

“Lopen op de piste kost meer dan het opbrengt, maar ik beschouwde dat als investering in mijn carrière. Voor wat, hoort wat. Tot 2018 verdiende ik met wedstrijden jaarlijks nog geen 2.000 euro. Op de meeting van Merksem (het Internationaal Atletiek Gala Meeting, red.) kreeg je 60 euro prijzengeld. Echt waar.”

U zocht in die tijd ook zelf sponsors.

“Ja, maar als je Bashir heet, komt niets vanzelf. Nu verdien ik mijn boterham, maar het is een moeilijke zoektocht geweest. In vergelijking met een paar jaar geleden ben ik nu een gelukzak. Ik heb een goed contract met Asics (Japanse ­fabrikant van sportschoenen en -kleding, red.) en als je een grote marathon wint, krijg je ongeveer 100.000 euro, al gaat een deel ook naar de belastingen, de coach en de manager. Je kunt er pas van leven als je bij de grote marathons bij de eerste vijf finisht.”

In vergelijking met voetballers is dat toch magertjes. Steekt dat niet?

“Ik ben daar niet mee bezig. Vadis Odjidja (voetballer bij AA Gent, red.) is een goede vriend, ik weet heel goed dat voetballers in een andere wereld leven. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo zijn. Ik vind ook dat wij meer aan topsport doen dan zij. Wij werken veel harder en zijn niet zo verwend. Op stage hebben we een matras, een deken en een emmer koud water als douche. Hoe harder, hoe beter.

'Zelfs als ik goed zou verdienen, zou ik nooit een dure auto kopen. Voor mij is dat metaal op wielen.'Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik hecht helemaal niet aan luxe. Zelfs als ik goed zou verdienen, zou ik nooit een dure auto kopen. Voor mij is dat metaal op wielen, en als je ergens tegenaan rijdt, is het niets meer waard. Ik zou mijn geld eerder aan projecten of goede doelen geven.”

U hebt ook uw eigen vzw, Sportaround.

“Tien jaar geleden heb ik dat opgericht, samen met mijn goede vriend Bert Misplon (Gents gemeenteraadslid voor Groen, red.). We zorgen ervoor dat kinderen die moeilijk toegang hebben tot georganiseerde sport toch kunnen bewegen of bij de juiste club terechtkomen. Ondertussen bereiken we wekelijks achthonderd kinderen. We werken daarvoor samen met Gentse scholen maar trekken ook naar pleintjes met een bakfiets vol sportmateriaal. Vaak vervelen kinderen zich daar, maar haal een bal boven en opeens heb je een spel. Sport is een universele taal die mensen samenbrengt. Daar begint ­alles.”

Peter Robbens, uw eerste coach, denkt dat u loopt voor uw moeder, die in 2011 is over­leden.

“Toen zij stierf, heb ik mijn studie sociaal werk moeten stopzetten om mezelf en mijn jongere zus te onderhouden. Ik ben toen farmaceutisch koerier geworden, een verschrikkelijke periode. Ik begon om half acht ’s morgens, reed twee rondes in het Gentse en eentje in Brussel, en was pas om acht uur ’s avonds terug. Dan moest ik de camionette nog gaan parkeren en fietste ik uitgeput naar de training. Ik heb toen beseft dat ik iets anders moest doen met mijn leven en heb gekozen voor atletiek, hoewel ik lopen lang saai en nutteloos vond. Maar mijn moeder vond sport een goede manier om te integreren en mijn taal te ontwikkelen.

“Mijn moeder is de bron van alles. Ik weet niet hoe mijn leven er nu zou uitzien als zij ons niet naar België had gehaald. Dankzij haar heb ik de kans gehad om naar school te gaan en een sport te beoefenen. Zij heeft me gemotiveerd om steeds beter te doen en anderen te helpen. Ik loop om haar niet teleur te stellen en ik hoop dat ze weet dat alle moeite niet voor niets is geweest. Maar mijn successen zouden mooier zijn als ze hier was om ze mee te maken.”

In Somalië handelde de moeder van Abdi in stoffen, daarvoor reisde ze vaak naar India. Tijdens zo’n reis flakkerde de burgeroorlog die het land al decennialang teistert weer op en kon ze het land niet meer in. Via Italië kwam ze uiteindelijk in België terecht. De vader van Abdi was inmiddels met de vier kinderen gevlucht en belandde in een vluchtelingenkamp. Het zou twee jaar duren voor ze elkaar terugvonden en vier jaar voor ze in Gent herenigd werden. Dat was in 2002, Abdi was toen 13 jaar.

“Ik heb weinig herinneringen aan die oorlog, al mis ik het gevoel van openheid in Somalië. Bij alle buren staat de voordeur open, je loopt bij iedereen binnen en als er familie langskomt, schuiven ze gewoon mee aan tafel. Hier voelt een huis soms aan als een gevangenis. (lacht)

“Somalië is een prachtig land. Het zou het perfecte vakantieland kunnen zijn, maar 35 jaar instabiliteit, dat is pijnlijk om aan te zien. Ik ben nooit teruggekeerd. Ik zou wel willen, maar ik denk dat ik een doelwit zou zijn voor de terroristische groepen die er actief zijn. Voor hen ben ik de verwesterde Bashir, ook al was het moeilijk om me aan te passen aan het leven hier. Alles was nieuw, alles was moeilijk. Ik denk dat mijn hoge pijngrens daarmee te ­maken heeft: ik kan veel verdragen.”

