Direct naar artikelinhoud
AchtergrondIndonesië

1.200 kilometer van Jakarta verrijst de nieuwe hoofdstad van Indonesië

Het ‘nulpunt’ waar de nieuwe hoofdstad van Indonesië moet komen: Ibu Kota Nusantara.Beeld Hendra Eka voor de Volkskrant

Duizenden bouwvakkers werken in de bossen van Kalimantan aan de nieuwe hoofdstad van Indonesië. Over een jaar moet het presidentiële paleis worden betrokken. Bewoners en natuurbeschermers houden hun hart vast voor de sociale en ecologische gevolgen van het megaproject.

Wie nog twijfelt of Indonesië echt zijn hoofdstad 1.200 kilometer gaat verplaatsen, naar de middle of nowhere in Oost-Kalimantan, moet maar een terreinwagen huren in havenstad Balikpapan. Rij twee uur noordwaarts, over de nieuwe tolweg langs palmolieplantages; linksaf door een natuurgebied met stomende jungle en af en toe een langstaart makaak in de berm; tot het slaperige dorpje Sepaku waar – tot verrassing van de bewoners – het centrum van een geplande wereldstad blijkt te liggen.

Buiten het dorp rammelen vrachtwagens vol grind over modderige wegen richting Titik Nol (nulpunt) van de nieuwe hoofdstad Ibu Kota Nusantara (IKN), ‘Moederstad Archipel’. Hier maken de eerste Indonesische toeristen selfies en krijgen potentiële investeerders uitleg over de belastingvoordelen als zij hun miljarden in nieuwe winkelcentra of woontorens steken. Verder is er nog weinig te zien; alle heuvels zijn zover het oog reikt begroeid met (uitheemse) eucalyptusbomen voor de houtindustrie. Bij de parkeerplaats staat een bord in de bosjes: hier komt het ministerie voor Staatsbedrijven; op de hoek is een winkelcentrum bedacht.

Het echte spektakel ontvouwt zich als je de vrachtwagens door de okergele modder volgt, over tijdelijke baileybruggen van het leger, langs bouwketen in het bos tot een ballet van torenkranen boven op een heuvel waar het nieuwe presidentiële paleis is gepland. De fundamenten van het glazen kantoorgebouw in de vorm van de mythische halfvogel Garoeda, steken al uit de grond. Maar wat vooral opvalt: alles gebeurt cepat, cepat (snel, snel). Een leger van zevenduizend bouwvakkers met gele helmen en gele rubberlaarzen bulldozert gelijktijdig zesbaanswegen door het bos, trekt boomstronken uit de grond, graaft reusachtige rioolpijpen in, slaat heipalen voor geplande woontorens en giet beton voor brugpilaren.

De bouwplaats waar het nieuwe presidentiële paleis is gepland.Beeld Hendra Eka voor de Volkskrant

‘Seeing is believing’(zien is geloven), is het motto van Bambang Susantono, die door president Joko Widodo is aangewezen als leider van het megaproject. De president zelf bezoekt de bouwlocatie om de drie maanden en is al twee keer wezen kamperen in het eucalyptusbos. De in de VS opgeleide Bambang, voormalig onderminister van Transport, leidt dezer dagen vooral potentiële investeerders uit binnen- en buitenland rond. Indonesië steekt 5,5 miljard euro in de bouw van de nieuwe hoofdstad, circa 20 procent van de geschatte bouwkosten (28 miljard euro). De rest moet komen van (publiek-)private investeringen.

Groene hoofdstad

“Tot nu toe tekenden Indonesische investeerders voor de bouw van een ziekenhuis en enkele hotels”, meldt onderdirecteur financiën Agung Wicaksono telefonisch. “We onderhandelen met andere ondernemers nog over de landprijs voor winkelcentra, kantoren en sportfaciliteiten.” Volgens Wicaksono bezochten ook delegaties uit Singapore, Japan en Frankrijk de locatie. “We laten eerst zien dat Indonesië echt een nieuwe stad aan het bouwen is. Als dat vertrouwen voldoende is gegroeid, volgen onderhandelingen vanzelf.”

Volgens de glanzende website voor investeerders wordt Nusantara een slimme, duurzame en groene stad. Driekwart van het gereserveerde grondgebied (zo’n 4.000 vierkante kilometer) zal bestaan uit bos (65 procent) en parken en akkers (10 procent). Langs een soort nationale groenstrook verrijzen ministeries van glas en hout met bomen op het dak, evenementenhallen steken half uit de grond en over verhoogde paden flaneren ambtenaren richting elektrische bus of een restaurant dat lokale ingrediënten serveert. Wonen, werken en recreëren liggen nooit meer dan tien minuten van elkaar. In 2045 wil Nusantara een klimaatneutrale stad voor bijna twee miljoen inwoners zijn.

