Direct naar artikelinhoud
InterviewTheo van Tilburg

Deze wetenschapper doet al 35 jaar onderzoek naar eenzaamheid: ‘Een van de problemen is dat mensen steeds langer thuis wonen’

De aanpak van eenzaamheid kan een stuk beter, zegt socioloog Theo van Tilburg, die in 1978 als stagiair in aanraking kwam met het onderwerp.Beeld Peter Valckx

Theo van Tilburg verdiepte zich zijn loopbaan lang in eenzaamheid. Bij zijn afscheid deelt de Nederlandse hoogleraar sociologie nog een keer zijn lessen. ‘Ouderen zijn minder eenzaam dan vroeger.’

Lange eettafels vol pasta en olijfolie, voetballende hoogbejaarden in een boomgaard of op een dorpspleintje. Wie kent niet dit beeld van mediterrane gezelligheid uit reclames? Geen wonder dat veel mensen het idee hebben dat oudere inwoners van landen als Italië een stuk minder eenzaam zijn dan hun West-Europese leeftijdsgenoten. “Als ik bij lezingen vraag wie dit ook denkt, steekt 90 procent zijn hand omhoog”, zegt de Nederlandse socioloog Theo van Tilburg (1956).

Het tegenovergestelde is waar, zag de hoogleraar in een van zijn studies. Italiaanse ouderen bleken juist veel eenzamer. Van Tilburg was verbaasd, maar zijn Italiaanse collega’s allerminst. “Het ziet er misschien gezellig uit, maar Italiaanse ouderen ervaren veel sociale druk. Men móét zorgen dat dat bord pasta klaar staat. Bij je kinderen intrekken voelt ook als een verplichting. De verwachtingen zijn torenhoog.”

Van Tilburg maakte zijn levenswerk van het onderwerp. In 1978 kwam hij er als stagiair voor het eerst mee in aanraking, 45 jaar later sluit hij zijn carrière ermee af, nu hij met emeritaat gaat. Al die jaren was hij werkzaam aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Saai? “Bijna alles om mij heen verandert voortdurend”, schrijft hij in zijn afscheidsrede, van studenten tot onderzoekssamenwerkingen.

Waar komt uw fascinatie voor dit vakgebied vandaan?

“Dat zit hem in het sociologische aspect. Eenzaamheid is iets wat een individu ervaart, maar om het fenomeen te begrijpen moet je ook kijken naar de context waarin het optreedt. Die spanning vind ik fascinerend. Denk aan maatschappelijke factoren – van iets kleins als het gezin tot grote ontwikkelingen in de samenleving zoals ontzuiling. Of familie. Die kan je omarmen, maar je ook te hard dichtknijpen.”

Wanneer ben je eenzaam?

“Eenzaamheid kent twee aspecten: sociaal en emotioneel. Sociale eenzaamheid gaat over of mensen zich ingebed voelen in een netwerk, zoals van familie en vrienden. Emotionele eenzaamheid gaat meer over of er een unieke persoon voor je is, iemand met wie je het gezellig hebt. Dat kan een partner zijn, maar ook een kind of een goede vriendin.

“Eenzaamheid heeft vaak een U-vormig verloop tijdens iemands leven. Als je jong bent – een jaar of 16 – is hij hoog, tijdens de middelbare leeftijd neemt hij weer af, en bij hoogbejaarden is hij verreweg het hoogst. Zelf heb ik mij ook licht eenzaam gevoeld tijdens mijn adolescentie; toen had ik een matige verstandhouding met mijn ouders en last van een pester op de sportclub.”

Ouderen bij ons zijn minder eenzaam dan vroeger, zag u. Hoe komt dat?

“Door een combinatie van factoren. Ouderen blijven langer gezond en zijn ook actiever in vergelijking met vroeger; ze werken langer door en doen meer aan sport en cultuur. Die toegenomen maatschappelijke participatie draagt bij aan een hogere eigenwaarde en meer greep op het leven en een groter en diverser sociaal netwerk. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat dit eenzaamheid tegengaat.”

Is eenzaamheid een probleem?

“Jazeker. Mensen zijn ongelukkig als ze eenzaam zijn, het is helemaal niet leuk. Ze zijn ook vaker depressief. Er is keihard bewijs dat eenzaamheid de gezondheid aantast en de kans op vroegtijdig overlijden vergroot. Er zijn ook aanwijzingen dat het tot meer zorgkosten leidt. Mensen gaan eerder met vage klachten naar de huisarts of spoedeisende hulp.”

Is objectief vast te stellen of iemand eenzaam is?

“Voor ons onderzoek gebruiken we vragenlijsten, zoals de De Jong-Gierveld-eenzaamheidsschaal. Mensen moeten aangeven of ze het eens zijn met elf stellingen, zoals ‘Ik ervaar een leegte om mij heen’ of ‘Vaak voel ik me in de steek gelaten’. Deze eenzaamheidsschaal is heel robuust, of je nu mannen of vrouwen onderzoekt, of mensen met een autochtone of een migratieachtergrond.

“Het sterke van ons onderzoek is dat het longitudinaal is. Dat betekent dat we mensen lang volgen, soms al meer dan dertig jaar; de oudsten lopen tegen de 100. Daardoor krijg je een goed beeld van hoe mensen veranderen door de jaren heen. Deelnemers blijven ook zeer trouw; als ze twee keer een vragenlijst hebben ingevuld, vallen ze zelden meer uit.”

De bevolking vergrijst. Daardoor zou een eenzaamheidsepidemie dreigen. We krijgen er immers steeds meer eenzame ouderen bij.

“Maar ook steeds meer niet-eenzame. Epidemie is daarom denk ik een te groot woord. Een van de problemen is dat mensen steeds langer thuis wonen. Tot een bepaalde leeftijd is dat prima, als ze nog vitaal zijn. Maar op een gegeven moment zijn beschermde woonvormen zoals verzorgingsinstellingen soms beter voor hun welbevinden. Je ziet veel mensen daar weer opknappen.”

Initiatieven tegen eenzaamheid zijn niet altijd zinvol, zegt u.

“Inderdaad. Er zijn heel veel lokale initiatieven – van fietsmaatjes en een ‘babbelbankje’ tot groepsmaaltijden – maar die worden vaak niet geëvalueerd. En als dat wel gebeurt, blijken ze vaak niet te werken. Tijdens een maaltijd raken mensen misschien even met elkaar in gesprek, maar daarmee is hun eenzaamheid nog niet weg. Het contact is daar vaak te vluchtig voor. Bovendien verander je iemands sociale context niet.”

Hoe moet het dan wel?

“Het helpt al als mensen van tevoren nauwkeurig beschrijven waarom ze denken dat die maaltijd werkt, inclusief alle tussenstapjes. Iemand moet eerst komen opdagen voor zo’n groepsdiner, daarna met iemand aan de praat raken – en dat gesprek moet over meer gaan dan alleen het weer. Vervolgens moet het contact ook een duurzaam karakter krijgen om van zinvolle betekenis te zijn.”