Direct naar artikelinhoud
OpinieJeugdhulp

Noodkreet uit de jeugdhulp: ‘We maken het heden van kinderen kapot, en nemen hun toekomst af’

(archiefbeeld)Beeld steven richardson

Jennifer Diricken & Florian Van Campenhout zijn ervaren jeugdhulpverleners. Zij werken bij Pleegzorg Vlaams-Brabant en Brussel.

“Hallo, ik ben 10 jaar. Samen met mijn zusje dat vijf is werd ik thuis weggehaald omdat mama en papa vaak ruziemaakten, veel problemen hadden en daardoor niet goed voor ons konden zorgen. Andere volwassenen zeiden dat ze op zoek gingen naar een plek waar er beter voor ons gezorgd zou worden. Dat lijkt niet gemakkelijk. Eerst gingen we naar een centrum met andere kinderen, daarna naar een ander centrum met weer andere kinderen, andere begeleiders en andere afspraken. Dan even terug bij mama en papa, daarna in een pleeggezin om te zien of we van daaruit terug naar huis konden en nu wonen we in een ander, tijdelijk pleeggezin, zodat de volwassenen kunnen uitzoeken waar we nadien langer mogen blijven, maar zeker niet bij papa. Mama is ondertussen gestorven. We moeten dus opnieuw verhuizen, maar nog niemand heeft een plek voor ons gevonden. Dat ik niet weet waar ik binnenkort zal wonen en of ik zal kunnen samenblijven met mijn zusje maakt me bang en verdrietig.”

Dit is het verhaal van twee jonge kinderen uit Vlaams-Brabant. Liefst wordt voor hen een vast pleeggezin gevonden waar ze samen naartoe kunnen. De realiteit is echter dat het aanbod van gezinnen die twee kinderen van deze leeftijd kunnen opnemen zo beperkt is, dat de kans dat dit gevonden wordt, bijna onbestaande is. Een andere optie is om hen samen in een leefgroep op te nemen. Helaas zijn de wachtlijsten hier zo lang, dat de kans momenteel groot is dat de kinderen zullen gescheiden worden en/of terechtkomen in het crisiscircuit. Dit betekent dat ze om de twee weken naar een andere plek zullen verhuizen. Zonder perspectief, zonder stabiliteit, zonder vertrouwde personen: de basiszorg die elk opgroeiend kind nodig heeft en verdient. Maar ook het crisisaanbod is helemaal vastgelopen en structureel ontoereikend. Wetende dat iedere overplaatsing een traumatische ervaring is en dat werken aan herstel enkel kan als er vertrouwde, stabiele figuren aanwezig zijn, wordt al snel duidelijk welke extra schade er deze kinderen berokkend wordt omdat onze maatschappij hen geen gepaste opvang biedt.

Het is één van de vele schrijnende verhalen waar jeugdhulpverleners haast dagelijks mee geconfronteerd worden. Ze hebben allemaal één ding gemeen; vanuit de hulpverlening staan we gefrustreerd vanop de eerste lijn toe te kijken hoe we er als maatschappij toe bijdragen dat kinderen hun zwaar verleden meetorsen, hun heden kapotgemaakt en hun toekomst afgenomen wordt.

Kinderen die in de jeugdzorg belanden, hebben het vaak moeilijk van in het prille begin. Ze worden geboren in omstandigheden die ervoor zorgen dat ze de wereld ervaren als een onveilige plek en dat volwassenen niet te vertrouwen zijn. De verschrikkelijke denkfout dat zij zelf de oorzaak van alle problemen zijn, nestelt zich langzaamaan in hun ziel. Vanuit dat mensbeeld ontwikkelen ze gedrag dat als problematisch wordt ervaren. Hetzij door iedereen ver van hen weg te duwen, hetzij door zich onzichtbaar te maken. Dit vergroot de kans op het ontwikkelen van psychische moeilijkheden, sociale stoornissen, verslavingsproblematieken enzovoort.

Gehoord

Daarnaast verlaten gemotiveerde hulpverleners al te vaak de sector. Omdat ze moe zijn, ontgoocheld, gedesillusioneerd, perspectieven voor structurele oplossingen missen. Omdat ze de pijn niet meer kunnen verdragen van al wat onder hun eigen ogen zo verkeerd loopt. Maar ook omwille van een gebrek aan ondersteuning en erkenning. Willen we de sterkste schouders aan boord houden, dan moet daar iets tegenover staan. Mensen moeten het gevoel hebben dat hun werk een verschil maakt. Dat het niet gewoon dweilen met de kraan open is.

We klagen niet veel als sector, zelfs niet over de karige verloning. Staken of de boel plat leggen, doen we ook niet, wetende welke schade we de kinderen aandoen als politie of anderen leefgroepen moeten bemannen omdat wij strijden voor betere arbeidsvoorwaarden en werkmiddelen. Maar als we allen in stilte de job verlaten, worden de kinderen waar we zo om geven ook niet geholpen. Het is dus onze plicht ervoor te zorgen dat we gehoord worden, dat de sector georganiseerd wordt op een manier dat we er niet gedegouteerd hoeven uit te stappen.

Welke investeringen er de afgelopen jaren ook gebeurd zijn, het is structureel ontoereikend en het hele systeem werkt niet zoals bedoeld. Niet voor ons als hulpverleners en niet voor de kinderen die er op rekenen. De realiteit toont dat er dringend nood is aan betere ondersteuning van pleeggezinnen, ook financieel, zodat meer gezinnen hun huis durven en kunnen open te stellen. Aan kleinschalige opvanginitiatieven, aan bredere therapeutische omkadering van leefgroepen en ambulante diensten. Aan meer investering in contextbegeleiding en hulp aan huis. Aan uitbreiding en betere afstemming van het crisisaanbod. En aan ervaren jeugdhulpverleners.

Ieder kind dat op de juiste manier geholpen wordt, is een investering in de maatschappij die zich terugbetaalt. Ook wanneer je als kind een moeilijke start kent, kun je met de juiste hulp uitgroeien tot een volwassene die de kracht vindt om volwaardig deel uit te maken van onze maatschappij. Wanneer je vanaf het begin door de maatschappij in de steek gelaten wordt, is het een pak moeilijker om deze kansen te grijpen.