Direct naar artikelinhoud
EssayVerveling

Waarom Joël De Ceulaer zich deze zomer ook (een beetje) wil vervelen

Joël De Ceulaer: ‘In de tuinstoel domweg naar de hemel staren, is vaak de beste manier om tot nieuwe, frisse ideeën of invalshoeken te komen.’Beeld Eva Beeusaert / Getty Images

Het hoeft geen vakantie te zijn om je eens grondig te vervelen, maar het kan zeker helpen. Redacteur Joël De Ceulaer, geoefend in de kunst van het nietsdoen, belicht een fenomeen dat nog met raadsels omgeven is. Over emo-eten, hobbits en slapen in de kerk.

Nu had ik zo gedacht om bij het begin van de zomer eens een veeleer licht getoonzet stukje te schrijven. De zon schijnt, de kinderen hoeven twee maanden niet naar school, vrijwel iedereen knijpt er even tussenuit − is het niet om lange bergwandelingen te maken, dan wel om urenlang onder een parasol te liggen. En dus lopen we allemaal het risico om ons af en toe danig te vervelen.

Zeker de eerste week van de vakantie kan tegenvallen qua heilzaam effect. In volle afkick van het werk kunnen de eerste bergtochten doodsaai zijn en is het mogelijk dat je aan dat zwembad met jezelf geen blijf weet. Akkoord, Anna Karenina van Tolstoj staat klaar op je Kindle, maar nu nog even niet. Eerst het hoofd leeg, heet dat dan, het verstand op nul. Makkelijker gezegd dan gedaan. Je lijf beweegt niet, maar je gedachten razen over een achtbaan en maken je onrustig. Je zou van alles willen ondernemen, maar dat is juist niet de bedoeling. Je bent hier om te relaxen. Maar eigenlijk − als je eerlijk bent − vervéél je je.

Verveling. We kennen het allemaal, het past lekker bij de tijd van het jaar en dus was het idee voor dit stuk snel gepitcht bij de bevoegde instanties. Op zoek naar inzicht in iets wat iedereen kent, al is het maar van horen zeggen, begon ik te lezen. Met voorrang, uiteraard, voor de wijsgerige invalshoek. Het eerste boek dat ik mijn Kindle voedde, was Filosofie van de verveling van de Noorse denker Lars Svendsen. Dat bleek een keuze voor de korte pijn, want meteen wist ik: met die ‘lichte toon’ wordt het niks.

Verveling is zware kost. De filosoof om wie je niet heen kunt bij dit onderwerp, is Martin Heidegger. Volgens sommigen is hij de grootste denker van vorige eeuw, volgens anderen een aansteller die onzin verkocht − en een nazi op de koop toe. In elk geval geen vrolijke Frans. De man kende verschillende soorten verveling. Je kunt je vervelen door de toestand waarin je je bevindt, maar er bestaat ook − ik gooi er meteen hoofdletters tegenaan − zoiets als

Existentiële Verveling. Noem het een gevoel van diepe leegte dat ons confronteert met de volstrekte zinloosheid van het bestaan.

Mocht u denken dat hij dat erg vond: toch niet. Pas als je die bodem bereikt, kun je je aan je bretellen uit de leegheid omhoogtrekken en een Authentiek en Betekenisvol Leven uitbouwen. De mens die het universum is ingespuwd, moet er zelf iets van maken. Dat is natuurlijk juist, maar bij Heidegger klinkt het, euh, zwaar. Die Existentiële Verveling heeft geen voorwerp, kent geen aanleiding, het is een tijdloze sensatie die ons confronteert met de angstaanjagende aard van de werkelijkheid, die leeg is en betekenisloos.

Bent u er nog?

‘Als het een evolutionaire adaptatie is, een gevoel van onbehagen dat ons aanzet om in actie te komen, heeft de mens altijd verveling gekend.’Beeld Studio Ski

Dan stip ik alvast even aan, voor we onze ontdekkingstocht voortzetten, dat ik ook leuke anekdotes las terwijl ik een paar dagen aan mijn Kindle kleefde. Kenners weten dat allicht, maar voor mij was het nieuw: de kiem van het oeuvre van J.R.R. Tolkien werd gelegd terwijl de man zich tijdens het verbeteren van examens stierlijk zat te vervelen en een papiertje pakte om daar een zin op te krabbelen − het was alsof die zin, omdát hij zich zat te vervelen, plots uit de lucht kwam gevallen: ‘In a hole in the ground there lived a hobbit.’ Op die zin bouwde Tolkien een Authentiek en Betekenisvol Oeuvre.