De nieuwe hoofdstad wordt kortom het tegenovergestelde van de oude. Metropool Jakarta, ruim 31 miljoen inwoners (inclusief voorsteden), kampt met overbevolking, permanente files, ernstige luchtvervuiling en jaarlijkse overstromingen. President Widodo wees in 2019 vrij plotseling Oost-Kalimantan aan als locatie voor de nieuwe hoofdstad. Dat is centraler gelegen – wat de politieke en economische dominantie van Java in Indonesië moet verminderen – en daar is nog leefruimte zonder vulkanen die kunnen uitbarsten of breuklijnen die aardbevingen veroorzaken. De verhuizing biedt Jakarta ademruimte – de eerste 17.000 ambtenaren trekken begin volgend jaar met hun gezinnen in woontorens van twaalf verdiepingen die nog niet bestaan.

Land van de voorouders

“Ik hoorde het op televisie”, zegt bewoner Sibukdin – leider van het plaatselijke Balik-volk – voor zijn eenvoudige houten huis in Sepaku. “Punt Nul staat precies op onze tanah leluhar, het land van onze voorouders.” Volgens de 60-jarige Sibukdin wonen ongeveer driehonderd families in zijn dorp, onder wie ook Javanen die in de jaren negentig arriveerden. “Mijn huis staat in de binnenste ring van IKN (niemand zegt Nusantara in Sepaku), maar ik weet nog steeds niet wat er met mij gaat gebeuren. De overheid erkent ons niet en communiceert niet met ons.” Het compensatiebedrag dat volgens hem wordt geboden, 15.000 euro per hectare, is wat hem betreft niet genoeg.

Sibukdin, leider van het plaatselijke Balik-volk.Beeld Hendra Eka voor de Volkskrant

Andere dorpelingen zijn voorzichtig positief. “Het wordt drukker, dat is goed voor de economie!”, zegt de 24-jarige Seniman vanaf zijn scooter. De jongeman met grote zwarte kuif verdient sinds kort 140 euro per maand als bewaker op de bouwplaats. “Ik maak me wel zorgen om ons water, dat is donkerbruin geworden.”

De 26-jarige Hariana wijst vanaf haar houten veranda op een betonnen damwand pal achter haar huis. “Vroeger haalde ik gewoon water in de rivier, nu moet ik om de dag water halen bij de overheid.”

In een eettentje langs de nieuwe asfaltweg, benadrukt de 36-jarige Saiduani Nyuk dat hij in principe enthousiast is over het concept van een ‘smart forest city’. Voor belangenorganisatie Aman komt hij op voor de rechten van inheemse volken. “De verhuizing van de hoofdstad biedt kansen voor het Dayak-volk dat hier woont.” Deze bevolkingsgroep, waartoe Saiduani zelf behoort, wordt volgens hem gediscrimineerd en ten onrechte afgeschilderd als onontwikkeld en bloeddorstig. “Helaas zijn we niet betrokken bij de plannen. Pas toen we gingen demonstreren, nam de overheid contact op met Aman.” Het leger verwijderde haastig het opgehangen spandoek en een regionale bestuurder beloofde dat ‘op dit moment’ niemand wordt uitgezet. Saiduani: “Die toevoeging maakt ons ongerust. We willen blijven wonen op de plek van onze voorouders. Compensatiegeld is na twee jaar weer op, maar je identiteit is voor altijd.”

Natuurbeschermers

Ook natuurbeschermers maken zich zorgen. In een rank bootje op de weidse Balikpapan-baai, 30 kilometer stroomafwaarts van Punt Nul, wijst visser Mappaselle op mangrovewoud langs de oevers en naar twee bedreigde Irrawaddy-dolfijnen die langszij zwemmen. Op zijn T-shirt staat een afbeelding van de bedreigde neusaap met de tekst menolak punah (‘weiger uit te sterven’). “De baai is nog gezond”, zegt de 51-jarige voorzitter van de plaatselijke milieuwerkgroep. “Maar we zijn bang dat het water hier even zwart en vervuild raakt als in de Baai van Jakarta.”

Mappaselle in de Balikpapan-baai.Beeld Hendra Eka voor de Volkskrant

Het probleem, stelt Mappaselle, is dat Indonesië wel wetten heeft om de natuur te beschermen, maar dat handhaving en sancties vrijwel ontbreken. Ter illustratie vaart hij langs een palmoliefabriek en een nikkelsmelterij in aanbouw die allebei een reusachtige hap uit de mangrove hebben genomen. “Die hebben helemaal geen vergunning. Maar toen wij de overheid daarop wezen, kregen wij problemen, niet zij.”

Volgens Mappaselle komen rond de baai twee unieke ecosystemen bij elkaar, mangrovewoud en regenwoud, beide essentieel voor het behoud van biodiversiteit en het tegengaan van klimaatverandering. Hij wijst op een grote tuibrug in aanbouw, niet ver van een luchthaven in aanbouw en laat op zijn telefoon een filmpje zien dat volgens hem verderop is gemaakt door een bouwvakker: een orang-oe­tan – eveneens bedreigd – dwaalt verbaasd over het talud van de tolweg in aanbouw. “Die snelweg wordt voor de orang-oe­tan, de honingbeer en de nevelpanter een onneembare hindernis.”

