Direct naar artikelinhoud
InterviewPaul Goossens, eerste hoofdredacteur van ‘De Morgen’

‘Over Berlusconi pruttelde Mia Doornaert, een zelfverklaarde feministe: ‘Het was toch een vriendelijke vent.’ Ik heb mijn tv uitgezet’

Paul Goossens: 'Er is een rechtstreeks verband tussen klimaatverandering en ongelijkheid. De klok tikt, er is een deadline. Voor jongere generaties wordt het precair.’Beeld Eva Beeusaert

Paul Goossens (80), de legendarische eerste hoofdredacteur van De Morgen, schreef met De ongelijkheidsmachine zijn magnum opus. Een gesprek over kortzichtig beleid, uw vermogen(tje) en cultuuroorlog. ‘Debatten over de hoofddoek of woke hebben alleen maar tot doel de sociaal-economische tegenstellingen te minimaliseren.’

We staan onderaan de trap die leidt naar de Instroom Academy, het restaurant van Seppe Nobels in de Antwerpse haven, waar vluchtelingen uit alle windstreken exotische gerechten bereiden, met Vlaamse ingrediënten.

Met een zorgelijke blik kijkt Paul Goossens omhoog. Alsof hij zo meteen de beklimming van de Toren van Pisa (297 treden) of het Belfort van Brugge (366 treden) moet aanvatten. “Gaan jullie al maar”, zegt hij, “ik moet dit in mijn eigen tempo doen.”

Het gaat niet zo goed met Paul Goossens. Zijn longen zijn versleten en zijn rug bezorgt hem helse pijnen. Hij is het prototype van de mei-68’er die zich altijd heeft rechtgehouden met koffie en sigaretten. Als journalist opereerde hij een carrière lang op een stoel aan een tafel, met daarop een toetsenbord, een telefoon en een asbak. Dit komt er dan van.

Maar hij is ook een typische 68’er in hoe hij met die lichamelijke kwellingen omgaat, namelijk níét. Door ze te negeren en het er zo min mogelijk over te hebben. Kwetsbaarheid tonen, medelijden afsmeken? Ga toch een eind fietsen met je sentimentaliteit. De toestand van de wereld, daar moeten we het over hebben. Want die is nog veel zorgwekkender dan de staat van zijn vege lijf.

En dus klautert hij die trap op, een hindernis die hij in principe niet meer kan nemen, en zet zich schrap voor een interview dat drie uur zal duren. Na elke zin die hij uitspreekt, zal hij naar adem happen. Hij wilde geen medelijden? Hij werd op zijn wenken bediend.

Zodra hij neerzit, gaat het prima met Paul Goossens. Zijn kop is een expressionistische sculptuur. Het haar wit, wild en vol, de wenkbrauwen zwart en borstelig, het aangezicht gegroefd, de blik spiedend. Wanneer hij lacht, tanden op elkaar geklemd, wordt het link. Dan rollen er doorgaans harde waarheden over zijn lippen.

Het fysieke gestel is verzwakt, maar de geest is ongebroken. Dat bewijst De ongelijkheidsmachine, het boek dat hij heeft voltooid in de laatste rechte lijn naar zijn 80ste verjaardag. Vijfhonderdtachtig bladzijden, bibliografie en namenregister inbegrepen. Nog voor het verscheen, gonsde het al van de geruchten over een magnum opus. Bron: zijn proeflezers, die er niet over konden zwijgen. “Een meesterwerk”, zei Paul Verhaeghe tegen iedereen die hij tegenkwam. “Paul Goossens is voor onze journalistiek wat Hugo Claus was voor onze literatuur”, liet Tom Lanoye noteren.

Wat heeft u bezield om op uw 80ste nog zo’n krachttoer te leveren?

Paul Goossens: “Toen ik 80 werd (op 11 januari, red.) was het boek klaar. Ik heb er vier jaar aan gewerkt.”

Weleens gedacht aan wat u in die vier jaar allemaal had kunnen doen? Bijvoorbeeld: helemaal niets, op uw lauweren rusten. Bijvoorbeeld: uw memoires schrijven, lekker gezapig.