Leeuw in kooi

Ik wil geen amoebe met een olifant vergelijken, maar wat Tolkien overkwam, ken ik zelf ook. Ik denk dat ik verveling gebruik om inspiratie op te doen. Even sofa of tuinstoel opzoeken zonder iets omhanden, en gewoon domweg naar plafond of hemel staren: het is vaak de beste manier om tot nieuwe, frisse ideeën of invalshoeken te komen. Het is op zulke dode, licht vervelende momenten dat de vonk soms overslaat. Ook uitstelgedrag gebruik ik functioneel: als ik moet beginnen te schrijven, procrastineer ik vaak zo lang tot het niet meer te houden is. Er maakt zich dan een ongedurigheid van mij meester die ik alleen kan bestrijden door aan de slag te gaan. Die ongedurigheid uit zich fysiek: tot ik ga zitten om te tikken, slalom ik door het huis als een leeuw in een kooi.

Wat ons bij een cruciale vraag brengt: kan alleen de mens zich vervelen, of kunnen andere diersoorten het ook? De meningen zijn verdeeld. Filosofen vinden van niet. De Duitse schrijver Johann Wolfgang von Goethe schreef dat als apen zich zouden kunnen vervelen, ze mensen zouden kunnen worden. Andere dieren vervelen zich niet.

Sommige psychologen denken dat ze dat wel kunnen. In het rijk gestoffeerde Out of My Skull, The Psychology of Boredom schrijven James Danckert en John Eastwood, respectievelijk neurowetenschapper en psycholoog, dat dieren in gevangenschap zich wel degelijk kunnen vervelen. Als ze hun instincten niet kunnen botvieren, omdat ze te weinig plaats hebben bijvoorbeeld, vertonen ze ongedurig gedrag − alsof ze, zoals ik die procrastineer, met zichzelf eigenlijk geen blijf weten. Ze willen lange afstanden afleggen, maar kunnen dat niet. Ze willen handelen, maar zitten vast.

Dat brengt ons bij de definitie van verveling die psychologen vandaag gebruiken. Chantal Nederkoorn, hoogleraar aan de universiteit van Maastricht, beschrijft verveling in een van de papers die ik van haar las als ‘een onprettige emotie die ontstaat als het voor een individu onmogelijk is om een bevredigende activiteit aan te gaan en dat ligt vaak aan de context, die beschouwd wordt als oninteressant of onvoldoende stimulerend’. Daarom is het zeker een probleem voor mensen in de cel, kinderen op de schoolbank, of soldaten in de loopgraaf. “In situaties waaruit geen ontsnappen mogelijk lijkt, wordt verveling uiteraard als negatief ervaren”, zegt Nederkoorn aan de telefoon. “Je ervaart een gebrek aan zinvolheid. Daarentegen kan het voor mensen die in vrijheid leven inderdaad motiverend zijn. Verveling zou in die zin een gunstige, evolutionaire functie kunnen vervullen. Het is een onplezierig gevoel dat je motiveert om iets te gaan doen.”

Eastwood en Danckert zijn het daarmee eens. Jezelf vervelen vinden ze erg fascinerend, noteren ze: ‘Misschien kan het zelfs behulpzaam zijn.’ Verveling zegt je niet wát je moet doen − je moet jezelf aan je heideggeriaanse bretellen omhoogtrekken − het wijst er wel op dat je een zinvolle connectie met de wereld wilt aangaan. ‘Verveling wordt gekenmerkt door de sterke drijfveer om iets te doen’, schrijven ze. Het is dus iets anders dan apathie, waarbij je onverschillig bent. En het is ook geen anhedonie, waarbij je niet in staat bent om plezier te ervaren. Verveling impliceert het verlangen om iets te ondernemen − al zien we, in onze staat van verveling, niet meteen wat precies. Je bent verveeld, dus je wilt wat. En dat kan goed of slecht uitpakken.