Hoe kijkt u naar de vaak negatieve perceptie tegenover vluchtelingen en migranten?

“Een paar weken geleden liep ik om halfzes ’s ochtends voorbij het industrieterrein van Zwijnaarde en het liep daar vol mensen met een migratieachtergrond: ze reden op een step of fiets of wandelden naar de tramhalte. Ik begreep er niets van. Ik heb mijn horloge stopgezet en een zwarte mijnheer aangesproken: vanwaar komen jullie? Blijkt dat ze net klaar waren met de nachtshift in een groot bedrijf. Van zeven uur ’s avonds tot half zes ’s ochtends zetten zij producten klaar die ’s morgens naar de winkels vertrekken.

“Als je mij, zelf een allochtoon, vraagt wat een immigrant is, zie ik ook vooral die negatieve, polariserende verhalen die we steeds voorgeschoteld krijgen. En dan kom je die mensen tegen die net de hele nacht gewerkt hebben zodat wij de volgende dag naar de winkel kunnen. Zonder migranten kunnen wij niet leven, wij hebben hen nodig om de boel te laten draaien. Wie vindt dat dat niet kan, kent simpelweg de realiteit niet.

“Ik maak ook veel racisme mee. Er zijn mensen die vinden dat de Belgische vlag niet op gekleurde schouders hoort. Ik vind dat niet erg, maar dat mijn kinderen, die toevallig ouders hebben die in Afrika geboren zijn, dat moeten meemaken, dat is toch gestoord?”

Volgens Robbens bent u omwille van uw afkomst benadeeld toen de topsportcontracten werden uitgedeeld: uw prestaties waren beter dan die van Koen Naert, toch kreeg hij in 2013 een contract.

“Ik zie dat anders: Koen kon toen een beter plan voorleggen, daar kon ik mee leven. Maar het is waar: als je een andere afkomst hebt, moet je drie keer harder je best doen, al is het maar om een appartement te huren. Je huidskleur gaat altijd boven je prestaties.”

Voor velen bent u inmiddels ook het toonbeeld van integratie. Bent u graag een ­rolmodel?

“Ik ben daar niet bewust mee bezig, maar het is altijd fijn om jonge mensen te inspireren. Ik doe gewoon mijn best, maar ik zie mezelf niet als de perfecte migrant. Ik weet dat ik nog altijd geen diploma heb. (lacht)

'Of ik een verwantschap voel met de mensen die in dit restaurant werken? Zeker. Ik ben een van hen, voor de rest van mijn leven. Ik begrijp waar zij van wakker liggen.'Beeld Thomas Sweertvaegher

“Kun je mij trouwens het nummer van Seppe Nobels bezorgen? Ik vind dit restaurant (Instroom Academy, red.), waar nieuwkomers tot horecamedewerkers worden opgeleid, een heel fijn concept. Enorm inspirerend. Voor mij was sport de toegangspoort tot het leven hier, ik geloof dat volop meedraaien in de reële wereld de beste manier is om vooruit te raken. Met theoretische taal- en andere cursussen kom je er niet. Of ik een verwantschap voel met de mensen die hier werken? Zeker. Ik ben een van hen, voor de rest van mijn leven. Ik begrijp waar zij van wakker liggen.”

U bent 34 jaar. Hoelang kunt u nog naar ­medailles meedingen?

“De top bereiken is moeilijk, maar blijven meedraaien is nog moeilijker. Elk seizoen komen er frisse, nieuwe talenten bij en de vraag is hoelang mijn lichaam die 200 kilometer per week verdraagt. Als ik nog drie jaar op dit niveau kan meedraaien, kan ik tevreden zijn.”

De pensioenleeftijd voor marathonlopers ligt best hoog: Farah, die in september zijn carrière afsluit, is 40, Kipchoge is 38 en er wordt zelfs gefluisterd dat hij al 45 is.

“Wat hem nog uitzonderlijker maakt. (lacht) Leeftijden in Afrika zijn altijd een probleem. Op het platteland worden baby’s niet geregistreerd, pas als je op het regionale of nationale niveau als loper wordt opgevist, komt er papierwerk aan te pas. Vooral bij de jeugd wordt er gefoefeld: soms zie je een piepjong kereltje tussen volwassen mannen lopen.”

Bent u zeker van uw leeftijd?

“Niet van de precieze datum, wel van de maand en het jaartal.”

En wat na uw sportief pensioen?

“Dat is een vraagteken. Ik denk dat ik ga ondernemen, maar concrete plannen heb ik niet. ik heb nog mooie jaren te gaan, en daar wil ik honderd procent op focussen. Ik leef jaar per jaar en zolang mijn lichaam het me toelaat. Maar ik denk dat ik de rest van mijn leven zal blijven lopen. Zonder lopen verdien ik mijn maaltijd niet. (lacht) Maar als jullie het niet erg vinden, ga ik nu naar huis. Ik moet morgen vroeg op.”

BIO

• geboren op in februari 1989 in Mogadishu (Somalië) • kwam op zijn 13de in België terecht, op de vlucht voor de burgeroorlog in zijn land • is Belgisch recordhouder op de uurloop en de marathon, en heeft de beste wereldprestatie op de 20.000 m • behaalde in 2021 olympisch brons op de marathon • woont met zijn gezin in Gent, verwacht een vierde kind