(lacht) “Och, ik ben niet zo nostalgisch aangelegd. En misschien mag je De ongelijkheidsmachine als mijn intellectuele nalatenschap beschouwen. Rond gelijkheid draaide het al in 1968, hè. ‘Nous sommes tous des Juifs Allemands’: dat was voor mij de belangrijkste slogan uit die tijd. We zijn allemaal Duitse Joden. We zijn allemaal gelijk, over alle etnische, nationale en andere grenzen heen.”

Er circuleerden toen ook andere slogans: ‘De verbeelding aan de macht’, ‘Wees realistisch, eis het onmogelijke’, ‘Onder het plaveisel ligt het strand’...

“Dat was de leukigheid van '68.”

En u was een man van de ernst?

“Ik heb in ’68 ook veel plezier beleefd.”

U bent nadien ook het pad van de ernst blijven bewandelen. In de journalistiek waren politiek, economie en Europa uw thema’s.

(denkt na) “Als je als jonge generatie iets kunt formuleren met zo’n maatschappelijke impact als ’68, is dat een politieke ervaring waar je nadien moeilijk nog van loskomt. In die tijd hadden jongeren en studenten bijzonder weinig in de pap te brokken, veel minder dan nu. En ineens waren we een beweging, hadden we ideeën die aansloegen, hadden we power en invloed...”

Dat is ook nu weer de ambitie. In de inleiding van De ongelijkheidsmachine formuleert u ze zo: ‘De krachtcentrales van de ongelijkheids­industrie met precisie lokaliseren, zodat ze geneutraliseerd kunnen worden.’ Het mag iets teweegbrengen?

“Ik heb niet zo veel tijd meer, hè. En er is enige urgentie mee gemoeid. De extreme ongelijkheid die we vandaag kennen, in de wereld, maar meer en meer ook in België, is een vreselijk gevaarlijk gif, met mogelijk verregaande consequenties. Ik denk aan de politieke polarisering die de democratie in gevaar brengt, maar ook aan de ecologische rampspoed die ons wacht als we niets doen.

‘De 10 procent rijksten bezitten nu 60 procent van het totale vermogen hier. het enige wat je dan hoort, is: in de VS is het nog erger. Dat is toch stuitend?’Beeld Eva Beeusaert

“Er is een rechtstreeks verband tussen klimaatverandering en ongelijkheid. Een kleine minderheid van rijken is verantwoordelijk voor het overgrote deel van de CO2-uitstoot en dus van de klimaatverandering; een grote meerderheid van armen ondergaat er de ergste gevolgen van. De klok tikt, er is een deadline, om het met een term uit onze branche te zeggen. Mijn leeftijdscategorie zal er zich nog wel doorheen spartelen, maar voor de jonge generaties wordt het precair.”

U draagt het boek op aan uw kleindochters Uma en Nena, ‘omdat mijn generatie hen een wereld had moeten nalaten die veiliger, rechtvaardiger, en dus gelijker is’. Hoe oud zijn ze?

“Zeven en acht.” (stilte)

Is er een schuldgevoel dat aan u knaagt?

(aarzelt) “Je vraagt je altijd af wat je meer of beter had kunnen doen. In ’68 waren we op een gevoelsmatige manier met gelijkheid bezig. We trokken naar de fabrieken, we steunden stakingsacties. We wisten dat er ongelijkheid was in de wereld, maar we hadden er weinig concrete cijfers over. Pas in 2011-2012, ten tijde van de Occupy Wall Street-beweging, kwamen de eerste cijfers van Thomas Piketty en Emmanuel Saez naar buiten. Toen ik las dat de 1 procent rijksten in de VS 30 procent van het nationaal inkomen bezitten, dacht ik: dit is een activistische overdrijving. Het bleek nog een onderschatting te zijn. Waanzin.

“Er voer een lichte boosheid in mij. Vooral ook omdat er weinig tot niets met dat gegeven gebeurde. Obama zei: ‘Dit is een van de grootste uitdagingen van deze tijd.’ En dat was het dan.

“Als het over ongelijkheid gaat, vinden politici en beleidsmakers altijd wel een reden om er nu even niet mee bezig te zijn. Er zijn altijd wel een paar andere prioriteiten.

“Rond die tijd is bij mij ook het besef ingedaald dat de curve ergens eind jaren 70, begin jaren 80 van richting is veranderd. Toen is de ongelijkheid in de westerse wereld opnieuw beginnen toe te nemen, toen is de gestage afbouw van de sociale welvaartsstaat begonnen.