‘Verveling neemt toe van je tiende tot je zeventiende, neemt dan af om weer aan te zwellen ergens ver voorbij de middelbare leeftijd.’Beeld Studio Ski

Eten als prikkel

Eerst nog een mooi voorbeeld, dat een beetje op dat van Tolkien lijkt. Toen iemand Jimi Hendrix ooit vroeg hoe hij al die wilde, geile, originele gitaarlicks had bedacht, zei hij naar verluidt − lees ik bij Eastwood en Danckert − dat hij te veel gitaristen had gehoord die altijd maar dezelfde deuntjes speelden “and I got bored shitless”. In het Nederlands zou hij die klassieke gitaarriedeltjes ‘strontvervelend’ gevonden hebben.

Het kan je aanzetten tot creativiteit, maar de risico’s zijn niet moeilijk te bedenken. Als je niets omhanden hebt en toch een sterke prikkel tot actie ervaart, zijn de verlokkingen des duivels talrijk. Nederkoorn schrijft dat verveling kan leiden tot een verslaving aan drugs, gokken, eten enzovoort. Als het de verveling maar doorbreekt. “Het lijkt erop dat mensen zelfs negatieve stimuli boven verveling verkiezen.” Nederkoorn onderzocht of er een verband met eetstoornissen en zelfverminking zou bestaan. “En dat verband lijkt er te zijn”, zegt ze. “We hebben onderzoek gedaan naar wat men emo-eten noemt, en dat blijkt toch anders in elkaar te zitten dan we dachten. Mensen die zich emo-eter noemen, zéggen weliswaar dat ze eten omdat ze boos zijn, of verdrietig. Maar het verband met die emoties is helemaal niet zo krachtig. Er blijkt wel een sterke link te zijn tussen verveling en overeten. Ook mensen die niet aan emo-eten doen, blijken meer te eten als ze zich vervelen. Dat is tenminste wat we in experimenten hebben kunnen aantonen.”

Het lijkt logisch, zegt Nederkoorn. “Je verveelt je en zoekt iets om te doen. Eten is prettig, eenvoudig, we vinden het fijn, het wordt geaccepteerd als normaal gedrag, en dus ligt dat voor de hand.” Het is een positieve prikkel. “Maar er lijkt dus ook een verband met zelfverminking te bestaan”, voegt ze daaraan toe. “Verveling wordt als zó onprettig ervaren dat velen zichzelf bewust pijn toebrengen om toch maar iets te voelen. In het laboratorium hebben we dat aangetoond met lichte elektroshocks.”

Opmerkelijk: dat verband werd, net zoals bij zogenoemd emo-eten, niet gevonden met andere emoties, zoals verdriet. Terwijl verdriet even negatief wordt aangevoeld als verveling. “Verveling motiveert mensen om stimulatie op te zoeken, zelfs als die pijnlijk is”, besluit het wetenschappelijke artikel. “Dat is vooral zo voor mensen met een geschiedenis van zelfverminking. Het onderzoek heeft tot nu vooral gefocust op emoties zoals boosheid, verdriet, schaamte en schuld. Deze studie belicht het mogelijke belang van verveling bij dit onaangepaste gedrag. Gelet op het feit dat verveling een universele en normale emotie is, mogen de negatieve gevolgen ervan niet worden onderschat.”

Van koffie tot porno

Er bestaat een pittige anekdote over wijlen Jaap Kruithof, een van de filosofen die, samen met onder meer Etienne Vermeersch en Leo Apostel, de Gentse universiteit haar reputatie heeft bezorgd. Toen hij in de supermarkt op zoek was naar pasta, vond hij het aanbod zo divers en veelzijdig dat hij er opstandig van werd.

