“De storm van gisteren heeft ons hopelijk toch een beetje nederiger gemaakt. Ja, we zijn sterfelijk”

Het prettige van de storm die gisteren over het land raasde, is dat iedereen weer even met de neus op de feiten wordt gedrukt. Ja, we zijn sterfelijk. We kunnen wel net doen alsof dat leven van ons tot ver over de horizon reikt, maar bij windstoten van 140 km per uur begint het twijfelen.

De boom naast het huis, begrijpt die wel dat wij onze kleinkinderen nog willen zien opgroeien of besluit hij, zuchtend en krakend, om dan in godsnaam maar dwars door ons splinternieuwe kookeiland te vallen? Alles waar je anders niet bij nadenkt, dat zwelgen in doodeenvoudig geluk, het stond gisteren allemaal even op losse schroeven.

Daarom ben ik dol op storm. Hoe ons kleuter­verkeer, met onze toet-toets, treintjes en veerbootjes piepend tot stilstand komt als de aarde zich boos maakt. Ik zie het als een waarschuwing. Onze planeet liet even zien dat het zonder de mens, met die kneuterig bord­papieren huisjes, vol met truttige huisdieren luisterend naar namen als Brutus of Pluisje, ook prima gaat.

De storm van gisteren heeft ons hopelijk een beetje nederiger gemaakt. Een lekkende kraan is volkomen irrelevant wanneer de wind door je badkamer beukt. Er bestaat geen mooier geluid dan brullende wind op je voordeur die 30 kilometer de tijd heeft gehad om op je huis af te stormen.

Ik ben ook een groot liefhebber van huizen die overdag opeens pikdonker worden. Ik schrijf dit om 11 uur ’s ochtends, met al het licht aan. Eindelijk romantiek. Binnen moeten blijven en dan lekker schrijven.

Storm brengt de mensen dichter bij elkaar. Vandaag kruipen we weer uit onze huizen en gaan we kijken bij de buren. ’s Avonds, als je partner thuis komt van zijn werk, vertel je wat je allemaal hebt gezien. “Dat schuMurtje van nummer 36, waar die vrouw lelijke potten bakt, is helaas niet omgewaaid.”