“Dat was ook de periode waarin ik professioneel op mijn top was. Ik leidde toen De Morgen, ik zat dicht bij de sociaaldemocratie (‘De Morgen’ was tot 1989 onderdeel van de socialistische beweging, red.). Als journalist was ik getuige van veel politieke beslissingen waar ik instinctief tegen was, maar waarvan ik de ware dimensie niet zag.

“Dus ja, er zat iets te knagen: ‘Je had het moeten zien, je zat er verdorie met je neus op.’’’

U vond dat u iets goed te maken had?

“Ja, maar wees gerust: mijn ergernis over anderen is nog altijd groter dan die over mezelf. (lacht) Toen ik aan dit boek begon, had ik met name mijn buik vol van de cultuuroorlogen, en van de politici en de ideologen die ons daarin proberen mee te slepen. Van de hoofddoek tot woke: al die debatten hebben alleen maar tot doel de sociaal-economische tegenstellingen toe te dekken, te minimaliseren, er de aandacht van af te leiden.

“De cultuuroorlogen, dat is de speeltuin die de grote spelers van de globale economie aan de politiek en het publiek geven. ‘Voer maar een beetje oorlog onder elkaar, dan kunnen wij rustig onze gang blijven gaan.’ In de 18de en de 19de eeuw was het niet anders: veroveringsoorlogen, plundering en uitbuiting werden goedgepraat met ronkend nationalisme. Kolonialisme en slavernij werden gerechtvaardigd met racisme. Rassenstrijd in plaats van klassenstrijd.”

Dat historisch perspectief maakt De ongelijkheidsmachine zo indrukwekkend. Ook de filosofen van de verlichting, die beschouwd worden als de voorvaderen van de Europese moderniteit, ontmaskert u als platte racisten en seksisten. Kant, Hegel en Voltaire hielden er huiveringwekkende denkbeelden op na over Joden, vrouwen en ‘negers’.

“‘De blanken zijn superieur aan de negers, zoals de negers superieur zijn aan de apen, die op hun beurt superieur zijn aan de oesters’, schreef Voltaire in zijn Traité de métaphysique. Voltaire investeerde ook in de Franse Oost-Indische Compagnie, die veel geld verdiende met slaventransporten.

“Kant is op het einde van zijn leven nog van gedachten veranderd over mensen van kleur, maar een seksist bleef hij tot zijn laatste snik. ‘Ik geloof nauwelijks dat het schone geslacht bekwaam is te leven volgens principes’, schreef hij, ‘het is de taak van de mannen om hen het goede te doen kiezen’. Van Hegel is dan weer de uitspraak: ‘Geen enkel volk lijdt onterecht. Als het lijdt, is dat terecht.’”

U hebt het over ‘de modder van het Europese denken’.

“Net zoals de kerkvaders leverden de grote filosofen ideeën aan, die misdaden zonder voorgaande denkbaar maakten. En ze werden daarna ook gepleegd.”

In de modderige loopgraven van de cultuuroorlogen kom je ook altijd journalisten en ex-journalisten tegen.

“Hoe kon ik ze vergeten!”

Het is van een ander kaliber dan Kant of Hegel, maar wat vond u van het optreden van Mia barones Doornaert in De Afspraak, naar aanleiding van de dood van Silvio Berlusconi?

“Man man man! Ik heb mijn tv uitgezet. Ik kon het niet meer aanzien. Berlusconi, die veroordeeld is wegens fiscale fraude, wiens banden met de maffia royaal gedocumenteerd zijn, evenals zijn praktijken met vrouwen en minderjarige meisjes. De man die een media-imperium bouwde op leugens, manipulaties en misdaadgeld. En daarover pruttelt een zelfverklaarde feministe dan: ‘Het was toch een vriendelijke vent, een charmezanger, veel Italianen hielden van hem, herkenden zich in hem, stemden voor hem.’ Wat een decadente aberratie, komende uit de mond van iemand die zichzelf journalist noemt.”

Moraal van het verhaal: met journalisten op leeftijd moet je opletten.