Hij zou in hevige toorn zijn ontstoken, de rekken hebben leeggeveegd en de manager hebben geroepen. De aanleiding voor dat incident zouden we vandaag keuzestress noemen. In American Psycho, het boek van Bret Easton Ellis, krijgt hoofdpersonage Patrick Bateman een angstaanval in een videotheek omdat er te veel keuze is. Die hele American Psycho is een soort tot boek geworden verveling: Bateman is een succesvolle man die seriemoordenaar wordt uit, welja, verveling. De horror biedt afleiding, amusement zelfs.

Ik heb dat soms in de koffiebar. Nee, geen angstaanval of aanvechting om seriemoordenaar te worden, maar − hoe zal ik dat noemen: lichte irritatie. Vroeger stapte je de kroeg binnen en vroeg je een koffie. Klaar, santé! Nu moet je niet alleen de herkomst van de boon kiezen, maar ook de bereidingswijze en aard van de gewenste melk: mag het van de koe of liever haver of amandel? Zie ook: HBO, Netflix en andere verstrekkers van de betere serie. Na Succession lijkt het bestaan ten huize De Ceulaer zinlozer dan Heidegger het ooit zou hebben geformuleerd. Welke nieuwe serie ik ook start, na vijf minuten is het al inpakken en wegwezen. Zwak. Saai. Vervelend. Patrick Bateman zou er ook wanhopig van geworden zijn.

‘Psychologen vonden tijdens experimenten een verband tussen verveling en eetstoornissen en zelfverminking.’Beeld Studio Ski

Ik bel met Jo Tollebeek, hoogleraar geschiedenis aan de KU Leuven, om te horen hoe historici het concept verveling bekijken. Voor Heidegger was het de ‘grondstemming’ van onze tijd. Is dat zo? Tollebeek is geneigd het daarmee eens te zijn. “Eigenlijk kun je zeggen dat verveling op het einde van de 19de eeuw doorbrak”, vertelt hij. “Nietsdoen bestond natuurlijk wel, maar dat was een zonde. Rond 1870 ontstond de massamaatschappij, met onder meer de grote magazijnen, zoals men dat noemde: supermarkten met verschillende merken van hetzelfde product. Maar de wereld veranderde ook op andere vlakken: democratie en industrie waren in volle ontwikkeling. De kantoorklerk en fabrieksarbeider deden hun intrede. Het straatbeeld was monotoon, iedereen zag er ongeveer hetzelfde uit, elke burgerman droeg hetzelfde zwarte pak. Tegen die vlakke achtergrond waren er zoveel prikkels dat ze niet meer van elkaar te onderscheiden waren. Vergelijk het met pornografie: al die beelden worden inwisselbaar. Of neem politiek: als je elke dag een crisis beleeft, begint het je op den duur te vervelen: overdaad maakt je onverschillig.”

De voorbije eeuw is er volgens Tollebeek niet echt iets fundamenteels veranderd. Jazeker, alles evolueert zeer snel vandaag, maar dat was honderd jaar geleden ook zo. De moderne massamens had geen eigen ideeën meer nodig, hij moest alleen maar in de pas lopen en geld verdienen. “De lopende band deed zijn intrede, de bureaucratie nam veel over, alles werd routine. In die context kromp de ruimte voor de creativiteit. De veelheid aan prikkels kon dat niet verhelpen, integendeel: door hun overdaad ontnamen zij het bestaan zijn reliëf. Dat zou ik een toestand van verveling noemen. Historisch gezien bevinden we ons nog in die periode.”

Slapende monniken

Als we verder teruggaan in de tijd, valt er nog wat te lachen. Wanneer ik Jeroen Puttevils bel, die aan de Universiteit Antwerpen gespecialiseerd is in de late middeleeuwen, stuurt hij mij een artikel van zijn collega Daniel Jütte aan New York City University over slapen in de kerk. Jütte vertrekt van het idee dat verveling eeuwen geleden het privilege was van de rijken, en dat pas de moderne mens er de jongste eeuw aan ten prooi viel. Hij twijfelt daaraan, op basis van de lectuur over slapende monniken.

