Direct naar artikelinhoud
OpinieOlivier Boehme

Een heilloze familieruzie: woke en nationalisme hebben meer met elkaar gemeen dan op het eerste gezicht lijkt

Olivier Boehme // Pride in Brussel, vorig jaar.Beeld Wouter Van Vooren // Tim Dirven

De hoogmis gisteren van de Vlaamse identiteitscultus kan het niet doen vergeten: nationalisten en ‘identitairen’ op rechts voelen zich uitgedaagd door de wokebeweging. Maar het merkwaardige is dat ze daarmee verwant zijn. Dat schrijft Olivier Boehme, historicus en auteur van onder meer het recent verschenen Scepsis. Over wankelend vooruitgangsgeloof (ASP, 2023).

Enkele jaren geleden kon je op de beelden van een Gay pride-manifestatie in Antwerpen een Vlaams-nationalistische politica met een grote Vlaamse leeuwenvlag in de menigte herkennen. Het was een enigszins grotesk beeld, maar toch minder absurd dan het leek. De vendelzwaaister voelde zich wellicht thuis op een evenement waar anderen zichzelf houvast wilden geven met hun specifieke ‘identiteit’ die ze konden delen met anderen. Ze wilde natuurlijk evengoed het progressieve en open karakter demonstreren van haar Vlaams-nationalisme, dat nog steeds kampt met nare associaties uit het verleden. Ook trachtte ze gewoon stemmen te winnen voor de volgende verkiezingen. Maar hoe dan ook hebben de identitairen, zij die van een identiteit de kern van hun levensbeschouwing maken, iets met elkaar.

Nationalisten willen één natie in hart en nieren, in voelen en denken, in spreken en doen, in stand houden. Alsof die ooit bestaan heeft of ooit kan bestaan. Daarbij schieten ze echter op een bewegend doel. De verschuivingen die zich voltrokken hebben en zich verder voltrekken in de Europese samenlevingen laten nog minder dan voorheen toe welke soort gemeenschappelijke identiteit dan ook vast te leggen.

‘Verlichting’

Mede daarom geven meer gesofisticeerde nationalisten hun zegen aan de huidige methode om te bepalen of iemand echt ‘van hier’ is of wil worden: door te peilen naar de gehechtheid aan de waarden van de Verlichting. Nog daargelaten of de vele belijders van dat discours zich rekenschap geven van de complexiteit van dat historische begrip, sluit zo’n waardendiscours allerminst naadloos aan bij het identiteitsdenken. Het teruggrijpen naar de Verlichting impliceert net de erkenning dat identiteitspolitiek tekortschiet. Het negentiende-eeuwse historisme daarentegen ontwaarde overal aan tijd en plaats gebonden fenomenen. Het volksnationalisme dat toen tot ontwikkeling kwam, plaatste mensen in hokjes aan de hand van ‘nationale’ kenmerken. Beide tendensen vormden zo al geen aanval op, dan toch een fundamentele kanttekening bij de Verlichting en haar universalisme. En woke is een nieuw station langs dat spoor.

Samenleving van minderheden

In zijn nog steeds actuele boek Identity (2018) kwam de Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama tot de vaststelling dat emotionele vereenzelviging met een identiteit redelijke argumentatie verdringt. Uitspraken worden niet getoetst op hun waarheidsgehalte, maar op de mate waarin ze die identiteit kwetsen. Het uitspelen van identiteiten heeft de Amerikaanse democratie zodanig gepolariseerd dat dagelijks bestuur ‘een exercitie in crisisdiplomatie’ is geworden. Wat doorgaat als ‘politieke correctheid’ heeft volgens Fukuyama de kloof tussen links en rechts heel diep gemaakt, groepen aan beide zijden daarvan zijn zich steeds meer in hun eigen ‘identiteit’ beginnen opsluiten. Daarin ziet hij een bedreiging voor de mogelijkheid tot communicatie en collectieve actie. Fukuyama erkent met die analyse nu zelf dat de overbrugging van alle tegenstellingen door één liberale ideologie, die hij na 1989 verkondigde, een illusie was.

In datzelfde Amerika ergerde de historicus Arthur M. Schlesinger Jr zich er al eind vorige eeuw over hoe er meer en meer een samenleving van minderheden werd gebouwd. Schlesinger, een zowel academisch als politiek invloedrijke figuur en voor zijn eigen begrip progressieve geest, zag met lede ogen aan hoe er minder en minder sprake was van consensus over doel en inrichting van de Amerikaanse democratie. Groepen die zich gemarginaliseerd hadden gevoeld, evolueerden naar regelrecht anti-occidentalisme en wedijverden in fanatisme met blanke monoculturalisten. Voor een liberale middenpositie zoals die van Schlesinger verkrapte de ruimte. Deze afstammeling van Duitstalige en Joodse voorouders streefde zelf naar een evenwichtig relaas over de Amerikaanse cultuur en geschiedenis. Het debat dat hij hielp aanzwengelen, zag hij echter verworden tot een strijd om fysieke en ideële beelden en symbolen.

Taal en beelden

Die symbolenstrijd focust sterk op de taal. Een hele reeks termen die voorheen onproblematisch waren, zijn door de negatieve semantiek die daarin wordt ontwaard in de ban gedaan. De adepten van de ‘politieke correctheid’ geloven sterk in het belang de taal te hervormen om de hele samenleving op een ander spoor te brengen. Maar het is niet bij taal gebleven. Er is ook al een echte beeldenstorm ontketend, letterlijk en figuurlijk: het gaat om een fel gepolariseerde strijd over de beeldvorming van het verleden. Terwijl aan onze kant van de Atlantische Oceaan nationale canons in stelling worden gebracht, halen anderen standbeelden van uit de gratie gevallen historische figuren omver.

Vormt het hokjesdenken van het volksnationalisme het adequate antwoord op het hokjesdenken van woke? Of gaat het tussen beide eerder om een heilloze familieruzie?