(lacht uitbundig) “Zeker weten! Daarom probeer ik zelf niet te veel filosofische of moraliserende praatjes te verkopen. Ik blijf liever bij de cijfers en de feiten. Het gevolg is dan dat ze je voor een marxist verslijten. Het zij zo. Ik ga graag als een marxist te werk. De onderbouw, het sociaal-economische, bepaalt de bovenbouw, de cultuur en de ideologie. Dat is mijn reactie op de cultuuroorlogen en de identiteitspolitiek, waar de intelligentsia en de media naar mijn smaak te veel in meegaan. Een beetje marxisme is op zo’n moment welgekomen. Al moet ik bekennen dat ik een slechte marxist ben. In een orthodoxe omgeving met een strenge geloofsleer word ik meteen een dissident.”

Is dat de reden waarom u in de jaren 80 botste met de socialistische partij, die De Morgen uitgaf?

“Nee, dat was omdat ze De Morgen over de kop lieten gaan. Ik weet dat de socialistische beweging veel geld in De Morgen heeft gepompt, maar er carrément mee stoppen vond ik een capitulatie.”

'Ik vond Guy Verhofstadt een boeiende figuur. Een vat vol tegenstrijdigheden, weliswaar: hij had culot, hij was dynamisch en grootsprakerig. Hij bracht dingen in beweging, zowel in België als in Europa.'Beeld Eva Beeusaert

Het geld was op. De partij heeft in 1988 corruptiegeld van de Italiaanse helikopterbouwer Agusta aanvaard om de financiële putten te vullen die De Morgen had gemaakt.

“Dat wist ik dus niet. Dat heb ik nadien ook maar in de krant gelezen. Onderliggend was er natuurlijk wel een probleem tussen mij en de partij. Op sociaal-economisch vlak was de redactionele lijn van De Morgen linkser dan de koers van de partij. Bij de politieke leiding heerste onvrede over mijn persoon. Ik was te links, ik was niet volgzaam genoeg...”

De koppige moeilijkdoener Paul Goossens.

“De caractériel. Het is geen mooie eigenschap, ik weet het.”

Hebt u er nooit aan gedacht om uw memoires over die periode op schrift te stellen?

“Nee, want dan zou ik te veel dingen moeten oprakelen die het daglicht slecht verdragen. Ik heb het nu over de redding van De Morgen.”

Omdat u zich ervoor schaamt, of omdat anderen zich ervoor moeten schamen?

“Een krant redden gaat ook over geld. Relatief veel geld, naar mijn normen. Je komt dan met mensen en met milieus in aanraking waarbij je je ongemakkelijk voelt. Om het zacht uit te drukken. Voor je het weet zit je in Algerije te onderhandelen. (denkt na) Enfin, ik denk niet dat men het graag zou lezen.”

Algerije? Kan het dat ik hier nog nooit van heb gehoord?

“Dat kan, want er is ook niets van gekomen. Maar er zijn wel mensen die hun best gedaan hebben om er iets van te maken.”

Wat moet ik mij daarbij voorstellen? Geld van het Algerijnse regime voor De Morgen?

“Je moet naar de gasmarkt kijken. Toen al! (lachje) Algerije was een niet-gebonden, niet-westers land dat veel gas had. De Amerikanen, en ook de NAVO, waren erg gekant tegen gasbevoorrading uit Algerije. Zoals ze later erg tegen de Nord Stream-pijpleiding waren, omdat Europa dan te afhankelijk werd van Russisch gas. Maar wat wilde het geval? Dat België een gascontract afsloot met Algerije, in weerwil van die NAVO-druk. Ik was erbij toen daarover werd onderhandeld. Misschien viel er wat geld van de tafel voor een noodlijdend gazetje.”

Was Willy Claes toen minister van Economische Zaken?

“Dat zou best kunnen. En Jean-Pierre Pauwels (belangrijke socialistische pion in de coulissen van de macht, en gedurende ruim 25 jaar directeur bij de Nationale Bank, red.) was zijn kabinetschef.”

Bent u erin meegegaan, of hebt u zich tegen die piste verzet?

“Als zij die mogelijkheid bekijken, en ik ben er getuige van, maar er komt niets van in huis: ben ik er dan in meegegaan, of heb ik mij verzet? Geen van beide, hè. Er was niets concreets om mij tegen te verzetten.