Pitten in de kerk was voor middeleeuwse monniken een zonde, maar toch konden ze er zeer vaak niet aan weerstaan − als je de hele dag van het ene spirituele evenement naar het andere moet hobbelen, kan de slaap soms toeslaan. ‘Acedia’, heette dat, een zondige toestand van luiheid die de dappere monnik moest overwinnen. Slapende kloosterlingen vormden een waar probleem in die tijd. In de 19de eeuw nam dat probleem af, schrijft Jütte, en werd die oude zonde een amusante curiositeit. Nu zal dat probleem, mede door de leegloop van kerken en kloosters, allicht helemaal verdwenen zijn.

Gebed wordt weleens vergeleken met meditatie − of een vorm van meditatie genoemd. Maar als het goed is, val je er niet bij in slaap, maar word je er juist wakker en alert van. Het laatste wat ik voor ogen had toen ik aan dit artikel begon, was mindfulness. Ik ben een actief gebruiker van de meditaties van Edel Maex, die iedereen op Spotify kan vinden. Mediteren leert je om de waarnemer te worden van die achtbaan in je hoofd: van je monkey mind, zoals de boeddhisten, bij wie deze meditatie ontstond, dat noemen.

En alsof de duivel ermee speelt: Danckert en Eastwood wijzen erop dat mindfulness gevoelens van verveling doen afnemen. Als je vastzit, met een volle geest maar geen idee waar je die energie op moet richten, kan het helpen om volop aanwezig te zijn in het hier en nu - als waarnemer van alles wat je geest zoal uitvreet aan gedachten en gevoelens. Doordat het negatieve oordeel dat je daarover kunt hebben, verdwijnt - in mindfulness staat mededogen centraal - is verveling geen probleem meer.

Je aanvaardt dat het er is en loopt er niet van weg, door te vluchten in verslaving of andere vormen van destructief gedrag. Wie dadendrang voelt maar geen inspiratie heeft, heeft aan zijn telefoon genoeg om in een mum van tijd een allesverwoestende gokverslaving op te lopen. De verveling is weg, maar je spaargeld volgt snel daarna. Gratis advies: doe dan toch maar liever zo’n meditatie van vijftien minuten.

‘De kiem van het oeuvre van J.R.R. Tolkien werd gelegd terwijl hij zich zat te vervelen bij het verbeteren van examens en een zin neerkrabbelde.’Beeld Studio Ski

Kurk en visser

Is het een kwestie van leeftijd? Naar kinderen is nog haast geen onderzoek gedaan, lijkt het. Wel zou al bekend zijn, aldus Danckert en Eastwood, dat gevoelens van verveling toenemen van je tiende tot je zeventiende, dan langzaam afnemen tot je de middelbare leeftijd ver voorbij bent, om vervolgens weer aan te zwellen. Klinkt niet onlogisch. Bij tieners moeten de hersenen nog tot wasdom komen, ze hebben geen controle over de eigen agenda, en naarmate je ouder wordt, heb je alles weleens meegemaakt en neemt je handelingsbekwaamheid gestaag af.

Een beeld dat een paar keer voorbij kwam gedreven terwijl ik zat te lezen, is dat van de visser en de kurk. Wie zich verveelt, heeft het gevoel doelloos rond te dobberen op de oceaan van het leven. Wie met een hengel aan het water staat, heeft zelfbeschikking en is gefocust. Of laat de gedachten vrijelijk dwalen en krijgt aldus het ene wonderlijke idee na het andere. Ik ga niet vissen – god verhoede! – maar leg mij in sofa of tuinstoel, om die toestand van ontvankelijkheid uit te lokken. Om de postbus van het hoofd te openen, zodat ideeën toegang krijgen. Als we niet gefocust denken, blijft het brein actief: onder de radar worden nieuwe connecties gelegd en verbanden aangetroffen. Het geheim van creativiteit?

De gedachten laten dwalen op zoek naar inspiratie noem ik beter geen verveling, omdat er geen onaangenaam gevoel aan kleeft. Die procrastinatie, dat uitstelgedrag voor ik begin te schrijven, is iets anders: dat is bewust het gevoel van verveling - veel energie, geen activiteit - uitlokken om mijzelf te dwingen plaats te nemen aan het toetsenbord. En nu ik op dreef ben, betreur ik het dat mijn tekenlimiet bijna is bereikt. Over dit onderwerp kun je blijven peinzen. Het hangt er maar vanaf wat je ‘verveling’ noemt.