Het Wereld Natuur Fonds Indonesië beschouwt de nieuwe hoofdstad juist als een kans. Veel erger dan de huidige monocultuur van eucalyptusbomen en oliepalmen kan het volgens directeur Aditya Bayunanda niet worden. “Bij dit project staat duurzaamheid op de eerste plaats. Dat heeft de president wel honderd keer benadrukt. Het zou een enorme blamage voor Indonesië zijn als dat niet zou lukken.”

Het Wereld Natuur Fonds verwacht daarom weinig milieuschade. “Nusantara wordt hopelijk een voorbeeld voor andere Indonesische steden.” Bayunanda maakt zich wel zorgen over de ondersteunende infrastructuur in Oost-Kalimantan. “Nieuwe wegen kunnen leiden tot meer illegale houtkap, landbouw en stroperij. En er wordt een rivier ingedamd om groene stroom op te wekken.” De grote vraag, stelt Bayunanda, is of de regering ook geld uittrekt voor betere handhaving in Kalimantan en voor de bouw van wildviaducten en -tunnels.”

Orang-oe­tans

Topambtenaar Myrna Safitri, belast met milieu en natuurlijke hulpbronnen bij IKN, zegt de zorgen van bewoners en ngo’s te begrijpen. In een café in Balikpapan legt zij een landkaart op tafel van het hele projectgebied. “Kijk, dit grote groene gebied had regenwoud moeten zijn. Maar na onderzoek bleek de helft plantage, kolenmijn of akker”, verzucht de in Nederland gepromoveerde Safitri. “Dat moeten we dus allemaal herplanten, terwijl we de lokale gemeenschap een alternatieve inkomstenbron moeten bieden.” Over mogelijke wildviaducten en industrieën zonder vergunning zegt zij desgevraagd: “Dat valt buiten mijn verantwoordelijkheidsgebied. Ik kan slechts proberen de provinciale autoriteiten te overtuigen van onze groene plannen.”

Safriti noemt een befaamd opvangcentrum voor orang-oe­tans als voorbeeld dat herbebossing mogelijk is. Daar wonen, op een uur rijden van Punt Nul, 122 mensapen en 72 honingberen in kooien en op boseilandjes, vaak voormalige huisdieren. “Dit was 20 jaar geleden nog 1.800 hectare uitgeput grasland”, zegt regiomanager Aldrianto Priadjati van de Borneo Orangutan Survival Foundation. Triomfantelijk: “En kijk nu eens!” Vanuit een hoge uitkijkpost wijst Priadjati, die bosbouw studeerde in Wageningen, naar een zelfgemaakt oerwoud zover het oog reikt. Ook hij beschouwt Nusantara als een kans. “Ik ben optimistisch. Iedereen kan hier komen kijken hoe je met hulp van de lokale gemeenschap een oerbos herbouwt.”

Orang-oe­tan Bujang, 31 jaar oud, in opvangcentrum Samboja.Beeld Hendra Eka voor de Volkskrant

Aan het einde van de middag spelen de kinderen van Sepaku in kniediepe regenplassen midden op de weg, de rijstvelden spiegelen in de avondzon en achter op wiebelende vrachtwagens keren groepen vrouwen terug van de plantages. Een bedachtzame onderwijzer, die niet met haar naam in de krant durft, verwacht dat de economie en het onderwijsniveau in de regio flink zal verbeteren. Zij betwijfelt echter of haar dorpsgenoten daar veel aan zullen hebben. “De meeste mensen in dit dorp hebben niet meer dan lagere school gedaan. Zij zouden extra training moeten krijgen, anders maken zij geen kans tegen de vele beter opgeleide Javanen die deze kant op komen.”

Waarom een nieuwe hoofdstad?

De eerste president van Indonesië Soekarno opperde al in 1950 de hoofdstad te verplaatsen naar Kalimantan. De zevende en huidige president Joko Widodo voert dat idee nu razendsnel uit. De verhuizing naar het midden van het eilandrijk is vooral symbolisch. Het zou de Javaanse politieke en economische dominantie verminderen, de echo van het koloniale verleden doen uitdoven en de wereld laten kennismaken met een zelfverzekerd, hightech en milieubewust Indonesië.

Daarnaast zou een verhuizing van pakweg twee miljoen inwoners hoognodige ademruimte bieden aan Jakarta. Dat kampt, 496 jaar naar zijn stichting, met congestie, ernstige luchtvervuiling en jaarlijkse overstromingen. Ongecontroleerd grondwatergebruik doet de stad met 11 miljoen inwoners wegzinken in de Javazee. Die chronische problemen, stellen critici, blijven echter bestaan. De tientallen miljarden euro’s voor Nusantara zouden volgens hen ook besteed kunnen worden aan bijvoorbeeld een zeewering of een dekkend metrostelsel.