(denkt na) “Uiteindelijk was dat maar een kleine voetnoot in het verhaal van De Morgen. Ze is alleen betekenisvol als je het bredere plaatje bekijkt: de jaren 80 waren moeilijk voor de sociaaldemocratie, ook in België. Het neoliberalisme was op volle kracht, met Reagan aan het roer in de VS en Thatcher in Groot-Brittannië. De socialisten aarzelden, maar kozen uiteindelijk voor de staatsraison. Voor het pad dat we later de ‘Derde Weg’ zijn gaan noemen: meespelen met het kapitalisme en het neoliberalisme, zogezegd om er de scherpe kantjes van af te vijlen. Eerst met Jacques Delors in Europa, daarna met Tony Blair in Engeland en Gerhard Schröder in Duitsland.

“Toen is ook de verwijdering tussen de sociaaldemocratische partijen en de vakbonden ontstaan. Toen is de uittocht van hun traditioneel kiespubliek richting extreemrechts begonnen, met de electorale schokken van begin jaren 90 tot gevolg. Mark Elchardus zet dat veel te weinig in de verf.”

De naam is gevallen. In De ongelijkheidsmachine ontpopt u zich eigenlijk als de anti-Elchardus.

“Veel meer dan de migratie is volgens mij de sociaal-economische koers van de sociaaldemocratische partijen de oorzaak van de electorale doorbraak van extreemrechts. Maar daar gaat Elchardus nooit dieper op in. Wijselijk niet, om evidente redenen.”

Welke redenen?

“Dat weet toch iedereen? (windt zich op) Ik vind Elchardus zo oneerlijk in zijn diagnose. In elk boek, in elk interview: altijd maar jammeren over de migratie en over de culturele thema’s, en om het helemaal potsierlijk te maken nu ook over woke. Hij probeert wel de schijn op te houden dat hij tegen het neoliberalisme is, want dat is zijn fond de commerce, het imago dat hij zich aanmeet: ‘Sociaal-economisch ben ik links, cultureel ben ik een nationalist.’ Die zweem van linksheid moet hij zien te behouden om blijvend gekoesterd te worden door Bart De Wever en co.

“Maar nooit ofte nimmer komt hij met een voorstel om iets te doen aan de ongelijkheid. Voor iemand die zo lang gecumuleerd heeft aan de top van de socialistische zuil, vind ik dat redelijk schaamteloos (naast hoogleraar aan de VUB was Elchardus van 1995 tot 2011 voorzitter van de Vlaamse Socialistische Mutualiteiten, red.). Maar genoeg over Elchardus, mijn adem is kostbaar.”

U hebt zelf ook ooit een vriendschap gesloten die als tegennatuurlijk werd gezien: met Guy Verhofstadt.

“Vriendschap is een groot woord. Voor mij was het een journalistieke opportuniteit.”

Hij stond voor zo ongeveer alles waar u in De ongelijkheidsmachine tegen fulmineert.

“Dat klopt niet helemaal. Je had de Verhofstadt van de Burgermanifesten, een neoliberaal pur et dur, en je had de Verhofstadt die premier werd van de eerste paarse regering (2003-2007, red.), en die toen al goeddeels vergeten was wat er in zijn Burgermanifesten stond.”

Wat was de basis onder die vreemde alliantie?

“Ik vond hem een boeiende figuur. Een vat vol tegenstrijdigheden, weliswaar: hij had culot, hij was dynamisch en grootsprakerig. Hij bracht dingen in beweging, zowel in België als in Europa. En hij was de bezieler van het belangrijke debat over de Europese grondwet.

(denkt na) “Ik geef het ongaarne toe, want het is niet fraai, maar van mijn kant was er wellicht ook enige rancune jegens de socialisten mee gemoeid, die De Morgen failliet hadden laten gaan. Dat heeft lang op mij gewogen.”

Bent u nog altijd close met Verhofstadt?

“Ik heb hem al zeker tien jaar niet meer gehoord of gezien. Vroeger kwam ik hem om de haverklap tegen: eerst als journalist van De Morgen, later in de Europese cenakels toen ik de Europa-desk van het persagentschap Belga leidde. Ik herinner me als de dag van gisteren het moment waarop hij een gooi deed naar het voorzitterschap van de Europese Commissie (in 2004, red.). Tijdens het ultieme conclaaf over zijn kandidatuur was ook die Europese grondwet aan de orde. De Polen wilden koste wat het kost dat God erin vermeld werd.