Neem nu wat wijlen Viktor Frankl schreef, de psychiater die een concentratiekamp overleefde. Hij associeert verveling met een tekort aan betekenis, een probleem dat hij bij veel medegevangenen zag. Maar zelfs in de kampen was het volgens Frankl mogelijk om zin te geven aan je bestaan, om uit de existentiële leegte van het uitzichtloze lijden te ontsnappen. Ook in het kamp kun je betekenis vinden, door waardig en fatsoenlijk te leven - het is de boodschap van zijn boek De zin van het bestaan uit 1945. Maar het is duidelijk dat Frankl iets anders beschrijft dan wat psychologen nu onderzoeken.

Verveling bestaat in vele vormen en tinten. Dat we in een tijdperk leven dat bij uitstek onderhevig is aan verveling? Zou kunnen, maar het is niet verboden daaraan te twijfelen. Volgens Danckert en Eastwood zijn er geen data die ondersteunen dat het een modern probleem is, hoe verleidelijk de gedachte ook is dat uitgerekend dit tijdperk zo bijzonder zou zijn. Dat dacht men in andere tijdperken ook. Staat het al niet in de Bijbel: “Lucht en leegte, zegt Prediker, lucht en leegte, alles is leegte. Wat er was, zal er altijd weer zijn. Wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon.” Zeker als het een evolutionaire adaptatie zou zijn, een gevoel van onbehagen dat ons aanzet om in actie te komen, dan heeft de mens altijd al verveling gekend.

En dan is de echte vraag: hoe leren we dat gevoel beheersen?

'Zelfs in een concentratiekamp was het volgens psychiater Viktor Frankl mogelijk om uit de existentiële leegte te ontsnappen.'Beeld Studio Ski

Politieke extremen

Terug naar de filosofen. Voor Schopenhauer was muziek het ultieme tegengif, en jawel, ik kan − zoals zovelen − door sublieme klanken zodanig in vervoering gebracht worden dat ik even van de wereld word getild. Volgens psychologen Wijnand van Tilburg en Eric Igou kan engagement verveling bestrijden, ook politiek engagement. Al bestaat het risico, schrijven ze, dat verveling leidt tot almaar extremere politieke overtuigingen. Volgens de Amerikaanse onderwijsspecialist Kevin Hood Gary, auteur van Why Boredom Matters, is verveling een bron van betekenis. Het is niet iets om te vermijden of lijdzaam te ondergaan, maar om iets van te leren: ‘Wie zichzelf durft toe te staan zich te vervelen en niet bang is om met zichzelf en zijn gedachten alleen te zijn, denkt creatiever dan wie geen verveling ervaart.’

Ik heb, dat is het lot van de krantenjournalist, het thema maar oppervlakkig kunnen aansnijden en belichten. Er is nog zoveel over geschreven − door oude dode filosofen zoals Nietzsche en Kierkegaard, en door levende denkers zoals Awee Prins. De fascinatie om er meer over te leren, is groot. Zo heeft dit idee mij aangezet om mij zeker nog eens grondig te verdiepen in het oeuvre van Bertrand Russell, die een van de bekendste overzichten van de geschiedenis van de westerse filosofie schreef, maar die zelf ook een bron van wijsheid en inzicht was - zo schreef hij Verover geluk.

Russell, die actief was in de eerste helft van vorige eeuw − net als Heidegger − vond verveling in onze tijd juist minder aanwezig dan vroeger, maar dacht dat het gevoel gevaarlijker was geworden, omdat we banger worden van verveling. En dat terwijl we het juist moeten leren verduren, omdat opwinding verslavend kan zijn en rust erg vruchtbaar. Wie een serieus doel in het leven wil bereiken, moet soms verzaken aan acuut en frivool vermaak. In zijn eigen woorden uit Verover geluk: ‘Een generatie die geen verveling kent zal een generatie zijn van kleine mensen, van mensen die totaal vervreemd zullen zijn van de trage processen van de natuur, van mensen in wie elke vitale impuls langzaam sterft, alsof ze bloemen in een vaas zijn.’