“‘Van mij mag Hij erin’, zei Verhofstadt, de grote vrijdenker, op een gegeven moment. Tot alles bereid om de job te krijgen. Uiteindelijk stelde Tony Blair zijn veto, omdat hij Verhofstadts Europese ideeën net iets te voluntaristisch vond. Het is Verhofstadt noch God geworden.”

Dat zijn geen dingetjes die u ter ere van de vriendschap onder de mat veegt?

“Nee, integendeel, ik heb het uitgebracht!” (lacht)

Voor sentimentaliteit is geen plaats in uw universum.

“Toch niet in mijn professioneel universum.”

'De erfelijke privileges en de erfelijke macht zijn helemaal terug. Niet in termen van titels deze keer, maar in termen van kapitaal.'Beeld Eva Beeusaert

Ongetwijfeld kent u het gezegde: ‘Wie op jonge leeftijd niet links is, is harteloos, wie het op oudere leeftijd nog is, is een idioot.’ Veel intellectuelen van uw generatie zijn rechts geworden.

“Het was ook zo verleidelijk en zo makkelijk om mee te gaan in de kritiek van de neoliberalen op de keynesiaanse staat: tegen de overheid met haar regeltjes, tegen de bureaucratie die zich overal mee bemoeit, tegen de sclerose van het middenveld en de zuilen, voor het ondernemerschap zonder grenzen. En nu leven we helemaal in een klimaat waarin de ongelijkheid wordt geminimaliseerd.

“Al jaar en dag verkondigen onderzoekers, tv-economen en politici: ‘België, dat is pas een egalitair land. Hier bezitten de 10 procent rijksten niet eens 50 procent van het totale vermogen!’ 47 procent, dat was het cijfer dat steeds werd genoemd. Toen mijn boek werd aangekondigd, tweette Ive Marx (econoom en hoogleraar, red.): ‘Het enige boek over ongelijkheid in België dat echt het schrijven waard is, zou De gelijkheidsmachine moeten heten.’ Dat sfeertje.

“Maar wat gebeurde er twee maanden geleden? Out of the blue gaf de Nationale Bank een nieuwe grafiek vrij over de vermogensverdeling in België. Waaruit blijkt dat de 10 procent rijksten geen 47 procent van het totale vermogen bezitten, maar circa 60 procent. Een sprong van meer dan 10 procentpunten! Voor mij is dat een extreme stijging. Voor mij is die 60 procent een bewijs van extreme ongelijkheid. Wel, er heeft geen haan naar gekraaid.

“Het enige wat je op zo’n moment hoort, is: ‘In de Verenigde Staten is het nog erger, en in Frankrijk en Duitsland ook.’ Maar het punt is juist dat wij ook die kant uitgaan. Het punt is dat het bij ons ook steeds erger wordt, en dat wij dat blijkbaar normaal moeten vinden. ‘Het valt nog mee!’ Dat is toch stuitend?”

Zogenaamde vooruitgangsdenkers als Steven Pinker laten niet na te benadrukken dat de ongelijkheid op wereldschaal niet is toegenomen, maar afgenomen.

“Dat is juist, zij het in zeer beperkte mate. En die lichte afname heeft maar één oorzaak: de spectaculaire groei van China, het feit dat je daar nu ook een rijke klasse en een middenklasse hebt. Maar binnen zowat alle landen neemt de ongelijkheid toe: binnen China, binnen Rusland, binnen de VS.

“De extreme ongelijkheid verstoort nu hele samenlevingen. Met name de systemen die zorgen voor een leefbare samenleving worden uitgehold. Kijk naar wat er gebeurd is met het onderwijs en de zorg in de Verenigde Staten. Ooit hadden ze daar prima onderwijs en prima zorg. De neoliberale politiek van deregulering heeft ervoor gezorgd dat die nu onbetaalbaar zijn geworden voor de armen, en stilaan ook voor de middenklasse. Goeie kinderopvang kost in VS makkelijk 10.000 dollar per jaar, sommige middelbare scholen tot 50.000 dollar per jaar.

“Waar gingen de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van 1776 en de Franse Revolutie van 1789 in essentie over? Over de afschaffing van de erfelijke privileges van de adel. All men are created equal, was de leuze. Door de extreme ongelijkheid van vandaag zijn we terug bij af. De erfelijke privileges en de erfelijke macht zijn helemaal terug. Niet in termen van titels deze keer, maar in termen van kapitaal. Straks zit de hele familie Bertrand in de Belgische regering (Alexia Bertrand, de dochter van Luc Bertrand, de gewezen CEO van de holding Ackermans & van Haaren, werd vorig jaar staatssecretaris voor Begroting en Consumentenzaken, red.).”

U zegt: ‘Dit blijft niet duren, er is storm op komst.’

“Het kan gewoon niet blijven duren, zeker niet in combinatie met de klimaatverandering. (zucht) In feite is mijn boek een pleidooi voor tegenmacht. En dus voor vakbondsmacht.”

Moeten we daar ons heil van verwachten? De vakbonden hebben serieus aan macht en slagkracht ingeboet.

“Dat is waar, en dat is een cadeau voor big business. Als het aandeel van de lonen in het nationaal inkomen sinds 1980 substantieel is gedaald, in de VS, maar ook in veel Europese landen, heeft dat alles te maken met die verminderde slagkracht van de vakbonden. In de VS is het wettelijk minimumloon al 15 jaar niet meer verhoogd. De middenklasse heeft in die periode alleen maar ingeleverd. Dat is wat er gebeurt als collectief loonoverleg wordt gesaboteerd of niet meer mogelijk is. Dat is wat er gebeurt als steeds minder mensen zich bij een vakbond aansluiten. In België is nog 50 procent van de werknemers vakbondslid, in de VS is het nog amper 6 procent. Hoeveel gerechtvaardigde kritiek je ook kunt hebben op de vakbonden: zonder wordt het alleen maar erger.”

Op het einde van De ongelijkheidsmachine schetst u een doemscenario: door de begrotingstekorten en de druk van de financiële markten zal er flink bespaard moeten worden, door de oorlog in Oekraïne zullen de defensie-uitgaven spectaculair moeten stijgen. Het sociaal beleid zal andermaal de pineut zijn, de ongelijkheid zal toenemen.

“Wedden dat het zo zal zijn? Voor hoeveel wedden we?”

Voor een vervolgetentje?

“Je zult het vlaggen hebben, vriend, want het zal weer hetzelfde liedje zijn: ‘We moeten dringend iets doen aan de ongelijkheid, maar het is er het moment niet voor.’”

U praat en u schrijft niet als een pessimist, maar misschien bent u er wel een?

“Ondanks een lange carrière in de journalistiek ben ik niet cynisch geworden, dat vind ik al een prestatie.”

Hebt u eigenlijk veel vrienden overgehouden aan de journalistiek?

“Nee, weinig. Veel vriendschappen zijn kapotgegaan aan politieke debatten en controverses op het scherp van de snee. En aan tien jaar crisisleven bij De Morgen. (denkt na) Als hoofdredacteur moet je voortdurend tussen de broodheren en de redactie schipperen: niet goed voor de menselijke relaties.”

Denkt u er met spijt aan terug?

“Ja, zeker wel. Daarom probeer ik er niet te vaak aan terug te denken. Je kunt niet blijven hangen in het verleden. Afkicken van mijn nieuwsverslaving, en van mijn positie in het politieke spel, dat heeft nog het langst geduurd.”

Bent u in een zwart gat getuimeld toen dit boek af was?

“Nee, in een fysieke crisis, zoals je hebt gemerkt. Ik zal me moeten herpakken, want de komende herfst staan er een aantal vergaderingen met de vakbonden op de agenda. Mijn boek lijkt te leven in die kringen, ze gaan campagne voeren rond de ongelijkheidsproblematiek. Met de verkiezingen in aantocht vind ik dat wel een leuk vooruitzicht. Je zult zien, we gaan nog revolutie maken.” (lacht)

BIO

• Belgische journalist, schrijver, voormalige studentenleider • geboren op 11 januari 1943 in Mechelen • was van 1978 tot 1991 hoofdredacteur van De Morgen • brak een priesteropleiding in het begin van de jaren zestig voortijdig af • studeerde van 1964 tot 1968 economie aan de KU Leuven • was actief in de acties rond ‘Leuven Vlaams’ • behoorde met Kris Merckx, Ludo Martens en Piet Piryns tot de linkse tak van de studentenbeweging • was voor zijn periode bij De Morgen redacteur